The South African Institute for Race Relations (Wits) bevat een schatkamer aan 'breytenbachiana', onder meer RIXAKA. A Journal of South African Cultural Workers, het cultureel periodiek van ANC (1990), met bijdragen over en van Breytenbach (zoals ‘The way forward’, Victoria Falls Conference, 1990 (1), blz. 17-22) én een omvangrijke map met krantenknipsels over het verloop van de tweede hofzaak (1977) tegen de toen al bijna twee jaar gedetineerde Breytenbach. Dankzij diplomatieke tussenkomst van Frankrijk is de schrijver en politieke activist na zeven jaar volstrekt onverwacht op 2 december 1982 vrijgekomen. In de Zuid-Afrikaanse Engels- en Afrikaanstalige pers, onder meer in The Star, Cape Times, Sunday Express, Rand Daily Mail, Beeld en Rapport, kan een neerslag van de verhoren worden gelezen. De collectie bevat knipsels uit de jaren 1976-1980 en 1982-1983. De verzameling is een hallucinante rollercoaster met opeenvolgende beschuldigingen van staatsondermijnende activiteit tegen het apartheidsregime en Breytenbachs betrokkenheid bij Okhela, van pogingen voor het werven van medestanders vanuit de cel voor Okhela (in casu de cipier Pieter "Lucky" Groenewald, zie Breyten en die bewaarder (1977) van Martin Welz), van een vermeende ontsnappingspoging en opgenomen gesprekken in de cel, het smokkelen van brieven en de samenstelling van gecodeerde brieven aan vrienden (en de ontcijfering ervan). Persartikelen handelen over de bewering dat Breytenbach in ruil voor vrijheid zou spioneren voor de Zuid-Afrikaanse politie, over het strikte verbod op schrijven en tekenen, over de opsluiting in een isolatiecel gedurende zeshonderd dagen, over het veelbesproken televisie-interview met hartchirurg Chris Barnard. Interessant in de collectie is ook het relaas over de hoogleraar Merwe Scholtz, departementshoofd Afrikaans-Nederlands van de Universiteit Stellenbosch en “literair adviseur” van Breytenbach als gevangene, de eerste persoon die blijkbaar op de hoogte is gesteld van de onverwachte vrijlating in december 1982. Het is professor Merwe Scholtz die Breytenbach ophaalde aan de gevangenispoort van Pollsmoor (Kaapstad) en reed tot Grahamstad, waar Breytenbach zijn zieke vader en zus Rachel ging opzoeken voor de terugreis naar Parijs.
Nadat Breytenbach in november 1975 is veroordeeld tot een gevangenisstraf van negen jaar, nadat de openbare aanklager een straf van vijf jaar had geëist voor overtreding van de Terrorism Act, volgde de veelbesproken tweede rechtszaak waarin het lidmaatschap van Okhela, de zogenaamde “witte tak” van het in Zuid-Afrika verboden ANC, ter sprake is gekomen. In totaal zijn Breytenbach en zijn advocaat toen meer dan veertien vergrijpen tegen de apartheid-wetgeving voor de voeten geworpen.
Over de geheimzinnige politieke organisatie Okhela, ook wel Atlas genoemd, kan de belangstellende lezen in The True Confessions of an Albino Terrorist (Taurus, 1984). Het autofictionele relaas handelt over de veroordeling in 1975 en het tweede proces in 1977, met expliciete verwijzingen naar Okhela en onder meer “het verraad” door de secretaris van de Anti Apartheid Beweging Nederland Berend Schuitema (blz. 163-164). Als addendum in het boek is het manifest van Okhela opgenomen, waarvan Breytenbach in Parijs de (mede)auteur was. Een kopie van het typoscript bevindt zich in de Alexandre Moumbaris Papers van Historical Papers Research Archive van Universiteit van die Witwatersrand. Ook het vonnis geveld in Pretoria (1975) kan in datzelfde archief worden geconsulteerd.
