Uit mijn leesdagboek deel ik zes notities over mijn lezerservaring van Plunder.
#1 Bij het ochtendgloren verneem ik het bericht dat Carien Smith voor de verhalenbundel Bot (Tafelberg) de UJ Debuutprys 2023 ontvangt. Antjie Krogs jongste poëziebundel Plunder is bekroond met de UJ Prys 2023, één jaar na Dol heuning van S.J. Naudé, de latere Hertzogprys-laureaat. Het is de tweede UJ-bekroning voor Krog: ook Kleur komt nooit alleen nie (2001) is onderscheiden met de prestigieuze literaire prijs van de Universiteit van Johannesburg.
Op Versindaba deelde ik vorige week in de aanloop naar de bekendmaking door het comité een paar persoonlijke bedenkingen: https://versindaba.co.za/2023/03/27/yves-tsjoen-prismatische-schittering-van-poezie-in-een-meertalig-afrikaans/
#2 Momenteel schrijf ik aan een essaybundel over Antjie Krog en de Lage Landen. Op Voertaal is een paar weken geleden een eerste notitie verschenen: over de ontstaansgeschiedenis van Plunder, als dialoog met het beeldend werk van de Belgische kunstenaar Berlinde De Bruyckere. De expositie in Montpellier en de bijbehorende kunstcatalogus Plunder|Ekphrasis (2022) was voor de Zuid-Afrikaanse auteur een uitdaging en een inspiratie (https://www.copyrightbookshop.be/en/shop/berlinde-de-bruyckere-piller-ekphrasis/).
In mijn artikel toon ik aan hoe Plunder artistiek correspondeert met beelden in het indrukwekkende oeuvre van De Bruyckere (https://voertaal.nu/plunder-artistieke-samenwerking-tussen-berlinde-de-bruyckere-en-antjie-krog-antjie-krog-notitie-1/).
De genese van een reeks gedichten in Plunder is gesitueerd in Gent, toen Krog in oktober-november 2021 gastschrijver was van de universiteit. Er is uitgebreid bericht over de passage in colleges, voor theatergezelschappen, in publieke debatten, op uitnodiging van literaire genootschappen, en niet te vergeten naast de oratie in paviljoen Vandenhove (UGent, later gepubliceerd in De Standaard der Letteren dd. 2 oktober 2021: https://www.standaard.be/cnt/dmf20210930_96393636): de Albert Verweylezing aan de Universiteit van Leiden. Het project Writer in Residence van de Universiteit Gent gaf Antjie Krog de gelegenheid zich te wijden aan schrijfwerk en gesprekken te voeren met wetenschappers en kunstenaars. Het verblijf ten huize Berlinde De Bruyckere en Peter Buggenhout, aan de overkant van het voormalige dominicanenklooster Het Pand, heeft in Plunder vruchten afgeworpen.
#3 Dat Plunder, in het Nederlands Plundering (Robert Dorsman en Jan van der Haar), méér is dan de vrucht van intermediale voedingsbodem of dus een liaison met de Gentse kunstenaar De Bruyckere, mag blijken uit een tweede notitie die hier binnenkort verschijnt. Op Voertaal, korte tijd later in een gewijzigde en behoorlijk ingekorte versie in het veelgelezen Vlaamse kritische periodiek rekto:verso, spreek ik over de postmenopauzale gedichten in Krogs latere werk, ook in Plunder, en processen van veroudering. Niet alleen het taboe over ouder worden en de transitie van het (vrouwelijke) lichaam is een thema in het dichterlijke werk. Louise Viljoen heeft er een uitgebreid hoofdstuk aan gewijd in de essaybundel Ons Ongehoorde Soort (2009), en ook Martina Vitackova publiceerde er bijvoorbeeld over in ‘De derde leeftijd in versvorm - Verweerskrif van Antjie Krog’ in Tijdschrift voor Genderstudies (juni 2013).
Tegelijk deconstrueert de auteur stugge patriarchale denkpatronen, hoe masculiniteit al sinds mensenheugenis en zeker in een westers perspectief het vrouwbeeld bepaalt. In de Afrikaanse media is nog niet zo lang geleden commotie ontstaan naar aanleiding van een dergelijke reactie op Plunder. Literair-morele oordelen zijn ingezet om bundels van “vrijgevochten” schrijvers verdacht te maken, zelfs met de weinig smaakvolle eruptie dat ze maar ongelezen moeten blijven. Zelfs wanneer dit ironie is, dan van een onbehoorlijke soort. In mijn tweede Krog-notitie stap ik voorbij aan het geneuzel en andere kwezelarijen in de marge. Relevanter is na te gaan hoe Krog morele en maatschappelijke stereotyperingen te kijk stelt en neoconservatieve manieren van denken ondermijnt en zelfs bespottelijk maakt. Dat sommigen dan ongemakkelijk op hun stoel schuiven, heeft de discussie van toentertijd in Vrye Weekblad voldoende aangetoond.
