Charlotte Van den Broeck: "Ik zie de vertalingen echt als een gedeeld auteurschap met de vertaler"

  • 0

Die Vlaamse digter Charlotte Van den Broeck is vir die bundel Kameleon (2015) met die Herman de Coninck-debuutprys bekroon. Sedertdien het werke uit haar pen lesers in verskeie tale eweneens beïndruk. Haar debuut is nou in Afrikaans beskikbaar danksy Daniel Hugo se vertaling daarvan vir Protea. Vir Van den Broeck behels veral literêre vertaling ’n gedeelde outeurskap. Sy het Willem de Vries se vrae beantwoord. 

Charlotte Van den Broeck (Foto: © Koen Broos)

In vyf kort jaar het jou skryfwerk gegroei aan bekendheid onder lesers in verskeie tale en aan kritiese waardering onder resensente en pryskomitees. Die verskeidenheid van jou werk val eweneens op, sowel wat temas en genres betref as benaderings. Hoe ervaar jy die tydperk vanaf die publikasie van jou debuutbundel tot en met die onlangs verskene bloemlesing Woorden temmen waaraan jy saam met die literatuurwetenskaplike Jeroen Dera gewerk het?

Als een spons. Mijn debuutbundel verscheen op mijn drieëntwintigste. Ik was erg jong en het schrijfproces was in de eerste plaats tastend en intuïtief. Gelijktijdig met het schrijven van mijn eerste gedichten ontwikkelde ik interesse in de dramatische zegging van poëzie. Omdat ik veel voordrachten gaf, soms drie keer per week, kwam ik veel in contact met andere auteurs, dichters, kunstenaars ... Die ontmoetingen zorgden ervoor dat ik me op korte tijd sterk kon ontwikkelen op technisch vlak en me poëticaal ging positioneren. De positieve reacties op mijn werk en voordracht, maar ook mijn opleiding Woordkunst aan het Conservatorium hebben me veel kansen gegeven. Enerzijds deed de professionele waardering binnen het literaire veld me geloven dat mijn werk de moeite waard was, en anderzijds was ik een zoekende student die honderduit fouten kon maken. Die combinatie heeft me de ruimte gegeven om naast mijn dichtwerk ook andere genres te verkennen zoals het poëziedidactische boek Woorden temmen en mijn prozadebuut, Waagstukken, een essayistisch onderzoek naar architectuur en zelfdoding.

Jou eerste reis buite Europa was in 2018 na Suid-Afrika. Op Stellenbosch het jy as deel van die Woordfees aan ’n vertaalslypskool deelgeneem saam met onder andere Daniel Hugo, van wie pas die Afrikaanse vertaling van Kameleon verskyn het.

Het jy al die Afrikaanse vertaling onder oë gehad, en indien wel, wat is jou ervaring van die gedigte? Wat bly jou by van dié fees en kennismakings in en met Suid-Afrika, sowel plekke as die letterkunde? Wanneer en waar het jy die eerste keer met Afrikaans kennis gemaak?

Ik heb voorlopig enkel de cover gezien – prachtig! Ik ben zeer benieuwd naar de gedichten.

In maart 2018 werd ik uitgenodigd op het Woordfees, in Stellenbosch. Voor het eerst reisde ik buiten Europa, naar een ander continent. De lange afstand maakte me nerveus – ik ben een gestresseerde reiziger. Elf uur door te brengen op een vliegtuig, ik overwoog slaappillen, overwoog om niet te gaan, maar eens aan een andere kant van de wereld bleek afstand niet voelbaar in kilometers of verte. Afstand manifesteerde zich in andere dingen, zoals in de tijd die het in beslag neemt om over de binnenlandse snelweg terug te keren van Jeffrey’s Bay naar Kaapstad (een halve dag langer dan langs de zee), of werd voelbaar in een complexe, sociaal-politieke realiteit die binnen de honderd meter kon variëren. ’s Avonds strekte de afstand zich uit tot ver voorbij mijn West-Europese idee van veiligheid. Soms zoog de afstand me op als in een droom; het landschap, zo anders dan wat ik kende. Of de afstand werd ironisch in de aanhoudende droogte van maart 2018 die het leven dicteerde en ik die verlangde naar een gestolen uur in een vollopend bad. Te midden van al die vormen van afstand vond ik, in een land waar maar liefst elf officiële talen gesproken worden, juist in de taal nabijheid. Sprekers van het Afrikaans en het Nederlands begrijpen elkaar als er aandachtig gesproken wordt. Evengoed begrijpen we elkaar soms niet, een kleine taalbarrière, die niet zozeer tot onbegrip leidt, maar juist waakzaam doet luisteren.