Over de actieve deelname van Breytenbach als antiapartheid-militant aan activiteiten van Okhela is een studie te wijden. In Woordenaar woordnar, de huldigingsbundel samengesteld door Francis Galloway (2019), zijn referenties te vinden aan Okhela. Verder zijn er over het onderwerp artikels gepubliceerd door onder anderen Andrew Nash (‘Zen Communist: Breyten Breytenbach’s view from underground’, Tydskrif vir Letterkunde, 46 (2), 2009, pp. 11-27). Er is het proefschrift South African life stories under Apartheid: Imprisonment, Exile, Homecoming door Paul Gready (School of Oriental and African Studies, University of London, 1997) en een revelerend interview met Breytenbach door Susie Linfield (Skidmore College, Salmagundi , 128/129 (Fall 2000-Winter 2001), pp. 249-274). Maggie Davey legde de basis voor een monografie over Okhela. Een bijeenkomst van Wits Institute for Social and Economic Research (WiSer, 13 mei 2013) is integraal gewijd aan de clandestiene organisatie (‘How It Happened Here. Notes on a book being written and excerpts from the manuscript’, https://wiser.wits.ac.za/content/okhela-story-10793).
Deze schaarse studies alsook de manier waarop Breytenbach apartheid-ondermijnende politieke acties heeft ondernomen en later verwerkt in het literaire oeuvre verdienen nadere beschouwing. Naast The True Confessions is er lyriek waarin het ondergrondse verzet ter sprake komt (zoals in Met ander woorde vrugte van die droom van stilte (1973), zie Johann Rossouw, ‘Uit die stilte: Breyten Breytenbach, Karel Schoeman, Arvo Pärt’, in Woordenaar woordnar, pp. 178-194, i.h.b. pp. 188-191).
Het onderzoek in Historical Papers Research Archive (Joburg), zowel de Moumbaris Papers als de archivalia van het South African Institute for Race Relations, biedt inzicht in de mysteries van de Okhela-saga en in de manier waarop Breytenbachs als medeoprichter deelnam aan de werking van de verzetsorganisatie. In een biografie van Breytenbach moet, zoals in het proefschrift Breyten Breytenbach as openbare figuur (1990) van Francis Galloway, het hoofdstuk over Okhela ruime aandacht krijgen. Het Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (GAZ) plant over het onderwerp in 2024 een webinar in samenwerking met Samespraak en WiSer.
Alwyn, het archiefonderzoek bij Wits is bijzonder verrijkend voor de documentaire beeldvorming van Breytenbachs politiek engagement in de eerste helft van de jaren 1970, tot zijn arrestatie in Johannesburg in augustus 1975. De verslaggeving over de hofzaak – vooral de kwestie Okhela, na de arrestatie en de veroordeling ontbonden en later opgegaan in het South African Liberation Support Committee (Salscom) – biedt inzicht in Breytenbachs ideologische denken en de wijze waarop hij als balling in Parijs het verzet tegen het apartheidsbewind mee organiseerde.
Alwyn: Ek het geweldig baie waardering vir die Alexandre Moumbaris-argief se itemlys wat jy vir my aangestuur het. Ook vir al die ander Breytenbach-dokumente wat jy elektronies vir my aanstuur. Ek doen my bes om hierdie dokumente noukeurig in ’n aanlyn argief stoor. Die buitelyne van die Moumbaris-argief is ook aanlyn beskikbaar: http://historicalpapers-atom.wits.ac.za/a3441aa, alhoewel nie al die dokumentasie gedokumenteer is nie.
Yves: Hoewel Breytenbach na de internationaal veelbesproken vrijlating in interviews stelde niet meer aan politiek te zullen doen, is een verhaal te vertellen over het ideologische discours dat de auteur in tal van essays en toespraken naar voren brengt. Vanaf de jaren negentig richt hij zich op de verbeelding van Afrika, onder meer resulterend in de oprichting van het Gorée Institute, en eerder al het Dakar-beraad van 1987. Ook het Afrikaans en de rol van de Afrikaner in de geschiedenis van Zuid-Afrika komen meermaals ter sprake, te beginnen met de Sestiger Zomerschool-toespraak aan de Universiteit van Kaapstad (1973), opgenomen in Parool/Parole. Versamelde Toesprake/Collected Speeches (red. F. Galloway, 2015). Hoe belangrijk acht je kennis van politieke en ideologische opvattingen van Breytenbach – als activist en militant, later meer als filosoof en pan-Afrikanist – voor een beeld van het artistieke werk. Of anders gezegd: hoe wordt idealiter een biografie van Breytenbach ontworpen gelet op de vele facetten van het publieke leven, zowel politiek als artistiek? Moet een levensbeschrijving vooral een facettenoog werpen op de figuur van Breytenbach?
