Zuid-Afrikaanse letterkunde in het curriculum

  • 0

Een verkennend onderzoek naar het potentieel van Breyten Breytenbach en Klara du Plessis in de Nederlandse bovenbouwklassen van havo en vwo

Pieter van der Giessen (student, Universiteit Leiden)

Inleiding en theoretisch vertrekpunt

Het Afrikaans vertoont veel verwantschap met het Nederlands. De taal wordt weleens een zuster- of een dochtertaal genoemd van het zeventiende-eeuwse Nederlands. De Nederlandse vestiging bij Kaap de Goede Hoop en de koloniale geschiedenis die daarna volgde maakten dat deze taal kon ontstaan aan de zuidpunt van Afrika (Van der Wal & Van Bree, 2014, p.374). Het Afrikaans en het Nederlands hebben zich elk op hun eigen manier ontwikkeld, waardoor er naast veel overeenkomsten natuurlijk ook belangrijke verschillen bestaan (Van der Wal & Van Bree, 2014, p.45).                                       

Yves T’Sjoen, hoogleraar moderne Nederlandse letterkunde aan de Universiteit Gent, pleit voor een literatuurwetenschappelijke studie die is gericht op de contactgeschiedenissen tussen talen. Ontwikkelingen in nationale literaturen staan nooit op zich: buitenlandse letteren en vertalingen van anderstalige literatuur hebben hier invloed op (T’Sjoen, 2025, pp.4-5). Intermediairs zoals schrijvers, uitgevers en vertalers moeten in dat opzicht als sleutelfiguren worden beschouwd. Er is ook een institutionele benadering van het internationaal literair verkeer mogelijk: welke rol spelen instituties in de (geschiedenis van) contacten tussen verschillende nationale literaturen? Instituties kunnen in elk geval bijdragen aan de organisatie van contacten.

De Nederlandse letterkundige Odile Heynders (Universiteit Tilburg) bestempelt het Afrikaans als ‘een taal die ik ken en toch vreemd is.’  Ze noemt het ‘een taal die vloeiend is en de tragiek van koloniale geschiedenis in zich draagt’ (Heynders, 2009, pp.61-62). Gezien de taalhistorische band met het Nederlands zijn er vele mogelijkheden voor scholieren in het Nederlandse voortgezet onderwijs om vergelijkend onderzoek te verrichten, juist omdat de taal min of meer gekend/verstaanbaar is maar toch vreemd blijft. Een comparatieve aanpak tussen het Nederlands en het Afrikaans biedt veel onderzoekslijnen: met name voor de geschiedenis- en letterkundelessen levert de band tussen het Afrikaans en het Nederlands bijzonder interessant comparatief studiemateriaal. In dit essay verken ik deze mogelijkheden en ik probeer aan te tonen dat de Afrikaanse letterkunde interessante perspectieven biedt voor de curricula in het Nederlandse onderwijs.     

Allereerst reflecteer ik kort over de diverse mogelijkheden in het middelbaar onderwijs, daarna werk ik twee concrete casussen uit. Er worden twee lessen voorgesteld die mogelijkerwijs op de middelbare school kunnen worden gebruikt. Het zijn losse aanzetten die verder kunnen worden uitgewerkt. In de eerste les staat de internationaal gerenommeerde dichter en politieke activist Breyten Breytenbach centraal. De tweede les staat in het teken van een hedendaagse dichter: de Canadees-Zuid-Afrikaanse Klara du Plessis. Op deze wijze poog ik een brug te slaan tussen de Nederlandse scholieren en het studiedomein van de Afrikaanse letterkunde en ik verken de mogelijkheden tot contact. Uiteraard zijn er nog tal van andere casussen bespreekbaar buiten mijn hier uitgewerkte ideeën en functioneert deze verkenning hoogstens als een aanzet.              

De verkenning is het resultaat van een werkopdracht voor het vak “Zuid-Afrikaanse Letterkunde”, dat onderdeel is van de vrije keuzeruimte in de Leidse bacheloropleiding Nederlandse Taal en Cultuur. Literaire bemiddeling was de rode draad doorheen de cursus: hoe zijn wij, taal- en cultuurstudenten, in staat om deze bemiddeling tussen de Afrikaanse literatuur en de Lage Landen te verkennen en zelfs te faciliteren? Deze verkenning dient dit doel: enige mogelijkheden die bijdragen aan meer bekendheid en waardering van de Afrikaanse letterkunde in Nederland worden onder de loep genomen.

