"Bij Mouille Point ligt de zeeolifant met haar gemuilkorfde weemoed": Kousbroek en Van Woerden in de Moederstad

  • 0

Januari 1999. Op uitnodiging van Siegfried Huigen, destijds docent verbonden aan de Universiteit Stellenbosch (departement Afrikaans en Nederlands), mocht ik samen met Kees Fens en Rudy Kousbroek lezingen aanbieden in Stellenbosch (13-15 januari) en in Potchefstroom (18-20 januari). Aanleiding was de jaarlijks georganiseerde Werkwinkel vir Neerlandistiek die met financiële steun van de Taalunie plaatsvond. Over die bijzondere ervaring stelde ik een getuigenis op schrift (https://versindaba.co.za/2015/07/12/yves-tsjoen-compagnons-de-route-een-memoir/, 12 juli 2015).

Tijdens het verblijf in Stellenbosch sloten Henk van Woerden (1947-2005) en zijn vriendin aan, de schilder en fotografe Nicole Müller. Samen met Rudy Kousbroek (1929-2010) togen zij naar de Bo-Kaap waar ze in opdracht van het Winternachtenfestival (Den Haag, 29-31 januari 1999) een zoektocht ondernamen naar de aanwezigheid van (restanten van) Islamitische Indonesiërs in Kaapstad. Beider bevindingen over Indisch Zuid-Afrika zijn verschenen als krantenstuk in NRC op 29 januari 1999: ‘Op zoek naar de Slameiers [“Kaapse Maleiers”]. Tempo doeloe in Zuid-Afrika’ (Kousbroek) en ‘De Kaapse ramadam. Wachten op de maan in Zuid-Afrika’ (Van Woerden).

Rudy Kousbroek in 1987 (Boekenweek) (Foto: Roland Gerrits / Anefo, CC0, via Wikimedia Commons)

De speurtocht van Kousbroek en Van Woerden naar de “Kaapse Maleiers”, dat wil zeggen “de nazaten van Indonesiërs die in de loop der eeuwen door de Oost-Indische Compagnie naar Zuid-Afrika zijn gebracht”, levert een uitermate boeiend reisverslag op. Kousbroek ging vooral op zoek naar het tempo doeloe-gevoel op de kramat (Maleis), de heilige islamitische begraafplaats. Ze bezochten in Kaapstad onder meer het graf van Sheikh Yusuf (Abidin Tadia Tjoessoep) bij Macassar. De sjeik staat bekend als de “grondlegger van de Islam op de Kaap”. In zijn reportage merkt Kousbroek op dat voor zijn metgezel Van Woerden de tocht wellicht andere gevoelens wakker maakte dan bij hem. Henk van Woerden groeide immers op aan de Kaap: “zijn associaties zijn anders, hij kent deze plekken al sinds zijn kinderjaren: dat is zíjn tempo doeloe”. Kousbroek is sceptisch over de authenticiteit van de Maleise graven en andere sporen van Oost-Indië in Kaapstad. Ook in het taalgebruik en de gedragingen of houding van mensen ziet hij niets dat herinnert aan Maleiers uit zijn Land van Herkomst (verwijzend naar E. du Perrons roman; Kousbroek is geboren op Sumatra). “Hun gezichtsuitdrukking is niet die van Maleiers. Ze hebben niets van Indonesiërs, het zijn mensen uit India.”

De tekst van Van Woerden is inderdaad compleet anders opgevat. Geen historisch betoog over de deportatie van Indonesiërs “door de VOC om diverse, meest politieke redenen uit Nederlands-Indië naar Zuid-Afrika”. De schrijver haalt jeugdherinneringen op, in de jaren zestig, toen hij net als in januari 1999 op de grasvelden van Groenpunt het einde van de ramadan bijwoont. Diezelfde (zintuiglijke) fascinatie ervaart hij er: het ritueel heeft niet zozeer een religieuze connotatie, zo stelt Van Woerden, het gaat “om iets dat door de natuur – de plek, het uur – lijkt te worden afgedwongen”. Het is voor de schrijver geruststellend te merken dat in 1999, wanneer Zuid-Afrika vervallen is tot “een bananenrepubliek”, die feestelijke afsluiting van de vastenmaand bewaard blijkt. Ook Van Woerden memoreert in zijn artikel het bezoek aan “de restanten van een ‘Oost-Indisch Zuid-Afrika’”: de kramat van Sheikh Yussuf en bij Contantia ‘Islam Hill’. Op het eind van zijn verhaal refereert hij terloops aan een ontmoeting met Antjie Krog, bij Drieankerbaai waar Ingrid Jonker de Atlantische Oceaan is ingestapt om niet meer terug te keren. Krog vertaalde toen Een mond vol glas (1998, zie biografie door Toef Jaeger), het sluitstuk van Van Woerdens Zuid-Afrika-trilogie met Moenie kyk nie (1993) en Tikoes (1996).

