...
De basisstelling van het boek is dat “slawe” sterk bepalend zijn geweest voor de eigensoortige aard en atmosfeer van de Kaapse cultuur van de zeventiende tot de negentiende eeuw.
...
Vorig jaar verscheen het lijvige boek Die Kaapse slawe 1652-1838 van de Zuid-Afrikaanse cultuurhistorica Eunice Visser. Het boek verdient in de Lage Landen, bij uitbreiding op het internationale forum, een ruim lezerspubliek.
Cultuurhistorisch perspectief
Aanleiding voor de grondige studie is een uitspraak van Robert Shell (1949-2015), Zuid-Afrikaans hoogleraar African Studies (https://www.sahistory.org.za/people/robert-carl-heinz-shell) en samensteller van een sociale geschiedenis van de slavengemeenschap aan de Kaap, dat de ontwikkeling van een “creole culture” niet eerder is bestudeerd. De lacune in het onderzoek, zoals aangeduid door Shell, was de aanzet voor Die Kaapse slawe. De cultuurhistorische studie van Eunice Visser is met name gericht op de rol van tot slaaf gemaakten in de pluriculturele geschiedenis van de Kaap. Tot slaaf gemaakten zijn vanaf 1653 – één jaar na de oprichting van een verversingspost van de VOC – in de Kaap geïmporteerd. De geschiedenis van de slavengemeenschap loopt tot 1 december 1838, wanneer een verbod is ingesteld op de slavenhandel. De basisstelling van het boek is dat “slawe” sterk bepalend zijn geweest voor de eigensoortige aard en atmosfeer van de Kaapse cultuur van de zeventiende tot de negentiende eeuw. Shell, naar wie Visser met achting verwijst in de inleiding van Die Kaapse slawe, had het over cultuur in de brede zin, bijvoorbeeld ook eetcultuur, architectuur en meubilair, muziek en taal (“its melodious, forthright, and poetic language” (Shell), hiermee verwijzend naar de ontwikkeling van het Afrikaans, eerst in Arabisch schrift opgetekend).
...
De betekenis van tot slaaf gemaakten in de culturele ontwikkeling van het Kaapse leven is volgens de auteur volkomen miskend en onderschat. Die miskenning is het gevolg van een rassen-georiënteerd politiek en sociaal bestel dat cultuurgemeenschappen van elkaar heeft geïsoleerd.
...
Doelstelling van Visser is vanuit een “objektief” cultuurhistorisch perspectief een ruimere visie te bieden op de Kaapse en bij uitbreiding de Zuid-Afrikaanse heterogene cultuurgeschiedenis. Haar aandacht voor de levenswijze en -vormen aan de Kaap van de slavengemeenschap is geïnspireerd door de overtuiging “dat ’n kultuurhistoriese ondersoek na die rol en impak van die slawe op die Kaapse kultuur ’n prioriteit is” (p. 11). De betekenis van tot slaaf gemaakten in de culturele ontwikkeling van het Kaapse leven is volgens de auteur volkomen miskend en onderschat. Die miskenning is het gevolg van een rassen-georiënteerd politiek en sociaal bestel dat cultuurgemeenschappen van elkaar heeft geïsoleerd. In de cultuurhistorische studie ligt de nadruk op het concept van de culturele dynamiek – of vermenging van culturele levenswijzen en -vormen, gewoontes en gebruiken – en op de culturele heterogeniteit. Niet alleen in de vroege Kaapse samenleving, ook in het hedendaagse Zuid-Afrika. Vanuit historisch perspectief worden uitspraken gedaan over het multiculturele en etnisch diverse landschap dat Zuid-Afrika vandaag is.
De historica Eugene Visser hanteert ten opzichte van onderzoek dat zich richt op historische, maatschappelijke en sociologische, economische en religieuze aspecten van de “slavengeschiedenis” een cultuurkritisch standpunt. Zij stelt dat cultuurgeschiedenis een “determinering [veronderstelt] van lewens- en skeppingsvorme”. Cultuur is als sociaal construct de uitdrukking van een levensstijl van een bepaalde samenleving. In tegenstelling tot eerder onderzoek naar de slavengeschiedenis aan de Kaap wordt een socio-culturele determinant gebruikt in Die Kaapse slawe.
