In Kunsthal KAdE in Amersfoort is vanaf 27 januari t/m 6 mei Tell Freedom te zien, een groepstentoonstelling van vijftien jonge Zuid-Afrikaanse kunstenaars. Ze leven nog dagelijks met de gevolgen van Zuid-Afrika’s bittere verleden, maar zijn hoopvol over de toekomst van hun land.
Kunsthistorica Manon Braat kent de eigentijdse Zuid-Afrikaanse kunst goed. Haar ouders zijn tien jaar geleden vanuit Nederland naar Kaapstad verhuisd en sindsdien bezoekt ze het land regelmatig. Daarbij heeft ze zich vanaf het begin in de Zuid-Afrikaanse kunstscene gestort.
Voor de tentoonstelling Tell Freedom bij Kunsthal KAdE in Amersfoort heeft Braat nauw samengewerkt met een Zuid-Afrikaanse collega, Nkule Mabaso. Beiden brengen hun eigen kennis en ervaring mee. ‘Ik heb sterke ideeën over wat er ontbreekt in het hedendaagse Nederlandse kunstlandschap’, zegt Braat. ‘En Nkule heeft sterke ideeën over hoe Zuid-Afrika gerepresenteerd moet worden. In Zuid-Afrika zijn ze bepaald niet altijd even tevreden over hoe dat in het buitenland gebeurt.’
Braat vindt dat Nederlandse musea onvoldoende aandacht hebben voor kunstenaars van buiten Europa en Noord-Amerika. Ze verwondert zich er met name over dat er zo weinig werk te zien is van kunstenaars uit de voormalige Nederlandse koloniën. ‘De meeste Nederlanders denken überhaupt niet aan Zuid-Afrika als een voormalige kolonie. Maar hoe je het ook wendt of keert: er heeft tussen Nederland en Zuid-Afrika altijd een band bestaan.’
Tell Freedom. 15 South African artists Deelnemende kunstenaars: Bronwyn Katz, Neo Matloga, Donna Kukama, Haroon Gunn-Salie, Nolan Oswald Dennis, Lerato Shadi, Madeyoulook, Buhlebezwe Siwani, Lebohang Kganye, Ashley Walters, Francois Knoetze, Mawande Ka Zenzile, Kemang Wa Lehulere, Dineo Seshee Bopape en Sabelo Mlangeni Gastcuratoren: Nkule Mabaso en Manon Braat 27 januari t/m 6 mei, Kunsthal KAdE, Amersfoort. www.kunsthalkade.nl. |
Uitgesproken keuze
Er wordt in Zuid-Afrika volgens Braat ‘geweldige kunst’ gemaakt. Het viel dan ook niet mee om uit het grote aanbod een keuze te maken. Braat en Mabaso hebben vooral gekeken naar het werk van jonge kunstenaars. Daarnaast waren ze geïnteresseerd in kunst die getuigt van ‘urgentie’, van een nadrukkelijk sociaal engagement. En dan moest het werk natuurlijk ook gewoon ‘mooi’ zijn.
Bij de samenstelling is gestreefd naar variatie in artistieke disciplines en een gelijke verdeling tussen mannelijke en vrouwelijke kunstenaars. Wat opvalt, is dat er weinig blanke kunstenaars zijn geselecteerd. ‘Dat is zeker een punt van discussie geweest’, geeft Braat toe. ‘We hebben simpelweg gekozen voor de kunstenaars die wij het best vinden – binnen het specifieke kader dat we voor deze tentoonstelling hebben gekozen: maatschappelijk engagement. Nkule en ik ervaren dat zwarte kunstenaars dat engagement meer aan de dag leggen dan witte kunstenaars. Ze spreken vanuit de trauma’s van hun ouders en grootouders, die de apartheid hebben meegemaakt. Ongelijkheid is bij de benadeelde groep sterker voelbaar dan bij de bevoorrechte groep. Daarmee wil ik niet zeggen dat witte kunstenaars niet geëngageerd zijn. Ik heb veel witte kunstenaars gesproken in Zuid-Afrika. Hun positie is niet makkelijk. Ook voor hen is er veel veranderd. Maar ze leiden nog steeds een meer bevoorrecht leven dan hun zwarte collega’s. En het is niet vanzelfsprekend om vanuit die bevoorrechte positie op een geloofwaardige en interessante manier kritiek te leveren, terwijl de wortel van het probleem bij het koloniale verleden en de witte apartheidsregering lag.’
Kunst als openbaring
De meeste kunstenaars die op de tentoonstelling vertegenwoordigd zijn, zijn zogenaamde ‘born frees’. Dat wil zeggen dat ze ná de apartheid geboren zijn. Toch is het apartheidsverleden op de tentoonstelling nooit ver weg. Hechten de curatoren niet te veel belang aan dat verleden? Worden de woede en de pijn waar het werk van deze jonge kunstenaars van getuigt, niet eerder ingegeven door de problemen van nú?