Afrikaanse en Engelse literatuur – mogelijkheden op school

Het Zuid-Afrikaanse meertalige literatuursysteem is behalve linguïstisch ook cultureel en etnisch complex. Het land kent maar liefst elf erkende talen en samen met de gebarentaal is het aantal officieel erkende talen intussen twaalf (Schaffer, 2024, p.5). Deze veelzijdigheid maakt dat ik keuzes moet maken voor mijn verkenning. Uiteraard behoren het Afrikaans en het Engels ook tot de officieel erkende talen en zal ik me in dit essay met name richten op poëzie en proza die in beide talen zijn verschenen. Deze talen sluiten immers het beste aan op de curricula van Nederlandse middelbare scholen en bieden mogelijkheden voor het slaan van bruggen en het stimuleren van contactmomenten.

Meerdere hedendaagse (Zuid-)Afrikaanse dichters publiceren (gedeeltelijk) in het Engels. Een voorbeeld is het werk van Klara du Plessis. In veel van haar werk maakt de dichter gebruik van zowel het Engels als het Afrikaans. Dit zorgt ervoor dat deze poëzie geschikt is voor de lessen Engels in de bovenbouw van de havo en het vwo. We hebben immers te maken met literatuur in de oorspronkelijke taal. Leerlingen in de bovenbouw van de havo zijn wettelijk verplicht minimaal drie Engelstalige literaire werken te lezen (College voor toetsen en examens, 2025a, p.21). Voor leerlingen van het vwo ligt dat aantal wat hoger. Concluderend is het mogelijk om deze Engelstalige werken te lezen voor de leeslijst. Docenten kunnen de titels aandragen en hun leerlingen kennis laten maken met een heel scala aan Zuid-Afrikaanse dichters.                                                                    

De reeds in de inleiding beschreven overeenkomsten tussen het Afrikaans en het Nederlands bieden zoals gezegd mogelijkheden in de literatuurlessen Nederlands. De vele overeenkomsten tussen beide talen nodigen uit tot contact tussen de respectievelijke taalgebruikers. Wat van belang is, is het kennis nemen van elkaars literatuursystemen. De historische wisselwerking tussen en de afzonderlijke ontwikkeling van beide talen zorgt ervoor dat het Afrikaans bijzonder interessant is voor en aandacht verdient in het schoolvak Nederlands op middelbare scholen. Zowel de taalkundige aspecten als de literatuur kunnen mogelijkerwijs aan bod komen. In welke mate komen bepaalde taalkundige verschijnselen overeen? Op welk vlak verschillen de literatuursystemen en waar komen deze overeen? Dit zijn belangrijke en interessante vragen en zeker op punten van contact of uitwisseling zijn hier veel zinnige dingen over te zeggen.

In de bovenbouw van havo en vwo wordt ruimte besteed aan de Nederlandse literatuur. Wettelijk gesproken moeten er op de havo acht literaire werken worden gelezen (College voor toetsen en examens, 2025b, p.11) en op het vwo twaalf (College voor toetsen en examens, 2025c, p.17). Niettegenstaande Afrikaanse poëzie en proza uiteraard niet meteen in een module Nederlands thuishoren, bestaat er voor deze literatuur geen optie met betrekking tot de leeslijst. Wél kan men op zoek gaan naar overeenkomsten en kunnen bruggen worden geslagen tussen de Nederlandse en de Afrikaanse literaire wereld. Mogelijke onderwerpen houden verband met de bemiddelende functies van Nederlandse schrijvers zoals Adriaan van Dis en Gerrit Komrij. Hun betrokkenheid bij de Afrikaanse letteren maakt deel uit van hun publieke rol als schrijver.

Naast de talenvakken biedt het Afrikaans mogelijkheden voor het vak Geschiedenis. De Afrikaanse taal is immers een rechtstreeks product van de Europese expansiedrift en de koloniale onderdrukking die in de loop van de geschiedenis daaruit voortgekomen zijn (Van der Wal & Van Bree, 2014, p.374). Een gedicht of een prozafragment is heel goed in staat om het gesprek over dit onderwerp op gang te brengen. Het ontstaan van het Afrikaans is immers te beschouwen als een rechtstreeks gevolg van (intercontinentale) contactgeschiedenis.