Van eurocentrisme naar de focus op tot slaaf gemaakten
Opmerkelijk is het verschil in focus tussen de eerste twee delen (“1652-1795” en “1795-1875”) van de recent verschenen overzichtsstudie Geen land voor dromen. Geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur (2023) van Eep Francken en Olf Praamstra en het cultuurhistorisch boek van Visser. In het literatuur-historisch naslagwerk van Francken en Praamstra ligt de klemtoon op de Nederlandse koloniale stem in de vroegste literatuurproductie aan de Kaap. Protagonisten zijn overwegend Nederlandse migranten en reizigers, vooral kolonialen die in de Kaapkolonie een hoger-ambtenarenstatuut bekleedden. Velen onder de bevolking van kolonisten waren immers laaggeletterd. Het standpunt dat in hun getuigenissen naar voren komt is per definitie eurocentrisch. Het kon hen niet kwalijk worden genomen: de meesten hadden hun opleiding genoten in het vaderland (Francken & Praamstra, p. 51).
Het is precies tegen een soortgelijke Europese blik op de slavengeschiedenis aan de Kaap dat Visser zich afzet. Zij wil een ander verhaal brengen, niet vanuit het standpunt van de koloniaal maar dat van de onderdrukte. Geschiedkundig onderzoek in Zuid-Afrika naar vroege samenlevingsvormen aan de Kaap – waar in de loop der jaren (in de tweede helft van de zeventiende eeuw) een cultuurvermenging plaatsvond van “Europese meesters” (Nederlanders, Duitsers, Fransen, Engelsen en Scandinaviërs) en slavengroepen – is tot vandaag overwegend vanuit eurocentrisch perspectief ondernomen. Die Kaapse slawe tracht als tegengewicht voor die benadering – dus met aandacht voor het oogpunt van de koloniale overheerser – een stem geven aan de tot slaaf gemaakte.
Cultuur als menselijk attribuut en assimilerende bewegingen
Tegen de achtergrond van de zeventiende-eeuwse Nederlandse kolonisatie- en handelsgeschiedenis in het Oosten en de agency van de Nederlandse kolonisatie-coöperatie Verenigde Oost-Indische Compagnie, kort nadat Jan van Riebeeck voet aan wal zetten in de Kaap, wordt geschetst hoe toenemend Oosterse en Afrikaanse mensen naar de zuidpunt van Afrika zijn geëxporteerd. Vanuit economische overwegingen, vooral met de betrachting het Kaapse arbeidsprobleem door de uitbreiding van de Kaapkolonie op te lossen. Met de Bijbel onder de arm is gedurende bijna twee eeuwen in de Kaap een bloeiende slavenhandel gewettigd. Visser stelt dat de tot slaaf gemaakten – een term die we vanuit post- en dekoloniaal standpunt verkiezen boven “slaven” (deze mensen zijn immers niet geboren als slaaf maar zijn in de ketenen van de slavernij gedwongen) – een aanzienlijke bijdrage leverden tot de cultuur en de culturele verbondenheid tussen bevolkingsgroepen. Vissers grondstelling is dat de mens een cultuurdrager en -schepper is, ook te midden van onderdrukking en strijd. Vandaar de nadruk in de studie op culturele dynamiek. Cultuur is een menselijk attribuut dat “onstuitbaar” en “onvernietigbaar” is. Het midden van de zeventiende eeuw – als start van het slaventransport naar zuidelijk Afrika – is volgens de onderzoeker een belangrijk “bewegingsmoment” in de vorming van een nieuwe inheemse cultuur. De Kaap had “die mees heterogene slawebevolking ter wêreld” (p. 560) en was “’n unieke kultuurmengelmoes”. Europese kolonisten en tot slaaf gemaakten, als importproduct naar de Kaap getransporteerd, dienden zich aan te passen aan een andere geografische, maatschappelijke en culturele omstandigheden. Visser toont aan dat in die vroegste geschiedenis slavengroepen in overwegend Europese culturen aan de Kaap zijn geassimileerd (“vertikale akkulturasie”). Vanaf 1658 nam de invoer van personen uit andere delen van Afrika en het Oosten aanzienlijk toe, met tot slaaf gemaakten verzameld in Kompanjieslawelosie (Slavenlogement) en “slawekwartiere van die Kaapse slawespekulante”. In land voor dromen stellen Francken en Praamstra: “Sindsdien [1658] ging het snel. Slaven uit vele landen met een uiteenlopende achtergrond werden naar de kolonie gevoerd: uit Afrika, Madagascar en Azië. Er waren steeds weer nieuwe nodig want velen liepen weg en de geboortecijfers waren laag. In de tijd van de Compagnie zijn er zo’n 65.000 slaven aangevoerd en zijn ongeveer evenveel aan de Kaap in slavernij geboren” (p. 48).
...
Met de Bijbel onder de arm is gedurende bijna twee eeuwen in de Kaap een bloeiende slavenhandel gewettigd.
...
