De dag waarop dichteres Antjie Krog De Gouden Ganzenveer 2018 in ontvangst mocht nemen, zal de geschiedenis ingaan als een mijlpaal in de relatie tussen het Nederlands en het Afrikaans. Hier werd de basis gelegd voor een geïntensifieerd contact tussen beide talen.
Op donderdag 19 april ontving de Zuid-Afrikaanse schrijfster Antjie Krog (1952) in het statige hotel The Grand in Amsterdam De Gouden Ganzenveer 2018. Wat de toekenning bijzonder maakt, is dat deze prijs bedoeld is voor een persoon of instelling die van grote betekenis is “voor het geschreven en gedrukte woord in de Nederlandse taal” [mijn cursivering, IG]. Sinds het begin van De Gouden Ganzenveer in 1955 is de prijs 34 keer toegekend. Eerdere laureaten waren onder meer de schrijvers Tom Lanoye, Adriaan van Dis, Joke van Leeuwen, Remco Campert, Annejet van der Zijl, Ramsey Nasr, David van Reybrouck, Geert Mak en Arnon Grunberg. Instellingen die De Gouden Ganzenveer hebben gewonnen, zijn bijvoorbeeld de Koninklijke Academie van Wetenschappen, het Cultureel Supplement van NRC Handelsblad en het Letterkundig Museum. Dit jaar is het echter voor het eerst dat de prijs wordt toegekend aan een schrijver uit een ander taalgebied. De schrijver die deze uitzonderlijke eer te beurt valt, is Antjie Krog. Haar taal: het Afrikaans.
Antjie Krog is al jaren een graag geziene gast op literatuurfestivals in Nederland en Vlaanderen. Dat maakt de toekenning van De Gouden Ganzenveer in zekere zin te begrijpen. Krog heeft in de Lage Landen niet alleen veel fans die haar poëzie bewonderen. Ze doet ook al jaren mee aan de literaire en maatschappelijke debatten die in Nederland en Vlaanderen worden gevoerd. Als het gaat over bijvoorbeeld multiculturalisme of de omgang met het verleden is ze een stem waarnaar geluisterd wordt.
Het is dan ook goed te zien hoeveel bekende schrijvers en kopstukken uit de wereld van cultuur, politiek en wetenschap op de eerste zomerse dag van het jaar de moeite hebben genomen om naar deze feestelijke plechtigheid te komen. Tom Lanoye en Adriaan van Dis, allebei zelf ook winnaar van De Gouden Ganzenveer, zijn er natuurlijk; zij hebben later een rol in het programma. Maar ook collega-schrijvers als Nelleke Noordervliet, Christine Otten en Tomas Lieske zijn van de partij. Dit is niet zomaar een gelegenheid waar je heen gaat om gezien te worden. Het is duidelijk dat al deze mensen gekomen zijn uit respect en waardering voor Antjie Krog.
Tom Lanoye en zijn “genadeloos oorrompelende Antjie”
Volgens de uitnodiging heeft Krog voor deze middag een programma samengesteld waarin een hoofdrol is weggelegd voor “drie bedreigde tale en een taal volkome uitgesterf”. Krog zelf neemt een groot deel van het programma voor haar rekening. Herhaaldelijk wordt ze eraan herinnerd dat “om een prijs te winnen hard werken is”. Toch heeft de organisatie ook een paar verrassingen voor háár in petto. En de bijeenkomst begint meteen met de eerste verrassing, als de Nederlandse zangeres Wende Snijders – enkele dagen geleden zelf winnares van de Annie M.G. Schmidtprijs voor het beste theaterlied van het jaar en inmiddels zo beroemd dat ze alleen nog maar als “Wende” door het leven gaat – een gedicht van Krog ten gehore brengt. Krog bedankt haar met een warme omhelzing.
Dan is het woord aan de Vlaamse schrijver Tom Lanoye. Lanoye woont de helft van het jaar in Kaapstad en hij en Krog zijn al jaren goed bevriend. Samen hebben ze onder meer de theatervoorstelling Geletterde mensen gemaakt. Ook heeft Krog Lanoyes Mamma Medea in het Afrikaans vertaald. In 2014 mocht Krog bij de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs aan Lanoye de laudatio voorlezen. Wie er die dag in Den Haag bij was, zal haar optreden nooit meer vergeten. Krog bracht haar lofrede namelijk in de stijl van een heuse Zuid-Afrikaanse imbongi (prijszanger), compleet met speer en spies. Deze keer is het Lanoye die de laudatio voor zijn “koeksister”, zijn “heldin”, de “onvoorwaardelijke krijger”, de “genadeloos oorrompelende Antjie” mag afsteken, en hij doet dat met niet minder energie. Het is verleidelijk om je te laten inspinnen door Lanoyes verbale vuurwerk. Maar als je goed luistert, merk je dat er aan dat barokke taalgebruik ook altijd weer een goed verhaal ten grondslag ligt.