Ingrid Jonker in 1956 (Foto: Wikimedia Commons [openbare domein])

In de biografie over Van Woerden, Koning Eenoog. Een migrantenverhaal, wordt het bezoek van Van Woerden, Müller en Kousboek aangehaald (p. 200-201). Wat niet wordt vermeld, is dat Van Woerden zijn krantenstuk heeft herschreven en verwerkt in ‘Niemandsland’, het zevende en laatste hoofdstuk in Notities van een luchtfietser. Het proza verhaalt over een reis naar Durban op uitnodiging van een schrijversorganisatie. Na afloop reisden Henk en Nicole naar Kaapstad, waar de ontmoeting met Kousbroek en partner plaatsvond. In de bewerking van de tekst zijn hele passages aangepast en/of weggelaten.

Zeeolifant als Breytens verbinding tussen Jonker en Van Woerden

In het slotdeel van de notitie over Zuid-Afrika duikt een bij Drieankerbaai gestrande zeeolifant op. Méér nog, het dier dringt zich op de voorgrond en is meer dan een aquatische metafoor. De verteller identificeert zich met de zeeolifant die “komt uit het rijk van vocht en onvastheid naar de wereld van het droge en schuifelpas, gelukzalig in zijn onwetendheid van goed of slecht mensenweer, ogenschijnlijk onttrokken aan de loop onzer seizoenen, en dit alles ook nog eens moederziel alleen”. In het dankwoord richt Van Woerden zich tot Breyten Breytenbach: “in vele opzichten mijn gids”. Breytenbach, zo noteert de auteur, “schreef een mooi vers, genaamd Retoer, over de komst van de zeeolifant naar Drieankerbaai”. In Woordvogel. Gedenkschriften van een nomadische romanfiguur (2008) staat een bijdrage getiteld ‘De Moederstad’ waarin Breytenbach Woorddwaas verwijst naar Ingrid Jonker, “geïnstrumentaliseerd tot een politiek symbool”. De verteller steekt de loftrompet over Jonkers “prachtige gedichten” en noemt de zelfmoord bij Drieankerbaai “waar golvende bamboe-armen haar verwelkomden, haar wiegden, haar stevig vasthielden”. De tekst wordt afgesloten door een gedicht dat aanvangt met “Bij Mouille Point waggelde een zeeolifant / uit de koude omhelzing van de zee / krakend van het ijs tot aan de uiteinden van de / wereld / om haar haren af te werpen op droog zand. Eens per / jaar / moet ze zich hierboven laten stranden en wachten / tot de borstelige vacht / wegvalt / en zij weer / als een pijl door de duisternis kan schieten / slank en grijs als een verbruikte gedachte”. Het is deze zeeolifant die Van Woerden opvoert in ‘Niemandsland’ (waarvoor hij schatplichtig is aan Breytenbach).

Breyten Breytenbach (Foto: Naomi Bruwer)