Wanneer meer homogene groepen van tot slaaf gemaakten in de Kaap zijn gevormd, hebben zij hun eigen cultuur in stand gehouden en/of ontwikkeld die zich zoals gezegd geleidelijk vermengde met plaatselijke cultuurgroepen, zowel van de Khoikhoi (herders) en de San (jagers en verzamelaars) als de Europese bezetters. Op deze manier zijn “[k]ultuurprodukte wat uit die arbeid van slawe voortgevloei het […] ’n inherente en onvervreemdbare deel van die Kaapse kultuur geword” (p. 285).
“Creole culture”
De geschiedenis van culturele assimilatie, “akkulturasie” en cultuurvermenging wordt op een thematisch-chronologische manier uit de doeken gedaan. In zes hoofdstukken (en een nawoord = hoofdstuk 7) wordt de Kaapse slawerny” beschreven als “’n belangrike hoofstuk in die Suid-Afrikaanse kultuurgeskiedenis”. Overtuigend wordt aangetoond dat de komst van tot slaaf gemaakten een nieuw hoofdstuk markeert in de Kaapse en bij uitbreiding de Zuid-Afrikaanse geschiedenis. Bijzonder revelerend is de studie van en de vele voorbeelden van levenswijzen en -vormen, zoals door Visser aangeduid, van “Kaapse slawe”, hun fysieke en geestelijke behoeften, de slavenarbeid, hun tegenwoordigheid als deel van een multiculturele Kaapse samenleving. Assimilatie en fusie van bevolkingsgrepen hebben geleid tot nieuwe/deviante cultuurvormen die, zoals de auteur benadrukt, een “aspekt [zijn] van die tipies sinkretiese Suid-Afrikaanse kultuur”. Ook groepen van mensen die in verschrikkelijke omstandigheden trachtten te overleven onder een onderdrukkend regime van uitbuiting en zelfverrijking, waren zoals Visser uitputtend aantoont de scheppers van cultuur(producten), een cultuur die kortom is geboren uit strijd en verdrukking.
In de afgebakende periode van het studiegebied – 1652-1838 – zijn tal van volkeren en culturen samengebracht in de “suidpunt van Afrika” zodat een “creole culture” (Shell) is ontstaan. Voor het eerst wordt vanuit een cultuurhistorisch perspectief en op basis van uitvoerig archiefonderzoek de betekenis van slavengemeenschappen in de constructie van een multiculturele samenleving belicht. Daarvoor kreeg de auteur terecht veel lof toegezwaaid en is het boek dit jaar bekroond met de LW Hiemstraprys en de kykNET-Rapportprys vir nie-fiksie.
Terminologie en heuristiek
Het onderzoek is gebaseerd op een uitgebreide verzameling van archiefstukken en andere bronnen. Teneinde een idee te geven: het notenapparaat telt meer dan honderd bladzijden en de bronnenlijst is maar liefst vijftien bladzijden lang. Voor het onderzoek naar de culturen van tot slaaf gemaakten – niet alleen “Maleierslawe” of “Moslemslawe” – heeft de cultuurhistorica zich gebaseerd op reisverslagen en andere egodocumenten. Een uitzonderlijke keer een opgetekende getuigenis van een tot slaaf gemaakte, doorgaans bronnen van reizigers, migranten en figuren in het koloniale systeem. Zij heeft die documenten kritisch onderzocht, wetende dat de beeldvorming subjectief is en telkens weer een particulier beeld presenteert van de tot slaaf gemaakte in de Kaap. Bijzonder zijn ook de “pikturale en verbale bronne”, naast ambtelijke (on)gepubliceerde archivalia. Het boek is rijk geïllustreerd – een lust voor het oog – met professioneel gemaakte reproducties van tekeningen en andere grafische werken waarop het leven van “Kaapse slawe” wordt verbeeld.
De komst van “slawe” heeft het culturele leven aan de Kaap dus ingrijpend gewijzigd. Visser spreekt een paar keer over een feniks die uit zijn as herrijst. Of hoe uit onderdrukking een cultuur is ontstaan die zich in velerlei opzichten heeft vermengd met andere (Afrikaanse en Oosterse) cultuurattributen en levenswijzen. Hoofdstuk 5 is veelzeggend getiteld: “Slawearbeid: bousteen in die Kaapse kultuur” (pp. 285-409) en hoofdstuk 6: “Bydrae van die Kaapse slawe tot aspekte van die Suid-Afrikaanse kuluur, 1652-1838” (pp. 411-557), met voor de culinair ingestelde lezer een uitvoerig en smakelijk deel (inclusief foto’s) over eetcultuur en “kos”.