#4 Onlangs genoot ik het voorrecht samen met Antjie Krog enkele bespiegelingen te delen over meertalig burgerschap (https://voertaal.nu/taalkwesties-pleidooi-voor-een-meertalig-burgerschap/). In onze beschouwing wordt de nadruk gelegd op cultureel-etnische diversiteit en inclusiviteit. Het belang van veeltaligheid wordt verbonden met een open en kritische manier van spreken, precies de gedachtegang die ten grondslag ligt aan de bekroonde dichtbundel. Ook vertaling komt in ons gesprek aan bod. Voertaal publiceert binnenkort de neerslag van een gedachtewisseling over vertaling en het interlinguïstisch gesprek, over taal- en cultuurgrenzen heen. Als een constructief tegengewicht voor de actieve en passieve van zij die plunderen en wat wordt geplunderd.
#5 In de vorige notitie spreek ik over ons dubbelessay. Krog heeft het over een veelstemmige en meertalige literatuur in het Afrikaans. Afrikaans is een passe partout voor talen, niet gewoon één (standaard)taal. In de dichtkunst zijn interessante ontwikkelingen te zien – in ons gesprek vallen meermaals de namen van Lynthia Julius, Ronelda Kamfer en Jolyn Phillips. Kompoun (2021) wordt de Zuid-Afrikaanse As I Lay Dying genoemd: niet eens overdreven voor wie de roman van Kamfer heeft gelezen. Naast de belegen en pastelachtige lyriek die gretig aftrek vindt en waar sommige uitgeverijen in Zuid-Afrika zich op toeleggen, is er ook de urgente, maatschappelijk betrokken en literair-esthetisch vernieuwende poëzie. Naast de onderhoudende en mediocre dichtkunst, die lezerscomfort bezorgt, met de doorzichtige diepgang van vlijtig beoefende aquarelkunst, zijn er de dichters die confronteren, poëzie die de stem van woede vertolkt, die bestemd is voor de elektrische stoel en niet voor de fluweelzachte fauteuil. Gedrichten, zoals Paul Snoek schreef, zijn een contaminatie van gedicht en gedrocht. Niet voor bij de kachel op een knusse plek, maar voor het vagevuur, in het discomfort van een ongemakkelijke stoel.
Niet alleen is Antjie Krog een mentor voor dichters die hardleers en zelfbewust tegen de maatschappelijke consensus ingaan, zij is zelf de auteur van schurende, wringende en tegenspartelende poëzie. Radna Fabias is met Babs Gons en zo veel andere Nederlandse dichters helemaal weg van Krog. Op 23 augustus 2019 stond dit te lezen in De Standaard der Letteren: “‘Antjie Krog is super. Jaloersmakend’, zegt Radna Fabias. Ze zag de Zuid-Afrikaanse dichter op het Poetry International festival, waar Fabias de Grote Poëzieprijs van 25.000 euro in ontvangst mocht nemen” (https://www.standaard.be/cnt/dmf20190822_04571049).
Plunder is een hoogtepunt van de Afrikaanse lyriek. Naast Breytenbach, met een al even omvangrijk en tegenspartelend oeuvre, is mij geen auteur bekend in het Afrikaans, zelfs internationaal, die zo naar de keel grijpt en erin slaagt de lezer van zijn of haar à propos te brengen. Plunder is de krachttoer van een dichter die alleen op dit moment, in deze levensfase, deze bundel kon schrijven. Met die levenservaring, met dat métier, met deze doortastendheid en dat lef. Alle aquarellen verbleken in het schelle bliksemlicht van de bundel.
#6 De jury van de UJ Literatuurprijs heeft met de nominatie van Plunder een krachtig publiek statement gemaakt en de veelzijdigste, meest uitgesproken en prominente stem in de hedendaagse Afrikaanse lyriek bekroond. Dat een relatief klein taalgebied zoveel indrukwekkende dichters voortbrengt is eigenlijk ongelooflijk. Krog spant de kroon. Zelfs Breytenbach is het hiermee eens. Ik begin dan nog niet eens over wat Remco Campert ooit zei over de meest prestigieuze literaire onderscheiding die de schrijfster te beurt moet vallen.
Dames en heren, hier is Plunder. Nu al durf ik het boek te rekenen tot de canon van de Afrikaanse lyriek. Niet alleen omdat de auteur hardnekkige taboes doorbreekt, maar omdat zij met haar eigengereide stem en stijl een discours ontwikkelt dat elke lezer van de sokken blaast en in een ontnuchterende spiegel de kwetsbaarheid van het zelf en de planeet laat zien. Karen Press en Robert Dorsman & Jan van der Haar hebben een huzarenstuk verwezenlijkt met hun vertaling van Plunder in Engels en Nederlands. Het dichtwerk verdient een internationaal gehoor, vele keren breder dan het Afrikaanse, Engelse en Nederlandse taalgebied.
Lees ook op LitNet en Voertaal:
Persverklaring: Wenners van die 2023-UJ-debuutprys en die 2023-UJ-prys
Buro: MvH