Over deze intertekstuele verwijzing, bij uitbreiding de wijze waarop Breytenbach als gids fungeert voor Van Woerden, is een uitgebreid opstel te schrijven. Zo noteert Van Woerden in zijn bijdrage voor NRC dat de “weemoed […] maar geen nostalgie wil worden” wanneer hij terugdenkt aan zijn jeugd bij Seepunt (en het schouwtoneel dat het einde van de ramadan markeert). In Notities van een luchtfietser herinnert een frase zoals “de paarlemoerachtige, mediterrane luchten die aan de Kaap de stemming bepalen” aan de weemoedige stemming in Van Woerdens proza. De ik-verteller mijmert: “Ik zal alle dagen hunkeren naar Drieankerbaai”. Het is geen toeval dat hij precies daar Antjie Krog ontmoet. Hij besluit zijn artikel met: “Zodra we elkaar hebben gevonden lopen we naar Drieankerbaai. De als vanouds zelfverzekerde meeuwen patrouilleren het smalle met zeewier bezaaide strandje. Hier was tijdens de hoogtij van apartheid, in 1965, het lichaam van de Zuid-Afrikaanse dichteres Ingrid Jonker aangespoeld. Ze was iets verderop doelbewust de oceaan ingestapt. Eenendertig jaar oud en nergens vond zij vree. Op aarde niet, wellicht in zee”. Breytenbach legt in het opstel ‘De Moederstad’ een opmerkelijke parallel tussen Jonker en de zeeolifant: “En nu, gestrand op een bed van drassige, rottende algen en zeewier waar vliegenzwermen omheen zoemden, in een kleine inham van Three Anchor Bay, was Ingrid terug als een zeeolifant”. Het is de zeeolifant die Van Woerden opvoert in ‘Niemandsland’, met dank dus aan Breytenbach.

Ik citeerde de eerste strofe van het gedicht ‘Retoer’ over de gestrande zeeolifant bij Mouille Point. Strofen 2 en 3 gaan als volgt:

Bij Mouille Point waggelde Ingrid Jonker
doordrenkt van verdriet en dronkenschap
de koude omhelzing van de zee in.
Toen mijn oog haar voor het laatst helemaal aftastte
in een Parijs’ atelier vastgeregen aan een hemel
van een ochtend die steile daken schilderde
was het fijne dons rond haar vrouwelijke spleet
een stralenkrans. Ze wilde duif zijn
of man. Of een engel
een gevleugelde pijl uit de duisternis
van het vuur en van de liefde.

Bij Mouille Point ligt de zeeolifant
met haar gemuilkorfde weemoed
tussen kleurige figuren van algen en bamboe
en water klotst als vliegen tegen haar lippen.
In het kleilicht van de herfst zal haar lichaam
zonder kwelling of pijn
en met een gouden tint
glimlachen als was het een postume beschermer.
En was de zee een eindeloos klaaglied.
En spiegelde de zee het vergeten gelaat.
Als het dier heeft geruid
schiet ze als een pijl terug naar de duistere barst
tussen de logheid van het papier
en de kille onafzienbare loutering van de oceaan
die weergalmt als een ijskathedraal
tot aan de uiteinden van de wereld.

(Woordvogel, p. 180-181)

Met dank aan Kester Freriks voor de NRC-krantenartikels.

  • Breyten Breytenbach, ‘De Moederstad’, in Woordvogel. Vertaling Krijn Peter Hesselink. Amsterdam: Podium, 2008, p. 158-181.
  • Toef Jaeger, Koning Eenoog. Een migrantenverhaal. Amsterdam/Antwerpen: Atlas/Contact, 2015.
  • Rudy Kousbroek, ‘Op zoek naar de Slameiers. Tempo doeloe in Zuid-Afrika’, NRC, 29 januari 1999.
  • Henk van Woerden, ‘De Kaapse ramadan. Wachten op de maan in Zuid-Afrika’, NRC, 29 januari 1999.
  • Henk van Woerden, ‘Niemandsland’, in Notities van een luchtfietser. Amsterdam: Podium, 2002, p. 145-180.
Lees ook op Voertaal en LitNet:

Openingstoespraak: tentoonstelling Ingrid Jonker ‒ Literatuurmuseum, Den Haag

Breytenbach notities #1: "Waar julle jul ook bevind – mag dit in die goue stof van rym en ritme (dit wil sê siel en liggaam) en nikswees wees"

"Je moet Afrika verbeelden." – Breyten Woorddwaas over "het eiland"

Sampai Jumpa Lagi, Indonesië – Memories van my 2016-trip Indonesië toe

https://www.litnet.co.za/tana-baru-meer-as-net-n-keramat/

Ôs moet oek ôse milestones celebrate

Fotoblad: Die Afrikaans van die Kaapse Moslems-bekendstelling

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top