Langverwachte brief van minister over internationalisering en verengelsing hoger onderwijs bevat weinig concrete plannen

  • 0

Ze had hem in januari al aangekondigd: de brief van Onderwijsminister Ingrid van Engelshoven over de internationalisering van het middelbaar beroepsonderwijs en het hoger onderwijs. Hierin zou ze onder meer ingaan op de toenemende verengelsing van het hoger onderwijs in Nederland. Maandag lág hij er dan ook. Maar helaas bevat de brief, waar door velen reikhalzend naar uitgezien is, weinig concrete maatregelen.

Minister Ingrid van Engelshoven (OCW) / Foto: Sebastiaan ter Burg [CC BY-SA 2.0] via Wikimedia Commons

In haar brief schrijft minister Ingrid van Engelshoven van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen dat ze de internationalisering van het Nederlandse hoger onderwijs over het algemeen als een goede zaak beschouwt. Het feit dat steeds meer internationale studenten kiezen voor een opleiding in Nederland, zegt iets over de kwaliteit van het onderwijs dat in Nederland geboden wordt. Voor de Nederlandse kenniseconomie is het belangrijk internationaal toptalent aan te trekken. En andersom hecht de minister eraan dat alle Nederlandse studenten in het middelbaar beroepsonderwijs (mbo) en het hoger onderwijs (universiteiten en hogescholen) internationale ervaring kunnen opdoen, ófwel door een deel van hun studie of een stage in het buitenland te volgen, óf in een digitale omgeving (bijvoorbeeld via een international classroom).

Die internationalisering mag echter nooit de overhand nemen of een doel op zich worden, vindt de minister. Er moet altijd sprake zijn van “evenwicht”. Daarmee bedoelt ze dat de kwaliteit van het onderwijs voorop moet blijven staan en dat er in het onderwijs in Nederland altijd plek moet zijn voor Nederlandse studenten. Ook moet er aandacht blijven voor de waarde van het Nederlands als cultuur- en wetenschapstaal.

“Ik sta voor een open Nederlandse samenleving waarin we over grenzen heen durven te kijken”, aldus de minister. “We moeten ons niet bang laten maken door verhalen dat internationalisering iets negatiefs is dat over ons wordt uitgestort.” Maar ze erkent dat internationalisering ook risico’s meebrengt en dat er in de samenleving grote ongerustheid heerst, met name over de toename van het Engels in het Nederlandse hoger onderwijs. De indruk bestaat dat internationale studenten de Nederlandse studenten in sommige sectoren zouden “verdringen” (denk aan beschikbare collegezalen en studentenhuisvesting) en dat een deel van de Nederlandse studenten niet mee kan komen als opleidingen alleen nog in het Engels aangeboden worden. “Daarom zal ik ervoor zorgen dat er altijd plek is in het hoger onderwijs voor iedere Nederlandse student”, belooft de minister, “en dat er voldoende opleidingen in het Nederlands worden aangeboden.”

Van Engelshoven zegt toe dat ze het wetsartikel over de taalkeuze in het mbo en het hoger onderwijs gaat herzien. Deze wet stamt uit 1991 en komt niet meer overeen met de praktijk vandaag de dag. Aan de ene kant lijkt de minister de ruimte voor het Engels in het Nederlandse hoger onderwijs te willen vergroten. Aan de andere kant moet de toegankelijkheid van het onderwijs voor Nederlandse studenten geborgd zijn en moet een onderwijsinstelling de meerwaarde van de keuze voor bijvoorbeeld het Engels kunnen uitleggen. Het taalbeheersingsniveau van docenten (geen “steenkolenengels” meer, maar minimaal C1-niveau) moet streng worden gemonitord.

Van Engelshoven verwijst regelmatig naar de internationaliseringsagenda die de Vereniging van Nederlandse Universiteiten (VSNU) en de Vereniging Hogescholen (VH) half mei presenteerden. Van Engelshoven is het ermee eens dat Nederlandse onderwijsinstellingen onderling moeten afstemmen dat er per sector landelijk nog voldoende Nederlandstalige opleidingen aangeboden worden. Ook blijkt zij, net als VSNU en VH, te spelen met de gedachte om het collegegeld voor studenten van buiten de Europese Economische Ruimte te verhogen en om een numerus fixus in te stellen voor bepaalde Engelstalige opleidingen.