Die talige toenadering kende een hoogtepunt in de vertaalslypskool – wat we in het Nederlands saai “vertaalworkshop” zouden noemen. Onder leiding van Daniel Hugo nemen studenten Nederlands uit Stellenbosch, Kaapstad, Johannesburg en Namibië deel aan de slijpschool. Ze hebben zich ter voorbereiding over mijn gedicht “Hematoom” (uit Nachtroer, 2017) gebogen. De studenten discussieerden over dood en liefde, over hersenletsel of bloeduitstorting, werkwoord of substantief, over het woord “bodem” dat in het Afrikaans een “absoluut dieptepunt” betekent en in het Nederlands ook gewoon “aarde” of “grond” kan zijn, over het ontbreken van een onvoltooid verleden tijd in het Afrikaans – alles lijkt al doende te gebeuren, over muggies en ambulances, over valse vrienden. Iemand werpt op dat het gedicht ook over tennis zou kunnen gaan, en vindt het nu wel of niet plaats op een kerkhof, gaat het over huid, of expliciet over geliefden die elkaar geweld aandoen?

Het was een vrolijke en diepgaande ontdekkingsreis in een gedicht dat ik verkeerdelijk dacht goed te kennen, omdat ik het zelf geschreven heb.

Van jou werk is reeds in verskeie tale, waaronder Engels, Duits, Spaans, Frans, Serwies en Arabies te lees. Hoe beskou jy die rol en funksie van literêre vertaling, ook ten opsigte van jou eie werk?

Ik kom uit een relatief klein taalgebied. Toen ik gedichten begon te schrijven, vond ik het al duizelingwekkend als ik in Amsterdam mocht gaan voordragen – laat staan dat ik me kon bedenken dat mijn gedichten ooit vertaald zouden worden. Na de openingsrede van de Frankfurter Buchmesse in 2016 (die ik samen met Arnon Grunberg mocht verzorgen) brak het perspectief verder open. Aanvankelijk vond ik het moeilijk om mijn gedichten in vertaling te zien “veranderen”. Vertalingen, zeker van poëzie, transponeren het werk naar een andere toonaard. Engelse woorden hebben bijvoorbeeld heel andere lettergrepen waardoor onvermijdelijk het metrum verandert. Door samen te werken met getalenteerde en secure vertalers ben ik echter de kracht ervan gaan inzien. Ik zie de vertalingen echt als een gedeeld auteurschap met de vertaler die zijn of haar eigen perspectief, taalgevoel en métier toevoegd. In die vorm van meerstemmigheid toont poëzie haar vele gedaantes.

Watter rol speel ’n taal soos Duits en Duitstalige digters in jou poësie? Ek vra dit na aanleiding van ’n aanhaling van Schiller waarmee Kameleon begin.

Ik werkte aan Kameleon tijdens mijn Master Duitse Letterkunde. Ik schreef mijn thesis over Ingeborg Bachmann en las veel feministische denkers: Toril Moi, Judith Butler, Sigrid Weigel, Julia Kristeva ... maar had ook een zwak voor de Duitse Romantiek van Goethe en Schiller. Toen ik in Schillers essay “Über naive und sentimentalische Dichtung” het volgende citaat tegenkwam:

“Nach nichts ringt die weibliche Gefallsucht so sehr als nach dem Schein des Naiven; Beweis genug, wenn man auch sonst keinen hätte, daß die größte Macht des Geschlechts auf dieser Eigenschaft beruht.”

was ik in conflict over mijn twee voorliefdes. Ik werd woedend op Schiller, die beweerde dat vrouwen behaagzuchtige wezens zijn, wier grootste verwezenlijking daarin ligt dat ze goed kunnen doen alsof ze naief zijn. Ik besloot dit citaat op te nemen als subversieve strategie doorheen de gedichten.

In die huidige tydperk word verskeie feeste uitgestel of ingekort en vind digitale verkennings plaas wat sowel nuwe aksente meebring as verliese. Benewens skrywer is jy ook podiumkunstenaar. Is daar in hierdie verband soorte media en moontlike samewerkings wat jy graag self sou wou verken ten opsigte van jou eie skryfwerk? Indien wel, watter media en watter kunstenaars? Waarin stel jy belang in hierdie opsig? Watter uitwerking sien jy het die pandemie op die literêre toneel in die Nederlande en elders?

De podiumkunsten zijn nagenoeg helemaal stilgevallen. Op dit moment van schrijven zijn alle cultuurhuizen in België gesloten ... Het zijn voor heel wat kunstenaars moeilijke tijden, zowel financieel als artistiek. In mijn eigen werk merk ik dat het schrijven erg naar binnen keert. De mogelijkheid om je werk met anderen, met een publiek te delen valt weg en daardoor valt er ook een belangrijk klankbord weg. Bovendien geloof ik heel erg in de kracht van een collectieve ervaring in het theater – het is niet hetzelfde om iets thuis achter een computer via een livestream te volgen.

