In het najaar van 2019 was Japie Gouws, voorzitter van de Afrikaanse Taalraad, een weekje in Amsterdam. Geen afspraken in zijn agenda, hij liet zich verrassen. “Ek sit sommer langs ’n grag en kyk vir die fietse.”
Japie Gouws komt uit het bedrijfsleven. Vanuit zijn achtergrond als boekhouder speelde hij vanaf de jaren tachtig een belangrijke rol bij de transformatie van traditionele landbouwcoöperaties naar beursgenoteerde maatschappijen. In 2005 vond hij het welletjes. Hij vestigde zich in Mosselbaai en kocht een paar kleine lokale bedrijven op om zich op zijn oude dag nog een beetje bezig te houden.
Althans, dat dacht hij. Want hij kon niet lang van de rust genieten. Door de jaren heen had Gouws zich namelijk laten kennen als een liefhebber van Afrikaanstalige cultuur. Hij was onder meer betrokken bij het Kleine Karoo Nasionale Kunstefees in Oudtshoorn en Aardklop in Potchefstroom.
En dus werd hij door de Afrikaanse Taal- en Kultuurvereniging (ATKV) benaderd om ook daar te komen helpen met een reorganisatie. Onder zijn leiding groeide de ATKV in acht jaar tijd uit tot een bloeiende en dynamische organisatie.
Sinds 2015 is hij voorzitter van de Afrikaanse Taalraad, een koepelorganisatie van een kleine 40 Afrikaanse cultuurorganisaties.
ATKV
Gouws heeft de ontwikkelingen bij de ATKV na zijn vertrek met lede ogen aangezien. Zijn opvolgster, Deirdre le Hanie, was al na een jaar weer weg. Een drama, in de eerste plaats voor Le Hanie zelf, maar ook voor de organisatie. Sindsdien is Sonèl Brits, die al jaren bij de ATKV werkt en de club door en door kent, als directeur aangesteld.
...........
“Ik krijg de indruk dat de Nederlanders wel meer over het Afrikaans zouden willen weten, en er is beslist geen sprake van een negatieve houding.”
...........
Gouws heeft het gevoel dat de ATKV in het eerste jaar na zijn vertrek iets van zijn momentum verloren heeft. Maar hij bezoekt nog regelmatig ATKV-bijeenkomsten, en hij ziet dat de projecten waar de ATKV om bekend staat, nog altijd goed lopen.
“De projecten berusten bij het personeel, en dat is er nog. Het personeel gaat door. Het imago van de ATKV heeft misschien een beetje schade opgelopen, maar het werk van de ATKV niet.”
Afrikaans in Amsterdam
Nu hij zo door Amsterdam slentert, is hij zich terdege bewust van de bijzondere band tussen het Afrikaans en het Nederlands, die ook de beide landen verbindt. Wel is het idee over die taalverwantschap in Zuid-Afrika de laatste dertig jaar veranderd, denkt hij.
“Voor 1994 werd er altijd gesproken over de band met ‘de Lage Landen’. ‘Wij komen uit de Lage Landen’, hoorde je vaak. Ook het Afrikaans zou een kind van de Lage Landen zijn. Dat zien we inmiddels anders. Nu weten we dat de wortels van het Afrikaans van veel meer plaatsen af komen dan alleen de Lage Landen. Natuurlijk heeft het Nederlands bij het ontstaan van het Afrikaans een belangrijke rol gespeeld. Maar dat geldt ook voor het Maleis, de Khoisan-talen en al die andere brontalen die door Christo van Rensburg in zijn boek So kry ons Afrikaans worden genoemd. Het is belangrijk dat al die talen erkenning krijgen.”
Het valt hem op dat de Nederlanders die hij in Amsterdam op straat tegenkomt, snel geneigd zijn om op het Engels over te springen als ze merken dat ze met een buitenlander te doen hebben. Maar als hij ze erop attendeert dat hij Afrikaans praat en langzamer gaat spreken, lukt het prima.
“Ik vind het fijn om te merken dat ik hier moeiteloos met Afrikaans rond kan lopen”, zegt hij. “Ik hoor alleen maar positieve reacties. Ik krijg de indruk dat de Nederlanders wel meer over het Afrikaans zouden willen weten, en er is beslist geen sprake van een negatieve houding.”
“Afrikaans was de taal van de bevrijding”
Het denkbeeld dat Nederlanders het Afrikaans niet gunstig gezind zouden zijn, stamt nog uit de apartheidsjaren, toen het Afrikaans als “de taal van de onderdrukker” werd beschouwd.
Inmiddels hebben de meeste Nederlanders dat idee al lang losgelaten; apartheid is voor hen iets uit het verleden. Toch benadrukt Gouws nog maar een keer dat 50% van de Afrikaanssprekende bevolking in Zuid-Afrika bruin is, 40% wit, 9% zwart en 1% Indiër.