Alwyn: Dit is ’n baie goeie vraag, Yves. Hoe moet ’n biograaf die lewe en werk van iemand soos Breyten Breytenbach benader? Breytenbach is ’n veelfasettige persoon en dit is jammer dat iemand soos John Kannemeyer of JC Steyn nie meer lewe om ’n lewensverhaal oor Breytenbach te skryf nie. Die aspekte wat jy uiteensit – Breytenbach as aktivis en militant, later as filosoof en pan-Afrikanis – is inderdaad fasette wat belangwekkend is in die verstaan van sy kreatiewe werk. Hierdie aspekte sal verreken moet word wanneer daar oor Breytenbach se lewe geskryf word.
Francis Galloway noem immers as vertrekpunt in Breyten Breytenbach as openbare figuur (1990) dat “sedert 1965 [...] die Suid-Afrikaanse apartheidswerklikheid as die spil [figureer] waarom Breytenbach se verbittering draai en waarteen sy verset gerig is – in sy uitsprake oor die skrywerstaak, in ’n hoë mate in sy skryfkuns self, en in sy politieke optrede wat in 1975 sou uitloop op sy skuldigbevinding onder die Wet op Onderdrukking van Terrorisme” (Galloway, 1990:1).
Aanvanklik sou mens van die hipotese kon uitgaan dat sy vroeër werk moontlik nouer verweef is met die politieke werklikheid in Suid-Afrika as sy later werk met die visie om Afrika te verbeel. ’n Afrikanistiese beskouing van sy vroeër en latere werk is egter nie uitgesluit in die beskouing van sy werk as ’n geheel nie. Louise Viljoen wy immers ’n hoofstuk in Die mond vol vuur (2014) aan die digter in Afrika. Mens sou hierop kan voortbou om ’n meer omvattende studie te maak van Breytenbach se toesprake, essays en skilder- en digwerk oor Afrika.
Yves: Maggie Davey wijst in het eerder vermelde WiSer-referaat (2013), waarvan een schriftelijke neerslag wordt bewaard in het Alex Moumbaris-archief, op de wenselijkheid en tegelijk de complexiteit om een boek te schrijven over de geschiedenis van Okhela en de vanuit Europa ondernomen ondergrondse (witte) “struggle” tegen apartheid, over de strijd tussen nationalisten en communisten in Zuid-Afrika. De openingfrase van de lezing luidt: “In the course of writing a book on Okhela (for there’s no such book, so far as I know), I came across many variations on this story, and what I have found particularly powerful is the way the assorted tellings and many truths have shaped the lives of both the storytellers and the subjects of the story”. Mijn bestudering van het krantenarchief, meer bepaald de artikels over Okhela, bevestigt die zienswijze: het gaat over uiteenlopende verhalen, een complex van feit en fictie – in het geval van de rechtszaak: een reeks van aantijgingen en beweringen – die vervolgens niet konden worden aangetoond door de aanklagers. Het betreft bijvoorbeeld sabotageacties in Zuid-Afrika in opdracht van Okhela, het lidmaatschap van antiapartheid-militanten, financieringskanalen of bijvoorbeeld de dood van Henri Curiel in mei 1978, naar verluidt stichter van de Egyptische Communistische Partij en KGB-agent die volgens beweringen Breytenbach heeft opgeleid, voorafgaand aan diens clandestiene bezoek aan Zuid-Afrika, én die naar eigen zeggen Breytenbach aan een vervalst paspoort hielp. Er zijn in kranten stellingen naar voren gebracht over de gespannen verhouding tussen Okhela en het ANC, of de Black Consciousness Movement. African National Congress heeft zich publiekelijk bij monde van Oliver Tambo (in exil) gedistantieerd tegenover Okhela. Et cetera. In 1978 was in een Engels krantenartikel (John Jackson, ‘Okhela row splits extremist front’, 24 november 1978) sprake van een breuk tussen de verzetsorganisatie en ANC, verbanden met andere groepen (door apartheid beschouwd als terreurorganisaties), discussies over marxistische ideologie, de banden met de Zuid-Afrikaanse Communistische Partij (waarvan Alex Moumbaris lid was), de steun vanuit Moskou.
