Wannie Carstens: voorzichtig optimisme over het Afrikaans

  • 0

Wat is taal? Een hoeveelheid min of meer toevallige afspraken over klanken en uitspraken waardoor groepen mensen elkaar verstaan? Maar als die groepen mensen totaal verschillend zijn, omdat de ene groep uit een ander werelddeel komt, is er dan nog wel sprake van “verstaan”? Of gaat het dan om confrontatie? Wat is het gevolg? Een ontwikkeling van mengvormen, samensmelting, of verdwijning? Het is maar net welke taalgroep de meeste macht heeft.  

Al deze aspecten kwamen op dinsdagavond 21 mei ter sprake in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam waar een levendige discussie plaatsvond naar aanleiding van het verschijnen van deel twee van “Die storie van Afrikaans” van Wannie Carstens. Van Wannie is bekend dat hij met goede argumenten probeert het Afrikaans los te maken van het stigma dat het in de jaren van de Apartheid heeft opgelopen. Of de bulderende lach van Wannie daartoe bijdraagt of niet, de kennis die de emeritus hoogleraar van de Noord-Wes Universiteit (Potchefstroom)  aandraagt is fenomenaal.

De avond begon met een video-installatie van taalkunstenares Judith Westerveld. Deze video-installatie sloot goed aan bij de discussie over elkaar verstaan of helemaal niet verstaan en de reacties die dat oproept. In 1938 werd op het derde Internationale Fonetische Congres in Gent een bericht afgespeeld van Mukalap, een man die de taal Kora sprak, een taal die thans is uitgestorven. Mukalap richt zich tot het publiek en vraagt of het publiek een boodschap terug wil sturen. Het (fonetische) bericht van Mukalap bevindt zich heden ten dage in de archieven van de Universiteit van Johannesburg (Witwatersrand).

Judith Westerveld besloot antwoord te geven, dwars door de barrières van tijd, ruimte en verstaanbaarheid heen. Een fascinerende video-boodschap was het resultaat. Op de video spreekt ze Afrikaans, Nederlands, Engels en Kora – zoals zij dat heeft geleerd door naar Mukalap te luisteren.

Daarna was het tijd voor een uitvoerige discussie over “Die storie van Afrikaans” onder leiding van een andere taaldeskundige, de internationaal gerespecteerde hoogleraar Pieter Muysken van de Radboud Universiteit uit Nijmegen.

Wannie Carstens en Pieter Muysken

Muysken begon met een inleidende vraag, waarin hij stelde dat de Nederlandse ministerraad een belangrijk rapport over taal niet wilde bespreken, omdat “taal” zo’n gevoelig onderwerp zou zijn. Daarmee was de toon voor de discussie gezet: het Afrikaans – dat is geen nieuws – staat onder grote druk. In Nederland woedt een hevige discussie over het gebruik van het Engels op de universiteiten, en de “verengelsing” in het dagelijkse taalgebruik in Nederland rukt allerwegen op. Probeer om de hoek van het Zuid-Afrikahuis maar eens een pizza in het Nederlands te bestellen. 

Jarenlang begaf Wannie Carstens zich op zaterdagmorgen naar de universiteit om, naast zijn wekelijkse werkzaamheden, te schrijven aan zijn “Storie”. Het resultaat mag er zijn. Twee dikke pillen van ongeveer 1500 bladzijden in totaal. In deel één gaat Wannie grofweg in op de ontwikkeling van het Afrikaans uit het Nederlands, in deel twee op het onafhankelijke vervolg van de taal in Zuid-Afrika. Daarmee is het Afrikaans, in de woorden van Wannie, een taal “uit Europa, maar van Afrika”.  In de twee boeken gaat Wannie uitvoerig in op de ontwikkeling van het Afrikaans, maar toch is het een relatief beknopte, leesbare geschiedenis geworden en ook noemt hij – de taal staat immers onder druk – maar liefst 88 concrete stappen om het  Afrikaans te behouden.

Wannie Carstens

In Nederland bestaat, aldus Pieter Muysken, een zekere ambivalentie om over taal te praten, in Zuid-Afrika spreekt men er juist met gretigheid over. Volgens Wannie Carstens komt dat doordat het Afrikaans zo’n complexe geschiedenis heeft. Hij vond het daarom belangrijk om een “biografie van een taal” te schrijven. De bedoeling was om het verleden uit te lichten, zodat iemand die het boek gelezen heeft, beter begrijpt waarom het Afrikaans de positie inneemt heeft die het nu heeft.

Na de democratisering van 1994 werd bepaald dat Zuid-Afrika elf officiële talen kreeg. Eén van die elf officiële talen was het Afrikaans. Als je naar de geschiedenis van het Afrikaans kijkt, loopt de taal tot in de zeventiende eeuw gelijk op met het Nederlands. In Nederland bestond en bestaat – grosso modo - altijd maar één taal. Het Afrikaans echter opereerde in een omgeving van meertaligheid. Mede daardoor heeft het Afrikaans altijd onder druk gestaan. Er was nog geen boek over de geschiedenis van het Afrikaans en in die behoefte is nu voorzien.

Carstens onderscheidt een binnen- en een buitenperspectief. “De interne geschiedenis van het Afrikaans is in redelijke mate beschreven door Frits Ponelis. Dit boek behandelt de externe geschiedenis van het Afrikaans. Ik heb de buitenlijnen van het Afrikaans proberen te schetsen. Het verhaal van de Khoi dat nog verteld moest worden, is nu deels verteld door Christo van Rensburg, maar er is nog veel werk te doen. De meeste publicaties behandelen alleen deelaspecten, niet het geheel.”

