Christian Salmon, ruim een decennium directeur van het Parlement International des Écrivains en vanaf 2001 hoofdredacteur van het literair magazine Autodafe, omschreef het opzet van de parlementaire organisatie als volgt: “Le PIE est né en 1993 de la nécessité de trouver des réponses concrètes à de nouvelles formes de terrorisme qui mettaient en danger, en Algérie d’abord puis en Iran, en Afghanistan, et en bien d’autres lieux, non seulement les écrits et les œuvres mais la vie même des écrivains et des artistes”. (https://remue.net/Persister-dans-le-recit-entretien-avec-Christian-Salmon). Salmon is bekend als schrijver en werkte vele jaren voor het Centre de Recherches sur les Arts et le Langage (CNRS). In Tombeau de la fiction (1999) en Devenir minoritaire. Pour une politique de la littérature. Entretiens avec Joseph Hanimann (2003) doet hij verslag over (zijn voorzitterschap van) het Schrijversparlement als vertegenwoordiging van literaire schrijvers en denkers in gevangenschap, met spreekverbod of op de vlucht voor dictatoriale politieke regimes. In zijn wetenschappelijk onderzoek besteedde Salmon onder meer ruim aandacht aan censuur (Censure! Censure!, 2000).
De stoel van Soyinka
Naar aanleiding van de fatwa die de ayatollahs in Iran hebben uitgesproken tegen Salman Rushdie en de moord op de Algerijnse schrijver Tahar Djaout, nam Salmon het initiatief voor een internationale schrijversorganisatie. In juli 1993 vergaderden zestig schrijvers in Straatsburg en vier maanden later is het IPW (International Parliament of Writers) gesticht. De vereniging is ontstaan uit afschuw voor de bedreiging van en de moord op literaire auteurs, censuur en allerlei uitingen van inperking van vrije meningsuiting. De lege stoel van de Nigeriaanse schrijver Wole Soyinka, op de eerste publieke vergaderingen onder het voorzitterschap van Salman Rushdie, is sprekend voor de absolute noodzaak van het project (zoals ook van PEN International) ter bescherming van schrijvers wereldwijd.
Breytenbach op het directiecomité
Vanaf de oprichting in 1993 was Breyten Breytenbach lid van het directiekantoor van het PIE. Met Christian Salmon en schrijvers, filosofen en sociologen, onder wie Adonis, Pierre Bourdieu, Jacques Derrida en Édouard Glissant, bestuurde hij het internationaal schrijversparlement. Tot de medeoprichters behoorden onder anderen Hélène Cixous en Bei Dao. J.M. Coetzee, Margaret Drabble, die in 2001 een uitgebreid artikel over de werking van het PIE publiceerde in The Guardian (https://www.theguardian.com/books/2001/dec/08/politics), en Harold Pinter – naast vele anderen – waren bij de ondernemingen betrokken. De organisatie was vóór de verhuis naar Aubervilliers, in de omgeving van Parijs, vanaf 1998 voor korte tijd gevestigd in Brussel (https://uia.org/s/or/en/1100060854).
GORIN en het Schrijversparlement
Toen Breytenbach is uitgenodigd te zetelen in het bestuur van het parlement – overigens zonder voorafgaande verkiezingsprocedure – was hij net een jaar tevoren in Senegal betrokken bij de oprichting van het pan-Afrikaans Gorée Institute. Centre pour la Démocratie, le Développement et la Culture en Afrique. Dezer dagen is Breytenbach terug in Dakar om er ter gelegenheid van de dertigste verjaardag van de oprichting een beraad bij te wonen waarvan hij de (mede-)initiator is. Een van de doelstellingen van het strategisch plan is voor een nieuwe dynamiek te zorgen. Een jaar later, in 1993, verscheen bij Hond/intaka de dichtbundel nege landskappe van ons tye bemaak aan ’n beminde, waarin opgenomen drie “eiland”-gedichten. Korte tijd later verzorgde Adriaan van Dis een Nederlandse vertaling. Belangwekkend voor de episode van het Schrijversparlement is het essay ‘Africa on my mind’, door Breytenbach gebundeld in The Memory of Birds in Times of Revolution (1996, vertaald als Denkend vuur).
Begin jaren negentig was de schrijver niet alleen bijzonder productief, hij engageerde zich almaar nadrukkelijker als politiek denker (van de “Middenwereld”) en ondernam of was nauw betrokken bij tal van institutionele projecten. Dit maatschappelijk engagement kan – in de omschrijving van Louise Viljoen – worden gezien als publieke uitdrukking van Breytenbachs “liminale staat”. Verwijzend naar de antropoloog Victor Turner kan het streven van de schrijver en beeldend kunstenaar worden geduid als een streven “om communitas-gedrewe bande met hulle medemense aan te knoop” (blz. 175). Over de communitas-gedachte van een “Middleworld”-burger, die niet past in of zich conformeert aan hiërarchische en puur rationele structuren, handelt het hoofdstuk “Die skrywer as liminale figuur” in Viljoens Die mond vol vuur. Beskouings oor die werk van Breyten Breytenbach (2014). In dit licht kunnen de velerlei activiteiten, engagementen en projecten van de schrijver als openbare figuur worden beschouwd. Eveneens zijn deelname aan het internationale Schrijversparlement.