“De meeste Afrikaanssprekenden zijn dus niet wit. Als je zegt dat Afrikaans ‘de taal van de onderdrukker’ was, kun je net zo goed zeggen: ‘Afrikaans was de taal van de bevrijding’. Afrikaans werd ook gebruikt in het verzet tegen de apartheid. Er zitten twee kanten aan het verhaal.”
Afrikaans als onderwijstaal
Toch is het besef dat Afrikaans geen “witte” taal is, ook in Zuid-Afrika nog niet tot iedereen doorgedrongen. Ook daar stuit Gouws soms op een sterk anti-Afrikaans sentiment. “Vanuit de overheid ontvangen we bijvoorbeeld nog veel weerstand, vooral als het gaat om Afrikaans als onderwijstaal. Hoewel het recht op onderwijs in de eigen taal is vastgelegd in de grondwet.”
De Afrikaanse Taalraad stelt zich op het standpunt dat er niets boven moedertaalonderwijs gaat.
“Het is wetenschappelijk bewezen dat moedertaalonderwijs het beste is voor een kind, vooral in de eerste schooljaren”, zegt Gouws. “En de nationale minister van Onderwijs deelt deze visie. Maar van de kant van de provinciale Onderwijsministeries stuit het streven naar Afrikaanstalig onderwijs regelmatig op tegenwerking.”
Met betrekking tot de onderwijsvoertaal aan Zuid-Afrikaanse universiteiten speelt tijdens Gouws’ verblijf in Amsterdam de rechtszaak die belangenorganisatie Gelyke Kanse heeft aangespannen tegen de Universiteit Stellenbosch. Tijdens het gesprek werpt Gouws af en toe een blik op de binnenkomende berichten op zijn telefoon. Toch lijkt het hem niet te storen dat hij op dit moment niet in Zuid-Afrika is.
...........
“De meeste Afrikaanssprekenden zijn dus niet wit. Als je zegt dat Afrikaans ‘de taal van de onderdrukker’ was, kun je net zo goed zeggen: ‘Afrikaans was de taal van de bevrijding’.”
...........
“De Taalraad wil geen strijd voeren, en dat geldt voor de meeste Afrikaanssprekende mensen”, zegt hij. “Je hebt Afrikaanse vakbonden en andere pressiegroepen die naar de rechter stappen, en het is goed die er zijn. Maar bij een rechtszaak heb je altijd winnaars en verliezers. Het kost veel geld en het duurt jaren. In diezelfde tijd kun je ook allerlei andere dingen doen. Als Taalraad proberen we liever de dialoog aan te gaan. We willen laten zien dat veeltaligheid iets positiefs is, en niet een probleem. Dat is de boodschap die we willen uitdragen, aan zoveel mogelijk mensen, via zo veel mogelijk kanalen.”
Dat traditioneel Afrikaanstalige universiteiten de afgelopen jaren stuk voor stuk voor het Engels hebben gekozen, hangt samen met het feit dat veel kinderen uit Afrikaanstalige gezinnen zelf aangeven dat ze op de universiteit college in het Engels willen. Die studenten zijn vaak afkomstig van Engelstalige middelbare scholen.
“Het probleem ontstaat dus al in een eerder stadium”, constateert Gouws. “Als Taalraad proberen we ouders ervan te overtuigen om hun kind zo lang mogelijk op een Afrikaanse school te houden: zo vroeg mogelijk en zo ver mogelijk.”
Inclusieve benadering van het Afrikaans
De Afrikaanse Taalraad is een koepelorganisatie met lid-organisaties met heel verschillende standpunten en benaderingen. Is het niet moeilijk om zo’n divers gezelschap bij elkaar te houden?
De Taalraad heeft in 2018 zijn tienjarig bestaan gevierd, vertelt Gouws. “Vóór die tien jaar zijn ze zeker twintig jaar bezig geweest om de Taalraad op te richten, juist omdat het zo’n uiteenlopende groep is.”
De verbindende factor is volgens hem de nadruk op inclusiviteit.
“Iedereen die de behoefte voelt het Afrikaans te ondersteunen, moet dat kunnen doen, ongeacht ras of wat dan ook”, zegt hij. “Voor de Taalraad betekent inclusiviteit dat we niet alleen standaard-Afrikaans bevorderen, maar ook de vele andere varianten van Afrikaans die er gesproken worden. Inclusiviteit betekent erkenning geven aan het feit dat het Afrikaans niet alleen uit het Nederlands voortkomt, maar ook afkomstig is van bijvoorbeeld de slaven en de Khoisan. Inclusiviteit is Afrikaans in de breedste zin. Maar uiteindelijk is ons gemeenschappelijke doel: Afrikaans. Dit is ons bestaansrecht. Al onze lid-organisaties onderschrijven dit.”