Over bepaalde terminologisch keuzes voor de aanduiding van etnische groepen kan worden getwist. Visser geeft het trouwens ook zelf aan in de verantwoording van haar boek. Termen zoals “Hottentot(te)”, door haar systematisch aangeduid als KhoiKhoin (Khoikhoi), “Maleierslawe” en de vanuit historisch perspectief minder gebruikte term “Moslemslawe” vergen nadere toelichting.
Objectieve navorsing
Ik heb meer moeite met de herhaaldelijk “objektief” genoemde aard van de “kultuurhistoriese navorsing”. Iedere geschiedschrijving biedt natuurlijk een (subjectief) narratief, hoezeer het construct ook gebaseerd op gedegen bronnenonderzoek. De geschiedschrijver maakt van feitenmateriaal een verhaal dat op een bepaalde wijze gestructureerd is en vooral van taal is gemaakt. Wàt wordt geciteerd, hoè een geschiedenis wordt becommentarieerd: het is de verantwoordelijkheid van de geschiedschrijver. De schrijverspositie is ontegensprekelijk deel van de compositie en retoriek van het verhaal. Daarenboven is het de taal zelf die de geschiedenis vertelt. Met hetzelfde bronnen- of documentair materiaal kan de geschiedenis immers ook anders worden verteld, zoals dat vele decennia is tentoongespreid (“de eurocentrische blik” waarover Visser spreekt). Objectief zou ik die methode met andere woorden niet noemen. Wat wel een meerwaarde is voor het cultuurhistorisch perspectief (perspectief dus als zienswijze) is de nadruk op personen, op particuliere rituelen en gebruiken, de levensvormen en zienswijzen van de personen die in de loop van de geschiedschrijving nauwelijks of geen aandacht kregen. De verschuiving van een passieve rol, in beschrijvingen vanuit andere oogpunten dan die van de tot slaaf gemaakte, naar een actieve rol of dus agency van “Kaapse slawe” is een bijzonder belangrijke aanvulling op de bekende (eurocentrische) verhalen. Vandaag wordt in het historisch onderzoek maar ook in de letterkunde steeds meer de rol van het slachtoffer van onderdrukking belicht. Die Kaapse slawe is in dat opzicht een belangwekkende aanvulling voor het geschiedkundig onderzoek. Precies daarom verdient het boek een vertaling in Engels, zodat een internationale gemeenschap van onderzoekers en lezers deelgenoot kan worden van deze verhalen. In het internationaal geschiedkundig onderzoek naar de slavernij en de (culturele) rol van tot slaaf gemaakten verdient dit boek een ruim lezerspubliek. Het boek is bijzonder wervend geschreven, ondanks een paar duizend eindnoten, met aandacht voor diegenen die eeuwenlang uit het vizier van de historici zijn gebleven. Robert Shells oproep om de “creole culture” te onderzoeken, heeft met het bijzonder fraai uitgegeven Die Kaapse slawe een overtuigend vervolg gekregen. Wat een mooi boek is Die Kaapse slawe, dankzij Protea Boekhuis en de steun van LW Hiemstra Trust, Fonds Neerlandistiek en de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns.
...
De komst van “slawe” heeft het culturele leven aan de Kaap dus ingrijpend gewijzigd.
...
Tot slot. Iets wat we altijd voor ogen moeten houden en door Visser wordt aangetoond: de geschiedenis wordt ook geschreven door onderdrukten, een heterogene gemeenschap waaruit een levendige cultuur is voortgekomen die in samenspraak met andere (Europese, Afrikaanse, Oosterse) culturen heeft geresulteerd in een hybride en gecreoliseerd Zuid-Afrikaans cultuurleven. Lange tijd is alleen het perspectief van de overheerser belicht. De rol en de impact van slavernij op de culturele samenlevingsgeschiedenis gedurende twee eeuwen aan de Kaap worden grondig gedocumenteerd en met oog voor een verhaal beschreven. De focus op de (actieve) positie van het slachtoffer van koloniale onderdrukking is de aanleiding voor een andersoortig geschiedverhaal, een geschiedenis van onrecht, maar ook een over een invloedrijke cultuur. Een feniks is met Die Kaapse slawe uit zijn as herrezen.
***
Eunice Visser, Die Kaapse slawe 1652-1838. ’n Kultuurhistoriese perspektief. Protea Boekhuis, Pretoria, 2022, 709 p.
Zie ook: Eep Francken en Olf Praamstra, Geen land voor dromen. Geschiedenis van de Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur. Amsterdam University Press, Amsterdam, 2023.
Lees ook:
Geen land voor dromen blaast het stof van Zuid-Afrikaanse Nederlandse literatuur
Die Kaapse slawe, 1652–1838: ’n Kultuurhistoriese perspektief by Eunice Bauermeester: book review