Een interessant gegeven is dat misschien maar zo’n één procent van de zes à zevenduizend talen die er in de wereld worden gesproken, op universiteiten worden gebruikt. Dat maakt de positie van het Nederlands en het Afrikaans (nog steeds) heel bijzonder. De hoogleraar uit Potchefstroom besteedt in zijn boek maar liefst 23 pagina’s aan de verengelsing van de Zuid-Afrikaanse universiteiten. Het is in Zuid-Afrika een grote kwestie, maar het speelt in Nederland ook een rol. In Nederland, aldus Pieter Muysken, wordt het belang van internationalisering vaak als argument gebruikt. Carstens gaat daar in zijn boek niet op in, maar Muysken, die vaak op de Universiteit van Stellenbosch verbleef, heeft dat argument daar ook wel vaak gehoord.

In de afgelopen vier jaar heeft het Afrikaans aan vier universiteiten zijn positie als primaire onderwijstaal verloren. Alleen op de Potchefstroom-campus van de Noordwes Universiteit wordt nog volledig in het Afrikaans onderwijs gegeven. Carstens: “We hebben een pakket van vrijheid gekregen, en voor mij betekent dat om mens te zijn in je eigen taal. De tragedie is dat we eigenlijk nog steeds geen Afrikaanse taal als primaire onderwijstaal aan universiteiten hebben gekregen. Denk aan Xhosa, Zulu, Tshwana. Iedereen denkt maar dat het Engels de taal met het meeste prestige is. Maar de waarheid is dat de Afrikaanse talen zich nog niet zo hebben ontwikkeld als zou moeten. Als het Afrikaans al onder druk komt te staan, wat moeten de Afrikaanse talen dan? Potchefstroom heeft goede ervaring met tolkdiensten. Aan de Universiteit van Stellenbosch zijn ze nooit zo ver gegaan. Ze vertaalden daar alleen van het Engels naar het Afrikaans en vice versa, niet tussen het Engels of het Afrikaans en het Xhosa. Ze hebben nooit die ‘kopskuif’ kunnen maken. Daarom zijn ze nu maar helemaal overgestapt op het Engels”.

Carstens schudt zijn hoofd en moet enigszins mismoedig toegeven dat het Afrikaans zijn hoogste functie als academische taal dreigt te verliezen. Dan zullen de Afrikaanse talen volgens hem de functie van academische taal ook nooit bereiken. Als de andere talen zich niet ontwikkelen, dan lijdt het Afrikaans ook daaronder.

Het is natuurlijk al vaker gezegd: de Apartheid heeft het Afrikaans veel schade berokkent. Daarom vindt Carstens het bepaald onverstandig om met de taal agressief op te treden, door bijvoorbeeld het oude volkslied te zingen. “Als je nu agressief optreedt, dan houdt je die negatieve percepties in stand. Veel mensen hebben zich gedistantieerd van het Afrikaans, uit schaamte. Daarom is het belangrijk om met feiten te komen, uit te leggen waarom witte mensen verkeerde besluiten namen. Mensen die Afrikaans spraken hebben anderen pijn gedaan. Daardoor is er woede ontstaan tegen de mensen die Afrikaans spraken.” Maar gelukkig wordt het Afrikaans nu ook gewoon als één van de vele talen gezien, en wordt er bijvoorbeeld ook veel gerapt (‘rijmklets’) in het Afrikaans. “Kijk bijvoorbeeld naar Churchil Naudé, die doet fantastische dingen voor het Afrikaans. Veel zal dus afhangen van wat jonge mensen doen.”

Bij het vorderen van de avond kwam ook de onvermijdelijke vraag weer naar voren waarom Nederlanders zo slordig met hun taal omgaan en of er parallellen te trekken zijn. Wannie Carstens wijt de verengelsing in Nederland met name aan het feit dat in tegenstelling tot België Nederlanders nooit echt een taalstrijd hebben moeten voeren.

Tot slot ging het over de hamvraag: de toekomst van het Afrikaans. Carstens: “Ieder jaar verdwijnen er tien tot vijftien scholen waar kinderen nog in hun moedertaal les krijgen. Dat geldt, verrassend genoeg, niet alleen voor het Afrikaans, maar ook voor het Engels. Het is ook niet zo dat Afrikaanstalige  scholen alleen maar plaats moeten maken voor Engelse scholen. Wat ervoor in de plaats komt, zijn zgn. ‘parallel-mediumscholen’, scholen waar in twee talen naast elkaar wordt onderwezen. Hoe dat de Afrikaanse talen gaat bevorderen, is nog onduidelijk. En ik weet ook niet wat de didactische consequenties zullen zijn, zeg maar, wat het rendement is. Maar het is een interessante ontwikkeling die mij voorzichtig hoopvol stemt. Als meertaligheid de norm wordt, hoeven we ons later geen zorgen meer te maken over het verdwijnen van moedertaalscholen. Onderwijs in de moedertaal is belangrijk en het maakt je leven rijker. Oop vir die wêreld. Dus ja, ik ben voorzichtig optimistisch.”

  • Foto’s: Elize Zorgman

Lees ook

Wannie Carstens: “Die wit geskiedenis is nie die geskiedenis van Afrikaans nie”

Buro: GvdB
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top