Nu verschillende mogelijkheden voor lessen onder de loep zijn genomen, wil ik een en ander meer concreet maken. Hoe kunnen we de stemmen van (Zuid-)Afrikaanse dichters laten klinken in het klaslokaal in Nederland?

Breyten Breytenbach en de autonomie van de kunst

Eén van de bekendste Zuid-Afrikaanse dichters is Breyten Breytenbach (1939-2024). Zeker in de Lage Landen klonk zijn naam veelvuldig: zijn werk is veel vertaald en uitgegeven. Iemand als Adriaan van Dis speelde een belangrijke rol in het vertalen van Breytenbachs werk. In de Afrikaanse literatuurgeschiedenis wordt Breytenbach verbonden aan de Beweging van de Sestigers: een Afrikaans equivalent van de Nederlandse Vijftigers. Tussen deze twee bewegingen bestond veel contact. In 1980 verscheen de bundel Vingermaan, opgedragen aan de gedetineerde anti-apartheidsmilitant met bijdragen van de meest prominente Vijftigers (Lucebert, Gerrit Kouwenaar en Bert Schierbeek) en ook Rutger Kopland en H.C. ten Berge. De Beweging van Sestig kenmerkt zich door het politiek-maatschappelijke engagement dat in veel van het werk van deze schrijvers te ontwaren is. Breytenbach ontwikkelde zich samen met onder meer Adam Small en Ingrid Jonker tot felle anti-apartheidsdichters. Zij verzetten zich tegen het autocratische politieke systeem dat Zuid-Afrika tussen 1948 en 1990 in zijn greep hield. De overeenkomsten en verschillen tussen de Nederlandse Vijftigers en de Zuid-Afrikaanse Sestigers lenen zich goed voor een les literatuurgeschiedenis. Er kan gekeken worden naar contactmomenten: wanneer troffen deze dichters elkaar, wat trok hen in elkaars werk aan, is er sprake van invloed, van gemeenschappelijke referentiekaders?

Breytenbach wordt in Nederland veelal verbonden met dit verzet tegen het apartheidsregime: zijn politieke engagement lijkt hier te lande in de kritische receptie vooral te prevaleren boven zijn artistieke realisaties. In een eerder (ongepubliceerd) onderzoek van mijn hand stonden de necrologieën over Breytenbach, overleden in Parijs op 24 november 2024, in de Nederlandse kwaliteitskranten centraal (Van der Giessen, 2025). De nadruk op de politiek geëngageerde kant van het schrijverschap van Breytenbach komt in de meeste overlijdensberichten veelvuldig aan de orde: zijn verhouding tot het politieke regime in Zuid-Afrika en zijn Afrikaner-identiteit voeren de boventoon in de in memoriams. Met name in de Volkskrant, NRC en Het Parool komt dit beeld dan ook steevast terug. Breytenbachs artistieke veelzijdigheid wordt daarentegen veel meer benadrukt in Trouw. Dit andere perspectief heeft onder meer te maken met de geraadpleegde bronnen. Adriaan van Dis, lange tijd een vriend van Breytenbach die veel van zijn werk vertaald heeft, geeft waardevolle aanvullingen op het dominante beeld van Breytenbach in Nederland. Hiermee wordt, naast de politiek-maatschappelijke kant van de publieke figuur, het belang van de taalvernieuwing in Breytenbachs lyriek aangestipt.                                                

Literatuurlessen lenen zich uitermate voor het verwerven van historische kennis: de politiek-geschiedkundige context kan immers onontbeerlijk zijn voor het begrip van literaire werken en andere vormen van kunst. Tegen deze achtergrond bieden het werk van Breytenbach en de receptie in de Lage Landen boeiend materiaal voor discussies over de autonomie van de kunst. Het dominante beeld van de geëngageerde dichter Breytenbach biedt een goed vertrekpunt. Ook kunnen inzichten van de Franse literatuurwetenschapper Roland Barthes bijvoorbeeld in dit kader worden besproken. Aan de hand van de beeldvorming over Breytenbach en de hier aangehaalde necrologieën kan een interessant gesprek worden gevoerd: in welke mate moet een kunstenaar beoordeeld worden op zijn politieke stellingname? Moet het werk in dit licht worden gezien? Barthes heeft de auteur immers dood verklaard en stelt dat de auteur van een tekst nooit in de tekst gezocht moet worden (Vaessens & Bijl, 2013, pp.53-56). Die literatuurwetenschappelijke visie, waarvan Barthes later is teruggekomen, kan perfect in verband met Breytenbach worden bekeken.

