Het was geen oppervlakkig praatje dat Nelleke Noordervliet hield bij de uitreiking van de Constantijn Huygensprijs. In haar even fraai geformuleerde als strijdbare dankwoord brak ze een lans voor de literaire fictie, “het levende water van een cultuur”.
Op zondag 21 februari, tijdens de slotdag van het Winternachtenfestival, werden in Theater aan ’t Spui in Den Haag de Jan Campertprijzen 2018 uitgereikt. De prijzen werden uitgereikt door de wethouder Cultuur van Den Haag, Jan van Asten, en de burgemeester van de stad, Pauline Krikke. Den Haag beroemt zich erop dat het een van de weinige Nederlandse gemeenten is die nog eigen literatuurprijzen met een landelijke uitstraling heeft. En dat mag ook wel, want de stad telt een aantal belangrijke literaire instellingen, zoals de Koninklijke Bibliotheek, het Literatuurmuseum, het Kinderboekenmuseum en Museum Meermanno. De Jan Campertprijzen zijn vernoemd naar dichter en verzetsheld Jan Campert, die vooral herinnerd wordt vanwege zijn iconische gedicht “Het lied der achttien dooden”.
Er werden dit jaar drie “kleinere” prijzen uitgereikt, met elk een prijzengeld van € 6000,-. Jan van Aken ontving de F. Bordewijkprijs voor zijn vuistdikke roman De ommegang. Annemarie Estor ontving de Jan Campertprijs voor haar dichtbundel Niemandslandnacht. En Marja Pruis kreeg de Jan Greshoffprijs voor haar essaybundel En nu genoeg over mij.
De grote prijs, de Constantijn Huygensprijs (€ 12.000,-), ging dit jaar naar Nelleke Noordervliet. De prijs is aan Noordervliet toegekend voor haar hele oeuvre. De schrijfster debuteerde in 1987 met Tine of De dalen waar het leven woont, en publiceerde sindsdien zo’n dertig titels: tien romans, en daarnaast novellen, verhalen, essays, toneel en non-fictie.
- Luister hier naar een interview met Nelleke Noordervliet in het radioprogramma OVT.
“Historische verbeelding, maatschappelijke betrokkenheid en een gevoel van verantwoordelijkheid gaan in dit schrijverschap hand aan hand”, schrijft de jury. “Het is vooral affiniteit met morele vraagstukken die de auteur vaak naar het verleden heeft gevoerd.”
De jury geeft erkenning aan het feit dat Noordervliet met haar “veelgelezen romans en essays”, haar “talrijke columns” en “een onafzienbare reeks mediaoptredens” is uitgegroeid tot “een invloedrijke stem in de Nederlandse cultuur”. Ook is ze betrokken bij allerlei culturele organisaties. Daarmee geeft ze volgens de jury vorm aan “het ideaal van de schrijver als publieke intellectueel”.
Die rol van publieke intellectueel nam Noordervliet ook op zich bij het uitspreken van haar dankwoord. Hiermee liet ze weer even zien waaróm ze al decennialang een onmisbare stem is in het Nederlandse publieke debat.
Noordervliet haakte aan bij een gedicht van Constantijn Huygens, de naamgever van de prijs. Hij kondigt in zijn gedicht “Cupio dissolvi” aan: “ik verlang ontbonden te worden”. “Op te gaan. Te verdwijnen”, voegt Noordervliet eraan toe. Ook de schrijver en de lezer van romans kennen volgens Noordervliet dat verlangen op te gaan in het onbekende. Samen scheppen zij “een parallelle wereld in de verbeelding. Net echt maar niet echt.”
Oplagecijfers wijzen echter uit dat de belangstelling voor zo’n verbeelde wereld, voor literaire fictie, terugloopt, terwijl de belangstelling voor het echt-gebeurde, voor non-fictie, juist terrein wint. Zonder afbreuk te willen doen aan de kwaliteit en noodzaak van non-fictie merkt Noordervliet op dat non-fictie vooral tegemoet komt aan “de passieve nieuwsgierigheid van de lezer, de bevrediging van zijn behoefte aan toepasbare kennis, aan herkenning, aan sensatie en aan verondersteld ‘echte’ emotie.”
Volgens Noordervliet is literaire fictie echter nog steeds belangrijk, al valt het rendement ervan niet in cijfers uit te drukken. Voor haar belichaamt fictie “de gevaarlijke vrijheid van de verbeelding”, “een sanctuarium, een vrijplaats, waar de rechter, het opgeheven vingertje en de twitterstorm niet echt bij kunnen.” In het domein van de fictie kan naar hartenlust gemoord worden, de liefde bedreven, geboren en gestorven. Vanuit dit parallelle universum keren schrijver en lezer terug naar de werkelijkheid: “Ietwat uit het lood, ietwat veranderd.”
De fictie is de vrijplaats waar alternatieve waarheden ongestoord en schaamteloos kunnen worden onderzocht. “De omweg van de fictie, die op een creatieve manier een vraag stelt aan en over de werkelijkheid”, aldus Noordervliet in haar dankwoord, “is vooral een onuitputtelijk, tijd en ruimte overschrijdend reservoir van menselijke waardigheid en menselijk tekort, het levende water van een cultuur”.
Een krachtig statement, zoals we dat in drie decennia van Noordervliet hebben leren verwachten. Ze zegt waar het op staat, met de ernst en gedecideerdheid van de toegewijde onderwijzeres die ze moet zijn geweest vóór ze het schoolbord verruilde voor de schrijfmachine.
Noordervliets dankwoord was een niet mis te verstane waarschuwing tegen de vervlakking, en een pleidooi voor een inmiddels amper vergeten cultuurideaal. Daarmee bewees ze opnieuw haar belangrijke rol in het Nederlandse intellectuele debat. Een rol waarvoor ze nu, met de toekenning van de Constantijn Huygensprijs, eindelijk de erkenning krijgt die ze al zo lang verdient.
Bron: Jaarboek 2018. Den Haag: Jan Campert-Stichting, 2019.
Lees ook
Winternachten fokus al hoe meer op transnasionale gesprek in die letterkunde
Buro: IG