De economische waarde van Afrikaans
Gouws geeft toe dat Afrikaanssprekenden uit arme gemeenschappen soms andere prioriteiten hebben. Zij kiezen uit financiële overwegingen liever voor het Engels dan het Afrikaans.
Hij begrijpt ook heel goed dat buitenstaanders het soms moeilijk te begrijpen vinden dat de Taalraad geen sociaal-maatschappelijke organisatie is. Maar hij benadrukt: “We zijn een táálorganisatie. Dat wil niet zeggen dat we die andere behoeften ontkennen.”
...........
“Als Afrikaanssprekenden zijn we in het verleden om diverse redenen uit elkaar gehouden. Er is zoveel wat we nooit van elkaar hebben geweten.”
...........
De afgelopen jaren heeft de Taalraad in meerdere achtergestelde gemeenschappen cursussen gegeven over de economische waarde van het Afrikaans.
“Er zijn heel wat kansen voor Afrikaanse mensen in het Afrikaans”, zegt Gouws. “Daarmee willen we niet zeggen dat je geen Engels zou moeten leren. En we moedigen mensen aan om daarnaast ook een zwarte taal te leren. Wij zeggen: moedertaal op de eerste plaats, een wereldtaal tweede en een andere inheemse taal derde.”
Taal als middel tot verzoening
De Taalraad mag dan wel lid-organisaties hebben met tienduizenden leden; het eigen team, dat uitvoering moet geven aan het beleid, is maar klein. De kracht van de Taalraad ligt dan ook in samenwerking met andere organisaties.
Het grote publiek zal de Taalraad waarschijnlijk vooral kennen van debatbijeenkomsten tijdens kunstefeeste. Daarbij wordt altijd een bewuste poging gedaan om ook jongeren te laten meepraten.
Een nieuw project waarover Gouws erg enthousiast is, zijn de gesprekken over taal en geloof. Daar is veel belangstelling voor.
“Als je Afrikaanstalig bent, kies je gewoonlijk voor een Afrikaanse kerk, en niet voor een Engelse kerk. Dus via de kerken kunnen we grote groepen mensen bereiken”, legt hij uit. “En doordat Afrikaans het thema is, brengen we opeens mensen van uiteenlopende denominaties en uit verschillende delen van de samenleving bij elkaar. De Taalraad heeft niet tot doel de bestaande grenzen tussen de verschillende Afrikaanse kerken af te breken. Dat kan hooguit een gevolg zijn. Ons doel is een gesprek op gang te brengen over de plaats die Afrikaans in je geloof inneemt. Maar het is natuurlijk prachtig als mensen uit verschillende hoeken elkaar hierdoor ontmoeten.”
Toch is, ondanks alle klem op taal, verzoening wel degelijk een van de officiële doelstellingen van de Taalraad. Zo staat het ook op de ATR-website. Gouws: “Het begint bij taal. De taal brengt ons samen, en dat dwingt ons uiteindelijk om ons met elkaar te verzoenen.”
Hoewel hij “verzoening” persoonlijk een te zwaar woord vindt.
“Als Afrikaanssprekenden zijn we in het verleden om diverse redenen uit elkaar gehouden. Er is zoveel wat we nooit van elkaar hebben geweten. Nu is het tijd om elkaar beter te leren begrijpen. Elkaars verhalen, cultuur, erfgoed te leren kennen en respecteren. De belangrijkste bestaansreden van de ATR is eigenlijk dít – door middel van het Afrikaans.”
“Moenie dom dinge doen nie”
De ATR gaat voor Gouws over “taal, verzoening en bruggen bouwen”. Hoewel hij het belang van de eerder genoemde pressiegroepen erkent, wil hij het niet hebben over mensen die “belachelijke” uitspraken doen.
Zoals de taalkundige Wannie Carstens al zei bij het verschijnen van het tweede deel van Die storie van Afrikaans: “Moenie dom dinge doen nie”. Gouws: “Je kunt dat soort mensen maar beter negeren. Want zodra je erop ingaat, geef je ze een podium.”
Volgens Gouws is de Afrikaanse cultuur op dit moment springlevend. Hij prijst onder meer het Afrikaanse boekbedrijf, radio (RSG), televisie (KykNet), films en muziek (“hoewel niet alles naar ieders smaak zal zijn”). Misschien heeft de Afrikaanse culturele sector juist wel meer woema gekregen, filosofeert hij.
“Voor 1994 was er geen bedreiging voor de positie van het Afrikaans”, zegt hij. “Na 1994 zijn de verhoudingen veranderd, en daarom maken veel mensen zich nu zorgen over de taal. Maar dat geeft ook een gevoel van eigen verantwoordelijkheid. Er heerst een geweldige energie tussen schrijvers, artiesten, luisteraars, kijkers en lezers. En wat ik geweldig bemoedigend vind, is dat een groot deel van deze cultuur vandaag de dag in handen is van jonge mensen.”
Lees ook
Buro: IG