...
L’une d’elle s’est lancée dans une déclaration enthousiaste sur l’inventivité de Breyten, citant ce vers « my wintervrou is ‘n klein klein voël / tjie tjie tjie ». Je fus un peu vexé d’apprendre que son héros habitait Paris…
...
Deel 1
Breytenbach, charmeur et inquiet, et inquiet de savoir si son charme opère, peint des personnages sordides et atrophiés ou des autoportraits à l’oeil dubitatif. Ses poèmes au depart influences par le zen, sont devenus rauques et hachés: sang, sexe et scatalogie répercutent l’obsession de la mort, mais l’amour, sa famille et son pays lui inspirent les images les plus riches.
- Georges Lory over het oeuvre van Breyten Breytenbach
In een interview met Willem de Vries, opgenomen in Woordenaar woordnar: ’n Huldiging Breyten Breytenbach, noemt Breytenbach zijn Franse vertaler Georges-Marie Lory “familie” (2019: 29). Lory was niet alleen betrokken bij het periodiek Imagine Africa, een uitgave van het Pirogue Collective. Met het imprint Island Position zijn vanaf 2011 drie afleveringen van een cultureel pan-Afrikaans schrijfproject uitgegeven. De tweede uitgave, in 2014, stond onder de redactie van Georges Lory en bevat naast gedichten en scheppend proza ook essays. Het magazine is gefaciliteerd door het GORIN (Gorée Institute) in Senegal, het pan-Afrikaans instituut dat mede door Breytenbach is opgericht in 1992 en waarvan de schrijver van 2002 tot 2010 uitvoerend hoofd was van het departement cultuur.
Lory is daarnaast lid van Breytenbachs familie vanwege de vertalingen die hij in het Frans produceerde. Hij vervaardigde de eerste vertaling van Breytenbach in 1976 (heruitgave: 1983) met de titel Feu froid (verwijzend naar de bundel Kouevuur, 1969). In 1987 verscheen een tweede vertaling in samenwerking met de auteur bij uitgeverij Bernard Grasset onder de titel Métamortphase. Poèmes de prison 1975-1982.
Tot 2009 was de meest productieve vertaler van Breytenbach in het Frans Jean Guiloineau, naast vertaler (méér dan honderdvijftig titels!) schrijver en essayist, historicus en biograaf, met in totaal twaalf boeken van Breytenbach op zijn palmares. Guiloineau publiceerde een biografie over Mandela (1990/1994), ook de vertaling van het autobiografische boek Un long chemin vers la liberté (1996), en hij is verder onder meer de vertaler van André Brink (Un turbulent silence). Hier kan een interview worden beluisterd van Guiloineau met de schrijver André P. Brink (opgenomen in 2002): https://www.centrepompidou.fr/fr/ressources/media/MVD6kNp.
In de bibliografie met Guiloineaus vertalingen van Breytenbachs literaire werk vermelden Francis Galloway en Alwyn Roux (2019: 350-351): Mouroir. Notes-mirroir pour un roman (1983), Confession véridique d’un terroriste albinos (1984), Une saison au paradis (1986), Feuilles de route. Essais, lettres, articles de foi, notes de travail (1986), Mémoire de poussière et de neige (1989), Tout un cheval. Fictions et images (1990), Retour au paradis. Journal africain (1993), Lady One: d’amour et autres poèmes (2004), Le Coeur-chien (2005), L’étranger intime. Livre d’écriture: à Mme Lectrice (2007), L’Empreinte des pas sur la terre. Mémoires nomads d’un personnage de fiction (2008) en Le monde du milieu (2009). De laatste vier titels zijn uitgegeven door Actes Sud in Arles, eerdere titels bij onder meer de prestigieuze Franse uitgeverijen Bernard Grasset en Éditions du Seuil. Vanaf 2009, ruim dertig jaar na de eerste Breytenbach-vertaling, is Georges Lory Breytenbachs vaste vertaler, met Outre-voix. Conversation nomade avec Mahmoud Darwich (Actes Sud, 2009), La femme dans le soleil (Éditions Bruno Doucey, 2015) en La main qui chante (Éditions Bruno Doucey, 2020).