Lanoye betreurt het dat, na de Nobelprijs voor de Literatuur voor Nadine Gordimer en J.M. Coetzee, het waarschijnlijk wel even zal duren voor de jury in Zweden weer een Zuid-Afrikaanse schrijver bekroont. Dat is jammer, want daardoor moest men nu zijn toevlucht nemen tot Bob Dylan en zal het internationale publiek nooit kunnen kennismaken met het werk van Antjie Krog, Lanoyes eigen “Lou Reed op speed”. Lanoye bewondert Krog niet alleen omdat zij de traditie van de orale poëzie (zo eigen aan het continent Afrika) heeft herontdekt, maar ook omdat ze een meester is in haar métier (het schrijverschap), die “alle codes en knoppen van het vak” weet te bespelen met de “blijvende dartelheid” van een “averechts veulen”. Daarbij schrikt ze er niet voor terug om “gedateerde woorden zoals medemenselijkheid” te gebruiken. “Jij houdt je niet bezig met zulke begrenzingen”, aldus Lanoye. “Jij geeft woorden, hoe groot ook, in jouw poëzie asiel.” En dat doet Krog, zegt Lanoye, in een taal “die zindert als de zon”.
Met dit laatste raakt Lanoye aan een belangrijk punt. Want de toekenning van De Gouden Ganzenveer is dit jaar niet alleen bedoeld als eerbetoon aan een persoon of instelling, maar ook als eerbetoon aan een taal. In Lanoyes woorden: “die zusterspraak van het Nederlands, dat verrukkelijke Afrikaans”.
“Vogels van eendere veren”
Na het officiële moment, de overhandiging van De Gouden Ganzenveer door Gemma Nefkens, voorzitter van de gelijknamige stichting, komt Antjie Krog voor het eerst deze middag zelf in actie. In haar dankwoord getiteld “Een hand vol veren” (een titel die in de context van de Afrikaanse literatuur allerlei associaties oproept) staat Krog stil bij de betekenis van de Nederlandse uitdrukking “iemand een veer in de kont steken”: iemand (overdreven) prijzen om er zodoende later baat bij te hebben. Het Afrikaans, Nederlands en Vlaams zijn volgens Krog, ondanks allerlei verschillen, “vogels van eendere veren”. Vandaag de dag worden deze talen alle drie geconfronteerd met dezelfde bedreiging van buitenaf: de opmars van het Engels. “En voor het eerst zoeken we dringend toenadering tot elkaar: als wij elkaar prijzen, zelfs overdreven prijzen, zullen onze talen daar dan uiteindelijk baat bij hebben? Écht baat bij hebben?”1
----------
“Afrikaners sal Afrikaans soos ’n drol in die gras losas dit hulle affekteer”, zegt ze.
Polak herinnert aan Krogs opmerking dat er ook slechte redenen zouden kunnen zijn voor de toenadering tussen het Nederlands en het Afrikaans. Als voorbeeld noemt Krog het feit dat er de laatste jaren steeds meer Nederlandse boeken in het Afrikaans worden vertaald. Dat lijkt goed nieuws, want tot voor kort was er veel minder belangstelling voor het Nederlands in Zuid-Afrika. Maar wat Krog zorgen baart, is dat de Nederlandse en Vlaamse schrijvers die vertaald worden, over het algemeen niet afkomstig zijn uit de groep van jonge, niet-witte schrijvers. Het gevaar bestaat dus dat het Nederlands wordt gebruikt om een conservatieve benadering tot het Afrikaans te versterken. Krog hoopt daarentegen dat het Afrikaans de progressieve manier van denken overneemt die zo kenmerkend voor Nederland is. “Al zijn jullie ook bezig om te veranderen”, voegt ze er waarschuwend aan toe.
Van Dis is blij dat Krog niet wil dat de nieuwe belangstelling voor het Nederlands in Zuid-Afrika het Afrikaans “witter” maakt. Op dit punt tovert hij zijn mobiele telefoon uit zijn zak en leest er het gedicht “Waar ek staan” van Ronelda Kamfer op voor. Dat brengt Krog op de columns van Kamfers man Nathan Trantraal in de Afrikaanse zondagskrant Rapport. Trantraal schrijft zijn teksten in het Kaapse Afrikaans, in een volstrekt idiosyncratische spelling. Dat maakt zijn werk voor mensen die gewend zijn aan standaard-Afrikaans in eerste instantie lastig. Voor Krog zijn Trantraals teksten echter het bewijs dat het mogelijk is om ook in het Kaaps een “ongelooflijke diepte” te bereiken. Bij Trantraal is er geen sprake van “verarming van het denken”, hier is diepgang “in ’n anderste soort Afrikaans”.
