Op 20 mei 1996, bijna een jaar voor diens onverwachte overlijden in Lissabon, schreef De Coninck een brief naar Antjie Krog.
Aanleiding was het werk van Krog als waarnemer en verslaggever van de Waarheids- en Verzoeningscommissie in Zuid-Afrika. Zij werkte eerst als adjunct-hoofdredacteur van het kritische politieke magazine Die Suid-Afrikaan, volgens een nogal sarcastische De Coninck “een blad dat graag een chique literair tijdschrift had willen zijn, zo heb ik het wel eens genoemd, maar dat daar niet de tijd voor had, en dan maar, uit noodzaak, uit urgentie, progressieve politieke standpunten tegen elkaar liet opbotsen, in het Engels of het Afrikaans”. Hij heeft het over “een soort gevecht tussen literatuur en politiek” in DSA, met prioritair de moraal en de politiek. Later berichtte zij voor de radio over de beraadslaging van en getuigenissen voor de TRC. Als hoofdredacteur van het populaire glossy magazine Nieuw Wereldtijdschrift legde De Coninck haar het verzoek voor een reeks bijdragen te schrijven over de commissiewerkzaamheden en bevindingen te delen met het Nederlandstalige lezerspubliek.
De Coninck legde bij wijze van “inleidend interview” in totaal zeven politiek getinte vragen voor met als slotopmerking: “hoe dwingend is politieke correctheid in Zuid-Afrika? En hoe vervelend is ze?”. Vervolgens verwijst hij naar een persoonlijke ervaring in Durban, waar hij te gast was op een poëziefestival, en besluit: “Ik ben bij het weekblad Humo dertien jaar politiek correct geweest. Ik vind het vervelend. Het interessante is politieke oncorrectheid, overal”.
Dezer dagen lees ik Onder literatoren, de door Piet Piryns en Thomas Eyskens samengestelde bundel met vraaggesprekken die De Coninck in opdracht van de weekbladen Humo en Vrij Nederland heeft afgenomen van Nederlandstalige auteurs en ook Breyten Breytenbach. Meteen de gelegenheid om weer eens te grasduinen in Een aangename postumiteit. Brieven 1965-1997, samengesteld door Benno Barnard, Kristien Hemmerechts, Piet Piryns en de tekstediteur Annick Schreuder (De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2004). De briefpassages waarin Breytenbach wordt genoemd, hebben alle te maken met de antiapartheidsstrijd en diens politieke rol in Zuid-Afrika. De brief [360] die is gericht aan Antjie Krog, opgenomen op pagina’s 673-675 van de epistolaire verzameling, spreekt niet over haar poëzie – hoewel “een prima dichteres” – maar over literatuur en engagement, over het gegeven dat volgens De Coninck het dichterschap “ondergeschikt [is] gemaakt [aan] de struggle”. De vraag is in hoeverre De Coninck Krogs poëzie goed kende, ook al geeft hij toe dat “ook je erotische poëzie […] struggle [is]”. Waaraan hij duidelijk aanstoot neemt, of beter: hij legt haar de kritische bespiegeling voor, is de “political correctness” van Krogs geschriften. Hij schrijft: “In mijn journalistentijd was het maoïsme politiek correct. Ik ben nooit een maoïst geweest, ik ben katholiek begonnen, één geloof was genoeg. Maar toch woog er een politieke zelfcensuur op wat we schreven. Ik heb er uitsluitend beschamende herinneringen aan, het is de enige smet op die hele periode”. En dan stelt hij de morele vraag “hoe dwingend […] politieke correctheid is”.
Ik vraag me nu weer af hoe Antjie Krog hierop reageerde. Of méér brieven zijn gewisseld tussen De Coninck en Krog. De reacties op de brieven die De Coninck verstuurde zijn niet opgenomen in Een aangename postumiteit. Auteursrechtelijk een moeilijke zaak maar toch ook jammer natuurlijk. Vandaag wordt de vraag die De Coninck opwerpt méér dan ooit gesteld, of toch minstens even dwingend als in de jaren zestig en vroege jaren zeventig van de vorige eeuw. Ik las er recent een bijdrage over van Gustaaf Peek: wie zich als kunstenaar niet engageert, zo stelt de Nederlandse schrijver, staat aan de verkeerde kant van de geschiedenis of liever: die schrijver “schaart zich aan de kant van de daders”. (https://deburen.eu/magazine/3463/wie-zich-als-kunstenaar-nu-niet-engageert-schaart-zich-aan-de-kant-van-de-daders?fbclid=IwAR1AzkfvC4LFljqS1aT8yj79ajPuWDAsg3xDmGf_sm_gxGU3k6a77J8Hx1I)
De belangstellende lezer kan onder deze bijdrage het facsimile lezen van De Conincks brief in een editie van Annick Schreuder. Ik refereerde in 2018 voor een congres van de Afrikaanse Letterkundevereniging en een publicatie op Africa Book Link aan deze brief om commentaar te leveren bij Krogs zes afleveringen van de ‘Brief uit Kaapstad’ in het Nieuw Wereldtijdschrift: https://www.africabooklink.com/antjie-krog-en-herman-de-coninck-brief-uit-kaapstad-en-nieuw-wereldtijdschrift-yves-tsjoen/. In een aantekening van de tekstbezorgers wordt overigens beweerd dat Krogs reeks in NWT ten grondslag ligt aan Country of My Skull (in Nederlandse vertaling: De kleur van je hart). Over Herman de Conincks visie op politiek en maatschappij en de vriendschappelijke banden met schrijvers in Zuid-Afrika, ook de drie verblijven die hij er doorbracht (onder meer in Durban), heb ik elders geschreven (zie noot).
Ik herlees ook met genoegen beide brieven aan Daniel Hugo in de collectie, inclusief het gedicht in brief [412] dd. 9 januari 1997, sprekend over een krantenrecensie door T.T. Cloete van Liefde miskien (1996), de door Daniel Hugo vertaalde selectie uit de vroege poëzie van De Coninck. Hugo wordt trouwens genoemd in de brief aan Krog. Het gedicht is opgenomen in de postuum uitgegeven bundel Vingerafdrukken (1997) en later in het verzameld dichtwerk.
- Noot: ‘“Zou de wereldbol een beetje aan het leeglopen zijn?” Herman de Coninck over het Afrikaans en Afrikaner maatschappij, cultuur en politiek’, in Tydskrif vir Letterkunde. ’n Tydskrif vir Afrikaanse letterkunde/A Journal for African Literature 49 (2012) 2, p. 5-24.
Lees ook:
Persverklaring: Yves T'Sjoen en Antjie Krog by SASNEV (Saterdag 17 September 2022 om 17:30)