De vertaalproductie vanaf 2004, te beginnen met Guiloineaus vertaling van Lady One, maakt deel uit van de transnationale postuur van Breyten Breytenbach. Galloway spreekt over de vestiging van Breytenbachs literaire persoonlijkheid in het internationale domein, met onder meer Amerikaanse uitgaven, vertalingen in Nederlands, Pools en Spaans (2009: 256-260). Elders betoogde ik al dat een schrijversmonografie moet worden geschreven over de internationale presentie(s) van Breytenbach, een belangwekkend facet dat ontbreekt in het liber amicorum Woordenaar woordnar en bij uitbreiding in de al omvangrijk Breytenbachstudie. Breyten Breytenbach is niet alleen de man van vele levens, hij is bij uitstek een schrijver van wie uiteenlopende images of dus beelden bestaan afhankelijk van het doelcultuurgebied en plaatselijke literaire tradities en discoursen. De vertalingen in het Frans – Breytenbach kreeg na zijn vrijlating het Franse staatsburgerschap en spreekt en schrijft vloeiend Frans – zijn naast de vertalingen in het Nederlands en het Engels (naast titels oorspronkelijk in het Engels geschreven) het meest talrijk aanwezig in het vertaalde oeuvre.
De vertalingen door Lory van Breytenbachs poëzie verschenen al in 1975 in Le Monde. In de editie van 28 november 1975 staan onder de titel ‘Ce que chante Breyten’ deze gedichten, ontleend aan Die ysterkoei moet sweet (1964): ‘L’Exil’ (een fragment uit ‘Menace des malades’), ‘Le retour au pays’ (fragment uit ‘La main pleine de plume’), ‘La femme’ en ‘La mort de Neruda’ (fragment uit ‘Isla nègre’). Het begeleidende commentaar is van de journalist Serge Thion (‘L’homme maigre au chandail vert’). Lory publiceerde zelf ook bijdragen over het werk van Breytenbach, zoals het artikel ‘L’isolé de la “maison des morts”’ (een foto van het artikel is in deze kroniek opgenomen; bron onbekend). Uit dit artikel is een citaat gehaald bovenaan de kroniek. Het vervolg luidt: “Breytenbach compte de nombreux amis, notamment à Amsterdam où ses toiles et dessins furent souvent exposées, et à Paris où les manifestations artistiques de soutien ont contribué à le faire connaître”.
In 1982, ter gelegenheid van de vrijlating van Breytenbach, verscheen van de hand van Georges Lory de bijdrage ‘“Je ne reviendrai plus jamais à la maison”. G.-M. Lory, traducteur en français de Breyten Breytenbach, présente l’oeuvre poétique du plus grand auteur de langue afrikaans’ (in Libération, 7 december 1982).
Klik om te vergroten / Cliquez pour agrandir
Yves: In de bibliografische lijst met vertalingen uit het Afrikaans staat chronologisch als eerste uitgave vermeld Feu froid (1976/1983). In Historical Papers, archief van de Universiteit van die Witwatersrand (Alexandre Moumbaris Papers), trof ik krantenstukken aan met bijdragen van jouw hand, onder meer de vier vermelde dichtfragmenten (november 1975). In 1976 bundelde je die vertalingen kort nadat Breytenbach is veroordeeld en opgesloten in de gevangenis. Kun je iets meer vertellen over de totstandkoming van Feu froid, uitgegeven in Parijs bij Christian Bourgois Éditeur (https://bourgoisediteur.fr/)? Het is dankzij Bourgois dat Breytenbach in 1977 de Prix international des éditeurs op de Frankfurter Buchmesse heeft ontvangen (1977).
Vanwaar de bijzondere belangstelling voor Breytenbachs poëzie? Zoals bekend verliet Breyten in 1959 Zuid-Afrika. Hij ontmoette een paar jaar later Yolande, zijn latere echtgenote, vermoedelijk in Nice. Zij vonden een vast heenkomen in Parijs in 1963. Was je bekend met de politieke activiteiten die Breytenbach vanuit Parijs organiseerde, als oprichter van Okhela (de Europese “witte” tak van het in Zuid-Afrika verboden ANC), en het literaire werk in het Afrikaans? Vertalen uit het Afrikaans is geen sinecure. Waar en wanneer ben je vertrouwd geraakt met de taal en de literatuur in het Afrikaans?