Bij de toenadering tussen het Nederlands en het Afrikaans zou behoud van diversiteit voorop moeten staan, vindt Krog. En verder is het een kwestie van aftasten, van “uit-voel met mekaar”.
“Eigenlijk toch niet!”
Aan het einde van dit gesprek zegt Krog iets waar ze vrijwel onmiddellijk spijt van lijkt te hebben. Zoals zovelen maakt ook Krog zich zorgen over de toekomst van het Afrikaans. Toch waagt ze het de vraag op te roepen of een taal wel tegen elke prijs behouden moet blijven. Zou een taal ooit zijn bestaansreden kunnen verliezen? Hebben we taal echt nodig als baken van onze identiteit? Voor het behoud van de taal verwacht Krog het meest van bruine Afrikaanssprekenden. Ze ziet te vaak gebeuren dat welgestelde Afrikaners die zich voordoen als kampvechters voor het Afrikaans hun kind toch maar liever naar een Engelstalige school sturen. “Afrikaners sal Afrikaans soos ’n drol in die gras los as dit hulle affekteer”, zegt ze. En als in een nagedachte laat ze erop volgen: “’n Taal moet ook kan doodgaan.”
Daarmee bedoelt ze natuurlijk dat een taal zijn bestaansrecht verliest als de sprekers ervan zelf hun taal verwaarlozen. Maar wil Krog, de gelauwerde dichteres, werkelijk dat het Afrikaans verdwijnt? Terwijl ze achter de microfoon gaat staan voor het volgende onderdeel, heeft ze zich al bedacht: “Nee, eigenlijk toch niet!” Daarna leest ze samen met de Duitse stemkunstenaar Christian Kesten gedichten voor uit Die sterre sê tsau! (in Nederlandse vertaling uitgegeven als Liederen van de blauwkraanvogel). Deze gedichten zijn gebaseerd op vertellingen uit de Bleek-collectie, oorspronkelijk opgetekend in een van de Khoisan-talen, het /Xam. Dít is de uitgestorven taal waarvan in de uitnodiging melding werd gemaakt: “die uitgestorwe taal bevat van die mees beeldskone en etiese maniere van leef op aarde”. Wie moedwillig is, zou Krogs uitspraak van zo-even verkeerd kunnen interpreteren. Maar je hoeft maar naar haar woorden en haar gevoelvolle voordracht te luisteren – Krog beheerst het Afrikaans als instrument als geen ander – om te weten hoe levensnoodzakelijk haar taal voor haar is. En hoe belangrijk Krog is voor het Afrikaans.
Krogs betekenis als ambassadeur van het Afrikaans in Nederland, Vlaanderen en de wereld wordt weer eens onderstreept als we tot besluit alsnog de tweede verrassing krijgen te zien, die eerder op de middag vanwege een technisch mankement niet kon doorgaan. Het blijkt een videoboodschap te zijn van de Nederlandse politicus Frans Timmermans, eerste vicevoorzitter van de Europese Commissie en liefhebber van het Afrikaans. Timmermans belijdt hoe Krog hem met haar poëzie telkens weer inspireert. In haar poëzie “klinkt de menselijkheid door in elk woord”. Van Krog heeft Timmermans geleerd wat het betekent om “met” de geschiedenis te leven, en niet “in”. En het is Krog die van Timmermans, naar eigen zeggen, een feminist heeft gemaakt.
Dan is het tijd om het glas te heffen. Het filmpje van Timmermans zorgt ervoor dat het officiële programma wat rommelig tot een einde komt. En dat is jammer, want ik denk dat iedereen in de zaal behoefte had om Antjie Krog, winnares van De Gouden Ganzenveer 2018, een staande ovatie te brengen.
- Foto’s: Elize Zorgman
1 Citaten uit het dankwoord zijn overgenomen uit de geprojecteerde Nederlandse vertaling van de tekst die door Krog tijdens deze gelegenheid in het Afrikaans werd voorgelezen. Alle teksten die tijdens deze middag zijn voorgelezen, komen in een bundel die op 24 september bij boekhandel Athenaeum in Amsterdam wordt gepresenteerd.