Mijn keuze voor Breytenbach heeft met de canonieke status van zijn werk te maken. Het Dit heeft onder meer te maken met de (ruime) beschikbaarheid van zijn teksten in het Nederlands, maar ook met de expliciete verbinding die tussen kunst en het verzet tegen het apartheidssysteem gemaakt kan worden. Andere dichters lenen zich ook uitermate goed voor eenzelfde opzet: Ingrid Jonker (1933-1965), Adam Small (1936-2016) en andere auteurs die tot de Beweging van Sestig worden gerekend, leveren interessante gevalstudies op.

Klara du Plessis: meertaligheid en discussie

Een in Nederland nog tamelijk onbekende dichter is de in Montreal geboren Klara du Plessis. Du Plessis debuteerde met de dichtbundel Ekke (2018) en viel hier flink mee in de prijzen. In Canada ontving ze de Pat Lowther Memorial Award. Recent is er werk van haar hand opgenomen in de bloemlezing “O se boloke/Bescherm ons”. Stemmen uit Zuid-Afrika, samengesteld door de Nederlandse dichter en letterkundige Alfred Schaffer. Hierin zijn twee fragmenten uit langere gedichten uit het Engels in het Nederlands vertaald.

De Engelstalige publicaties van Du Plessis zijn geschikt leesmateriaal voor het schoolvak Engelse taal & literatuur. In veel van Du Plessis’ werk staan diverse talen naast elkaar, met name Engels en Afrikaans, maar ook Perzisch in de bundel G (2024, samen met Khashayar Mohammadi). De meertaligheid van het werk kan het uitgangspunt zijn voor een interessante discussie: wat is de literaire functie van taalvermenging of translanguaging? Maakt poëzie die in meerdere talen is verschenen nog deel uit van een enkel(talig) literatuursysteem? Du Plessis’ poëtica kan ook dienen als startpunt voor een gesprek. Zo stelt zij: ‘Poetry does not only exist fetishized as text, but functions as an embodied and relational ecosystem of making, sounding, documenting, and remaking, frequently in dialogue with audiences’ (website Du Plessis, z.d.). De schrijfster verkent de mogelijkheden van poëzie buiten het klassieke medium van de gedrukte tekst. Dit opent het gesprek naar genres als spoken word en naar andere auditieve vormen van poëzie.

Verder kan het werk van Du Plessis gebruikt worden in het aanreiken van een literair begrippenapparaat. Docenten maken immers altijd een keuze met welk werk ze dit apparaat aanbieden en illustreren. Suggesties zijn het zoeken naar centrale thema’s en het speuren naar foregrounding en vormen van deviatie (Van Boven & Dorleijn 2013, pp. 54-72). Andere mogelijkheden bevinden zich op het terrein van klankherhalingen, metrum en rijm (Van Boven & Dorleijn, 2013, pp.121-131). Naast Britse en Amerikaanse dichters is het dus mogelijk om Zuid-Afrikaanse dichterlijke stemmen te gebruiken die oorspronkelijk in het Engels publiceren, maar tegelijkertijd in andere talen. De praktijk van de literatuurlessen in het schoolvak Nederlands is tamelijk heterogeen: docenten hebben veel vrijheid in de te behandelen teksten (Dera, 2019, p.7). Het kan niet anders of deze conclusie heeft ook betrekking op andere taalvakken. Door het kiezen van een werk van een Zuid-Afrikaanse dichter bestaat de mogelijkheid om een internationaal literair contactmoment te onderzoeken, in dit geval tussen taal en ook twee continenten (Canada/Zuid-Afrika).

Tot slot

In dit essay heb ik in navolging van het onderzoek van Yves T’Sjoen gepleit voor de analyse van veelvuldige contacten tussen de Afrikaanse literatuur en Nederlandse lezers. Ik koos voor een institutionele benadering en heb me vooral gericht op Nederlandse leerlingen op de middelbare school in de bovenbouw van de havo en het vwo en de rol die het curriculum van verschillende vakken kan spelen in het bestuderen van meertalige contacten. Met name de vakken Nederlands en Engels én geschiedenis bieden opties.           