Georges: La première fois que j’ai entendu parler de Breytenbach, c’était un soir de mai 1974 dans la montagne qui surplombe Stellenbosch. Des étudiants de ma résidence universitaire m’ont tiré de mes recherches en sciences politiques pour un apéritif improvisé avec des étudiantes d’une résidence voisine. L’une d’elle s’est lancée dans une déclaration enthousiaste sur l’inventivité de Breyten, citant ce vers « my wintervrou is ‘n klein klein voël / tjie tjie tjie ». Je fus un peu vexé d’apprendre que son héros habitait Paris…
Au cours de cet échange boursier à Stellenbosch, je me suis plongé dans la langue et la littérature afrikaans. Je conserve, cinquante ans après, un souvenir très vif de Sewe dae by die Silbersteins d’Etienne Leroux, une impression positive de Mahala de Chris Barnard et de Okker bestel twee toebroodjies de John Miles. Et bien sûr, j’ai lu Kennis van die aand d’André Brink que les étudiants se passaient en douce. Il se trouve que j’étais au Cap lors du procès intenté par l’Etat contre l’écrivain et son courageux éditeur André Saayman. « Enfin, Monsieur Brink, vous, un fils de magistrat, un écrivain sérieux, comment pouvez-vous écrire que notre police est brutale ? », avait lancé un des trois juges, avant d’interdire le livre.
Mon séjour en Afrique du Sud s’est terminé par trente-six heures de train (une locomotive à vapeur partait du Cap jusqu’à De Aar, avant d’être relayée par une collègue électrique jusqu’à Pretoria). Une amie très chère m’a offert Die ysterkoei moet sweet à lire pendant cet interminable trajet.
Breytenbach fut la première personne rencontrée à mon retour à Paris. J’ai mené par la suite une interview avec lui pour la Revue littéraire et artistique africaine. J’ignorais ses activités clandestines, je suis tombé des nues en lisant dans Le Monde en août 1975 son arrestation en Afrique du Sud.
Le comité Breytenbach, qui se réunissait au MRAP (Mouvement contre le racisme et pour l’amitié entre les peuples) rue Saint-Denis, regroupait une dizaine de ses amis peintres et quelques membres de Solidarité, l’organisation secrète dirigée par Henri Curiel, personnalité tiers-mondiste. Personne ne lisait l’afrikaans, on m’a donc demandé un échantillon en français des poèmes de Breyten.
Tu as raison, cette traduction ne fut pas une sinécure. D’abord parce qu’il n’existait pas de dictionnaire afrikaans-français, il fallait toujours vérifier dans mon Harraps anglais. Ensuite, je connaissais mal l’univers du poète. Enfin, je n’avais aucun accès à lui. J’ai bénéficié toutefois des conseils d’Adriaan van Dis, à l’époque journaliste à Amsterdam, qui avait appris l’afrikaans. Contrairement à beaucoup de ses compatriotes, il n’affichait à l’égard de cette langue aucun complexe de supériorité.
Le comité Breytenbach n’était pas nombreux, mais disposait d’un bon réseau de connaissances. On m’a mis en contact avec Christian Bourgois, éditeur engagé et homme de vaste culture. Il a modifié son programme pour sortir un recueil dès 1976. Par l’intermédiaire de Yolande, nous avons demandé au prisonnier le titre qu’il souhaitait. Dans la lettre de 150 mots à laquelle son épouse avait droit chaque mois, il a proposé Feu froid ou La tour en flammes.
Avec ses amis Van Gennep, Feltrinelli et quelques autres éditeurs, Christian Bourgois a créé un prix littéraire international: Erich Fried et Breytenbach en furent les premiers et seuls lauréats.
...
‘Pour son édition 1996 le festival Poetry International à Rotterdam a désigné Breytenbach comme le poète à l’honneur. Cela signifiait que tous les poètes invités se devaient de traduire un ou deux de ses poèmes.’ (Georges Lory)
...