Autodafe
Belangrijk in de kortstondige geschiedenis van het PIE (1994-2004), onder het voorzitterschap van respectievelijk Salman Rushdie (1994-1997), Wole Soyinka (1997-2000) en de Amerikaanse schrijver Russell Banks (2000-2004), was de uitgave van het magazine Autodafe (Serpent’s Tail, Londen). Het periodiek publiceerde literaire bijdragen van schrijvers, in hun land slachtoffer van censuur of fysieke dreigementen. In 2001 verschenen de eerste twee afleveringen. Ook de Zuid-Afrikaanse auteur Achmat Dangor droeg bij aan Autodafe (https://www.amazon.com/Autodafe-2-International-Parliament-Writers/dp/1583222626#:~:text=The%20International%20Parliament%20of%20Writers%20(IPW)%20was%20created%20after%20an,of%20writers'%20assassinations%20in%20Algeria) Naast het blad verschenen ook nieuwsbrieven, is een internetsite opgericht waarop gecensureerd werk in vertaling is gepubliceerd. Ik lees bij Margaret Drabble dat het initiatief “a place [was] for debate and experimentation”. Wat aanzienlijk heeft bijgedragen tot het transnationaal renommee van Autodafe zijn de vertalingen: de teksten verschenen gelijktijdig in acht talen.
Vluchtelingensteden voor schrijvers en denkers
In 2004 is het PIE na tien jaar opgeheven. Begin 2000 zijn INCA (International Network of Cities of Asylum) en ICORN (International Cities of Refuge Network, https://www.icorn.org/what-icorn) opgericht. Deze organisaties – onafhankelijk, non-gouvernementeel en non-profit – bouwden voort op de “asylum cities” die door het internationaal parlement in het leven zijn geroepen (https://www.liberation.fr/livres/1995/06/08/villes-refuges-pour-ecrivains_135202/). Margaret Drabble spreekt over “providing cities of refuge for writers forced to live in exile”. In 1995 behoorden Almeria, Berlijn, Caen, Götenborg, Stavanger, Straatsburg en Valladolid tot de eerste asielsteden, zo noteert Drabble. In 2005 waren al 25 steden aangesloten (ook in de VS en in Mexico). Naast regio’s, zoals bijvoorbeeld Toscane.
PIE in de Breytenbach-studie
In de biografie van Breytenbach op LitNet, door Erika Terblanche, vind ik deze toelichting: “Die Internasionale Parlement van Skrywers verkies in November 1993 ’n Wêreldraad en ’n president. Sestig skrywers kom in Strasburg byeen en die Wêreldraad, bestaande uit Adonis, Pierre Bourdieu, Breyten Breytenbach, Jacques Derrida, Carlos Fuentes, Édouard Glissant en Toni Morrison, word aangewys. Die president vir twee jaar is Salman Rushdie. Hierdie parlement ‘exists to fight for oppressed writers and against all those who persecute them and their work, and to renew continually the declaration of independence without which writing is impossible; and not only writing, but dreaming; and not only dreaming, but thought; and not only thought, but liberty itself’” (https://www.litnet.co.za/breyten-breytenbach-1939/). Ook in de huldigingsbundel Woordenaar woordnar (2019) wordt op bladzij 226 een korte passage gewijd aan Breytenbachs bestuursmandaat bij IPW/PIE. Méér kon ik hierover voorlopig niet opsporen. Aan de institutionele context en Breytenbachs internationale contacten met schrijvers en wetenschappers – Breytenbach in het transnationaal domein – moet een aparte studie worden gewijd.
Op mijn vraag naar herinneringen aan bijeenkomsten van het Schrijversparlement verwijst Breytenbach naar een bezoek in 2002 aan Ramallah en de Bezette Gebieden (email dd. 20/09/2022). Het initiatief is twintig jaar geleden genomen door Mahmoud Darwish (1941-2008), met wie Breytenbach goed bevriend was. Het lyrisch subject gaat in oorblyfsel/voice over (2009) in gesprek met Darwish. Op het wereldwijde web kon ik een artikel terugvinden waarin Breytenbach wordt aangehaald (https://reliefweb.int/report/israel/writers-delegation-expresses-shock-outrage-israeli-policies-after-gaza-visit ). Naar eigen zeggen moet het voor de schrijver een van de meest indringende bezoeken zijn geweest waaraan hij als parlementslid deelnam.
Na de laffe fysieke agressie waarvan Rushdie enkele weken geleden het slachtoffer werd, is het misschien te overwegen een soortgelijk Schrijversparlement anno 2022 weer in het leven te roepen in samenwerking met PEN.
Met dank aan Prof Alwyn Roux (UNISA) voor het kritisch nalezen en aan Breyten Breytenbach voor het getuigenis.