De relatief grote vrijheid van docenten in de talenvakken maakt het mogelijk om  werken uit het Zuid-Afrikaanse (Afrikaanse/Engelse) literatuursysteem te behandelen in de klas. Voor het vak Engels kan de Engelstalige poëzie zonder problemen worden gebruikt, bijvoorbeeld het werk van Klara du Plessis, alsmede actuele discussies over poëticale opvattingen in diverse literatuursystemen en literaire meertaligheid.

In het curriculum van Nederlands moet een uitstapje worden gemaakt. Gezien de overeenkomsten tussen het Nederlands en het Afrikaans voorzie ik weinig problemen: het Afrikaans is een zuster- of dochtertaal van het Nederlands en levert interessant analysemateriaal. Er kunnen bijvoorbeeld dichters en teksten actief in verschillende talen en culturen met elkaar worden vergeleken. Hiernaast kan het schrijverschap van Breytenbach fungeren als startpunt van een reeks intrigerende lessen: het beeld van zijn geëngageerde werk in de Lage Landen vormt een bijdrage aan discussies over autonomie in de kunst. Ook kan de sleutelrol van vertalers en uitgevers worden besproken in de transnationale beeldvorming.                     

De uitgewerkte casussen hebben te maken met cultuurbemiddeling: het zijn mogelijke manieren om Nederlandse lezers in contact te brengen met Afrikaanstalige literatuur. Het is gebleken dat de Afrikaanse taal- en letterkunde voer is voor boeiende gesprekken met leerlingen. Daarbij moet worden gedacht aan contextuele kennisoverdracht over politiek en maatschappij. Uiteraard zijn er nog talrijke andere voorbeelden met betrekking tot schrijvers en teksten dan beide gevallen die ik in mijn verkennend werkstuk naar voren haalde die precies hetzelfde leerdoel kunnen bewerkstelligen. Een voorzet is hiermee hopelijk gegeven.

Bibliografie

Boven, E. van, & G. Dorleijn (2013). Literair Mechaniek. Inleiding tot de analyse van verhalen en gedichten. Derde herziene druk. Bussum: Couthino.

Dera, J. (2019). De praktijk van de leeslijst. Een onderzoek naar de inhoud en waardering van literatuurlijsten voor het schoolvak Nederlands op havo en vwo. Amsterdam: Stichting Lezen.

College voor toetsen en examens (2025a). Moderne vreemde talen havo. Syllabus centraal examen 2025.

College voor toetsen en examens (2025b). Nederlands (4F) havo. Syllabus centraal examen 2025.

College voor toetsen en examens (2025c). Nederlands (4F) vwo. Syllabus centraal examen 2025.

Du Plessis, K. (z.d.). About. Geraadpleegd op 28 april 2025: https://www.klaraduplessis.com/

Giessen, P.W. van der (2025). Voorgoed naar het paradijs. Een onderzoek naar de berichtgeving van Breyten Breytenbachs overlijden in Nederlandse kranten [ongepubliceerd essay]. Universiteit Leiden.

Heynders, O. (2009). Gedicht en publiek. Ingrid Jonkers ‘Die kind wat doodgeskiet is deur soldate bij Nyanga’. In Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur 56, pp. 40-46.

Schaffer, A. (2024). DW B (4), O Se Boloke. Bescherm ons. Stemmen uit Zuid-Afrika. Kalmthout: Pelckmans uitgevers.

T’Sjoen, Y. (2025). Twee overzijden. Literaire vraaggesprekken op de brug tussen Afrikaans en Nederlands. Gent: Academia Press [in voorbereiding].

Vaessens, T., & P. Bijl (2013). I. Grondslagen. In J. Rock, G. Franssen & F. Essink (reds.), Literatuur in de wereld. Handboek moderne letterkunde. Nijmegen: Vantilt.

Wal, M. van der, & C. van Bree, (2014). Geschiedenis van het Nederlands. Houten: Spectrum.

Met veel dank aan prof. dr. A.P. Roux: de cursus Zuid-Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit Leiden stond dit collegejaar onder zijn bezielende leiding. Ook prof. dr. Y. T’Sjoen ben ik erkentelijk: hij onderwierp zich meermaals aan ons vragenvuur en redigeerde deze tekst.

Lees ook:

Brief en repliek: Inhoudsopgawe

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top