Yves: Lange tijd heb je geen bundeluitgave met vertalingen laten verschijnen. Vanaf de jaren tachtig tot 2009 was Jean Guiloineau immers Breytenbachs vertaler in het Frans. Tot in 2009 Outre-voix verschijnt, de conversatie van Breytenbach met de overleden Palestijnse dichter Mahmoud Darwish. Sindsdien heb je méér titels in het Frans uitgegeven.
Georges: La répartition des tâches avec Jean Guiloineau était simple. Il travaillait à partir des versions en anglais des textes de Breytenbach, je traduisais de l’afrikaans. Il privilégiait la prose, moi la poésie.
Guiloineau aime manier les idées, il était donc plus à l’aise dans les textes philosophiques de Breyten. Il s’est intéressé ensuite à la vie de Mandela et de Spartacus. Traducteur à temps plein, il a plusieurs grands noms de la littérature mondiale à son actif.
De mon côté j’ai changé plusieurs fois de continent et de métier. Je suis retourné en Afrique du Sud comme diplomate en 1990, puis comme responsable des Alliances françaises en 2009. A ce titre, j’ai souvent croisé Breyten. Il s’était refusé à exposer ses toiles dans son pays tant que sévirait l’apartheid. Je suis fier d’avoir organisé sa première exposition en 1994, à Pretoria et au Cap.
Pour son édition 1996 le festival Poetry International à Rotterdam a désigné Breytenbach comme le poète à l’honneur. Cela signifiait que tous les poètes invités se devaient de traduire un ou deux de ses poèmes, et qu’ils en faisaient lecture lors de la soirée finale. J’étais chargé de coordonner les traductions. Il s’agissait d’abord de traduire une douzaine de poèmes en français, ensuite de les harmoniser avec les traductions en néerlandais et en anglais. Ce fut un exercice stupéfiant, notamment avec Ko Un, qui ne parlait que le coréen. Je me souviens aussi de ce poète américain qui transformait bizarrement les ballades de Breyten en haïku.
Suite à Rotterdam, j’ai continué à traduire la poésie de Breyten au fil des années. Mais quand j’ai réuni de quoi constituer un recueil, je n’ai reçu aucune réponse favorable d’un éditeur français. Il est vrai que je n’avais pas le temps de faire le siège des maisons parisiennes. Le refus de Nadeau, notamment, m’a beaucoup déçu.
En 2009 est survenue la demande d’Actes Sud de traduire Outre-voix. Cela tombait mal, je préparais mon déménagement pour Johannesburg. J’ai pu m’isoler deux semaines chez un cousin à Brive et terminer l’opuscule à temps. Il a obtenu le prix Max Jacob. Avec élégance, Breyten a estimé qu’il partageait cet hommage avec Darwish et avec son traducteur.
Yves: In hoeverre wijken jouw vertalingen af van de wijze waarop Guiloineau jarenlang Breytenbach heeft vertaald? Heb je de aandrang gevoeld om bepaalde teksten te hervertalen – iedere vertaler heeft een eigen poëtica, een esthetica die in de loop van de tijd ook wijzigingen kan ondergaan, en hanteert welbepaalde strategieën en technieken in het vertaalproces.
Georges: Guiloineau ne travaillait qu’à partir des textes en anglais de Breyten. Nous n’avons traduit les mêmes textes qu’à de rares occasions. En poésie, il a produit Lady One, anagramme de Yolande, où j’ai retrouvé quelques poèmes de Feu froid.
Le poète tchadien Nimrod m’a fait rencontrer l’éditeur Bruno Doucey au Marché de la poésie en 2014. Un déclic magique ! Il connaissait de longue date l’engagement politique et littéraire de Breytenbach. Les traductions que je conservais depuis des lustres ont trouvé un lecteur enthousiaste. La femme dans le soleil est sorti quelques mois plus tard. Doucey n’a pas ménagé sa peine pour multiplier les lectures et faire inviter Breyten dans des festivals.
Wordt vervolgd.