In haar kamerbrief vermeldt Van Engelshoven verder dat ze samen met de minister van Binnenlandse Zaken bezig is met een reorganisatie van de studentenhuisvesting in Nederland, waarbij woonruimte voor internationale studenten een van de aandachtspunten is.

Ook hecht de minister veel waarde aan “doelmatigheid”. Daarmee bedoelt ze in dit verband dat goed gekeken moet worden waar internationale studenten na hun studie in Nederland heen gaan. Als zou blijken dat er allerlei aanpassingen worden gedaan om deze studenten in Nederland te accommoderen, terwijl ze na hun studie naar het buitenland verdwijnen en niet behouden blijven voor de Nederlandse kenniseconomie, dan is de investering in hun onderwijs niet “doelmatig” geweest.

Een laatste interessant aspect uit de brief is dat er volgens de minister goed gekeken moet worden naar de verbinding van internationale studenten en docenten met de omgeving. Onderwijsinstellingen, maar bijvoorbeeld ook studentenverenigingen, zouden gestimuleerd moeten worden om internationale studenten en docenten taalcursussen aan te bieden, zodat ze makkelijker integreren in de Nederlandse samenleving.

Mooie gedachten dus. Maar afgezien van de herziening van de wet op de voertaal in het hoger onderwijs, die al enige tijd werd verwacht, bevat de brief van de minister weinig concrete stappen. Veel belanghebbenden uit het onderwijsveld zijn dan ook teleurgesteld en vinden dat de minister “half werk” heeft geleverd. Over het algemeen lijkt het erop dat de minister met weinig oplossingen komt en de verantwoordelijkheid vooral bij de onderwijsinstellingen zelf neerlegt.

HU-voorzitter Thom de Graaff is bijvoorbeeld blij dat de minister een aantal punten uit de Internationaliseringsagenda van VSNU en VH heeft overgenomen. Maar hij verwacht dat de bewijslast van de meerwaarde van de keuze voor een andere taal voor de onderwijsinstellingen veel extra administratieve rompslomp gaat meebrengen en is hij teleurgesteld dat de minister weliswaar het belang van een internationale ervaring voor Nederlandse studenten onderschrijft, maar hier niet extra in wil investeren.

Studentenvakbond LSVb betreurt het dat de minister geen krachtige maatregelen tegen de verengelsing heeft aangekondigd. De LSVb heeft nu zijn hoop gevestigd op het debat over dit onderwerp in de Tweede Kamer.

De vereniging Beter Onderwijs Nederland (BON), die in mei een kort geding tegen de Universiteit Twente, de Universiteit Maastricht en de Onderwijsinspectie aanspande omdat deze universiteiten opleidingen zonder geldige reden in het Engels zouden aanbieden en de Inspectie hierbij niet zou hebben ingegrepen, vindt dat de minister alles wat er reeds over de nadelige gevolgen van de verengelsing in het hoger onderwijs gezegd en geschreven is, onvoldoende serieus neemt. Het kort geding op 14 juni gaat wat BON betreft dan ook gewoon door. “De kern van de zaak is natuurlijk: nemen we het Nederlands serieus als een taal binnen ons hoger onderwijs? Dat lijkt me voor Nederland als democratische samenleving toch wel heel belangrijk. Zorgen we ervoor dat de kloof tussen hoger- en lageropgeleid niet te groot wordt?” aldus BON-voorzitter Ad Verbrugge in het NOS Radio 1 Journaal. Wat Verbrugge mist is een visie van de minister op het beschermen van de eigen taal. BON zou liever zien dat er geïnvesteerd wordt in aanvullend Engels taalonderwijs dan dat de hele studie in het Engels wordt aangeboden. Verbrugge vreest dat het Nederlands als cultuur- en onderwijstaal zal verdwijnen. Hij gebruikt in dit verband de term “linguïcide”. “We worden een soort provincietaaltje. De vraag is: wil je dat in een democratische samenleving waarin je nationale identiteit toch ook iets is waar je een beetje zorgvuldig op moet zijn?”

  • Download hier de volledige Kamerbrief over internationalisering mbo en ho.

Lees ook

Rechtszaak over verengelsing Nederlandse universiteiten

Verengelsing en taalbeleid in het hoger onderwijs

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top