Braat: ‘Ik wil niet beweren dat Zuma het goed doet, want dat is niet zo. Maar de fundamentele scheve verhouding tussen arm en rijk gaat natuurlijk honderden jaren terug. Dat kan één politieke leider niet allemaal oplossen. Ook omdat het geld nog altijd grotendeels in handen is van een kleine witte groep. Ik heb er moeite mee als mensen alles op Zuma afschuiven. Daarmee haal je de verantwoordelijkheid bij jezelf weg. Het betekent niet dat je zelf niets meer hoeft te doen.’
Volgens Braat hebben veel jongeren de politiek de rug toegekeerd. ‘Maar tegelijk vind ik ze enorm hoopvol. Dat is juist zo mooi aan deze generatie. Dat ze vanuit hun historisch bewustzijn, hun creativiteit en wilskracht zeggen: het kán alleen maar de goede kant op gaan. Dat aspect willen we ook laten zien. Daarom hebben we kunstenaars gevraagd om nieuw werk te maken en daarbij na te denken over hoe een betere toekomst eruit zou kunnen zien. Maar natuurlijk kun je het resultaat van zo’n opdracht niet dicteren. Kunstenaars zijn wie ze zijn en maken wat ze maken.’
Braat is benieuwd hoe de tentoonstelling ontvangen zal worden. ‘Wat ik hoop is, dat de bezoeker – net als ik, toen ik voor het eerst de galeries in Zuid-Afrika bezocht – een soort openbaring ervaart. Dat ze niet alleen denken: wat ongelooflijk prachtig is dit werk! Maar ook: wat brengt het me een belangrijke boodschap, wat leer ik hier veel uit over de wereld om me heen! Het zal in veel gevallen ook een ontstellende ervaring zijn, want het werk is soms duister, somber, een klap in je gezicht. Mijn eigen kennismaking met Zuid-Afrikaanse kunst is heel belangrijk geweest voor mijn persoonlijke vorming, mijn historisch bewustzijn, mijn begrip van de grote voorrechten die ik heb als witte Europeaan. Ik zal er altijd dankbaar voor blijven dat dat op mijn pad is gekomen. En dat wens ik iedereen toe.’
Culturele sector speelt voortrekkersrol
Volgens Braat zijn de thema’s die op de tentoonstelling worden aangesneden, zoals ongelijkheid en het streven naar een inclusieve samenleving, niet uniek voor Zuid-Afrika. De kunstwerken vertellen een globaal verhaal, dat ook Nederland aangaat. ‘Te meer vanwege de gedeelde koloniale geschiedenis kunnen we niet zeggen dat we er geen deel van uitmaken.’
De tentoonstelling past binnen de Nederlandse heroriëntatie op het eigen koloniale verleden en dié maakt weer deel uit van een mondiale ontwikkeling. Hierbij valt te denken aan de #RhodesMustFall-beweging in Zuid-Afrika, maar bijvoorbeeld ook aan de recente beeldenstorm in het zuiden van de Verenigde Staten (augustus 2017). ‘We staan aan het begin van een ontwikkeling die niet te stoppen valt’, constateert Braat. ‘Er is ook in Nederland een generatie jonge zwarte activisten actief die zich niet meer de mond laat snoeren. Kijk maar naar het zwartepietendebat. Ik moet zeggen dat ik ervan schrik dat de situatie zo uit de hand heeft kunnen lopen, dat het antipietprotest zoveel haat kan oproepen. Dat beangstigt me echt heel erg. Maar het maakt me tegelijk nóg meer gedreven om aan de hand van beeldende kunst op microniveau een steentje aan de bewustwording bij te dragen. Die mensen die zo bang zijn voor verandering zullen moeten inzien dat er geen weg terug meer is.’
Er is dus ook in Nederland sprake van transformatie en dekolonisering. De culturele sector loopt hierbij voorop. Dat blijkt bijvoorbeeld uit het feit dat het Rijksmuseum in 2020 een grote tentoonstelling over het Nederlandse slavernijverleden houdt en bezig is om de eigen collectie door te lichten, op zoek naar objecten die in een koloniale context onrechtmatig zijn verkregen. ‘Het had wel wat sneller en vooral wat eerder gemogen’, vindt Braat. Toch ziet ze binnen kunstinstellingen een duidelijke omslag. ‘Je kunt nog niet zeggen dat het goed gaat. Alles is zo lang hetzelfde geweest, het zijn zulke logge machines, er zit zoveel vastgeroest … Er gaan generaties overheen voor er iets verandert. Maar het gaat wel degelijk gebeuren.’
Buro: IG