Gezien deze gecompliceerde geschiedenis stel ik mij voor dat behalve literatuur- en kunstwetenschappers ook politieke wetenschappers en historici van nabij betrokken moeten zijn bij een studie over Breytenbach als oprichter van Okhela en andere ondergrondse bewegingen.
Alwyn: ’n Multidissiplinêre benadering sou talle interessante bevindings oplewer, Yves. So ’n interdissiplinêre benadering sou ook kan dien as bloudruk vir die wyse waarop ons die Okhela-colloquium organiseer.
Yves: Naast de geplande Samespraak/WiSer over Breytenbach en Okhela, waarvan hier een tip van de sluier wordt gelicht, plannen we een monografie die de werktitel Imagine Africa heeft, genoemd naar het periodiek dat Breytenbach in het Gorée Institute (GORIN) oprichtte in 2011 en waarvan drie afleveringen zijn verschenen (2011, 2014 en 2017). ‘Imagine Africa’ is ook de titel van een referaat door Breytenbach op de Art Terial Conference (Gorée Island, 5-7 maart 2007). Centraal staat de verbeelding van Afrika, meer bepaald de pan-Afrikaanse ideologie van de auteur en de verwerking van Afrikaanse filosofische concepten voor de verbeelding van Afrika. Ik verwijs hier naar een overzichtsartikel van Willie Burger over de “morele verbeelding” in het beschouwend werk van Breytenbach (Woordenaar woordnar, 2019, blz. 35-73).
Alwyn: Burger skryf (2019:67): “In ‘Imagine Africa’ (2007/2015:117–125) byvoorbeeld, word groot klem geplaas op die moontlikhede om Afrika ook anders te bedink as die bestaande beelde van die kontinent as korrup en sonder hoop. Hierdie soort aanmoediging kan maklik lyk soos ’n blote verskuiwing in maniere waarop uitgebeeld word, terwyl dit geen effek op die werklikheid het nie, dat die verbeelding bloot gaan oor beeldpoetsery. Vir Breytenbach is dit uiteraard nie waarvoor die verbeelding ingespan word nie. Maar sy hoop op die verbeelding is nie sonder gevare vir die etiek nie.”
Aanvanklik het ons gepoog om Breytenbach se Imagine Africa-projek binne die kritiese rasionalisme van Popper te evalueer, maar Breytenbach se teks het Popper van sy rug afgegooi. Daarom dat ons nou opnuut Breytenbach se werk met denkers en digters in verband bring wat spesifiek Afrika op die hart dra. Die Imagine Africa-monografie is die fokus van my navorsingsverlof wat in 2025 gedy en die aanvoorwerk word reeds nou gedoen.
Yves: Eerstdaags verschijnt de bijdrage over dertig jaar GORIN in Afrika Focus (november 2023), de tekst die we samen met Juliana M. Pistorius (UCL en University of the Witwatersrand) schreven over de rol van Breytenbach in de werking en de strategische plannen van het GORIN. Een ingekorte versie van het artikel wordt mogelijk later gepubliceerd in het online periodiek The Conversation. In Imagine Afrika zal een hoofdstuk worden gewijd aan het instituut op Gorée (zie vorige Breytenbach-notities).
Alwyn: Hierdie artikel, getitel “The Pan-African Gorée Institute at Thirty: A Tribute to Breyten Breytenbach and the Power of the Imagination” (Afrika Focus, 2023), is belangrik omdat dit die Gorée-instituut se rol beklemtoon in die bevordering van vrede, demokrasie en kreatiwiteit in Afrika. Dit herinner ons aan die historiese belangrikheid van die Gorée-eiland as ’n simbool van weerstand teen onderdrukking, wat die komplekse en pynlike geskiedenis van slawerny verbind met hedendaagse pogings tot heling en vooruitgang.
Veel dank voor de samenwerking, Alwyn, en voor het gezamenlijk ondernomen Breytenbach-onderzoek. Dank aan Unisa voor de befondsing van het Vision Keeper-project over de verbeelding van Afrika in het werk van Breytenbach.
Bronne geraadpleeg
Galloway, F. 1990. Breyten Breytenbach as openbare figuur. Pretoria: HAUM-Literêr.