Toch zie ik heel veel kunstenaars erg ondernemend en dapper op zoek gaan naar nieuwe vormen en media om hun werk te delen, dat bewonder ik heel erg. Zelf heb ik me wat meer terug getrokken. Ik denk dat de literatuur – door een schrijfproces – altijd met ietwat vertraging reageert op de tijd en van die vertraging wil ik gebruik maken om met aandacht te kijken naar wat zich rondom me voltrekt.

Wat ervaar jy tans as kreatiewe spanning? Wat besorg aan jou ’n elektriese leeservaring? Anders gestel, watter onderwerpe en soorte skryfwerk spreek tot jou as kritiese leser en as kreatiewe skrywer? Sou Kameleon ’n gans ander soort boek gewees het as jy nié letterkunde aan die Universiteit van Gent en aan die Antwerpse Konservatorium gestudeer het nie? Wat beskou jy as die belangrikste teorie- en ander soorte onderbou van die bundel?

Mijn opleidingen zijn erg vormend geweest voor mijn werk. Zoals ik in vraag vier al aangaf, hebben de denkers en schrijvers die ik tijdens mijn studie Letterkunde ontdekte een grote invloed op me uitgeoefend. Enerzijds een feministisch denkkader, anderzijds de (Duitse) Romantiek. Het grootse, onontkoombare geweld van het gevoelsleven tegenover een kritische maatschappelijke houding. Mijn opleiding Woordkunst heeft me dan weer de performatieve kracht van een gedicht laten ontdekken. Mijn mentor, acteur Lucas Vandervost, heeft een boeiende “atomaire” zeggingsleer ontwikkeld die doorsijpelt in mijn poëtica: een lyrische stapeling van beelden en klanken.

Waar ik nu mee bezig ben, bouwt verder op thema’s die ik in Kameleon en Nachtroer verkende, en die ik in een volgend dichtwerk verder wil uitwerken: een metafoor tussen kwetsuur, het vrouwelijk lichaam en landschap. Onvermijdelijk raakt die metafoor aan huidige ontwikkelingen zoals ziekte en intersectioneel denken.

Kameleon wen aan betekenis deur verskillende maniere van lees. Soorte raaisels en maniere van (in)kyk, telkens in dieselfde gedig, vind plaas tesame met ’n geskakeerde verkenning van taal en liggaamlikheid. Die verse getuig van die fyn vlegwerk van intellektuele verkenning met reise in gevoel. Wat was vir jou die belangrikste oorwegings toe jy aan die bundel en die verse vorm gegee het?

De spanning tussen lichaam en geest, die niet alleen in mijn werk maar ook in mijn persoonlijke leven centraal staat.

Ik geloof heel erg in de transformatieve kracht van kennis. Ik las onlangs een mooi citaat dat daar uitdrukking aan geeft uit de cahiers, “Source II” van Marguerite Yourcenar (ik geef het hier in Engelse vertaling):

“The best for mind turbulence is learning. This is the only thing that never ruins. You can grow old and shake anatomically speaking; you can watch over nights listening to the mess of your veins, you can miss your only love and you can lose your money because of a monster, you can see the world around you, devastated by dangerous crazy people, or knowing that your honor is trampled in the sewers of the most vile minds. One can only do one thing in such conditions: learn.”

Daartegenover staat dat ik op een fenomenologische manier naar de wereld kijk. Diegene die waarneemt is altijd een aan verandering onderhevig lichaam. Bovendien geloof ik dat er zaken zijn die zich niet alleen maar cerebraal laten uitleggen, maar die lichamelijk “begrepen” worden. Denk maar aan rouw, bijvoorbeeld. Dat zit in je lijf, lang voor je geest er iets zinnigs van kan maken.

In aansluiting by die vorige vraag: Bevat Woorden temmen idees of fasette wat jy sedert Kameleon in jou werk verken? Wat is vir jou in hierdie stadium durende belangstellings in hoe jy poësie benader en lees?

Het viscerale aspect van poëzie. Poëzie is bij uitstek het medium waarin de spanning tussen lichaam en geest op de proef gesteld wordt. Veel mensen zeggen wel eens: “Poëzie is moeilijk-doenerij, ik begrijp het niet.” Ze hebben gelijk, ik begrijp ook niet alle gedichten die ik lees. Maar dat wil niet zeggen dat ze geen emotionele reactie of zintuigelijke prikkeling bevatten. Via deze receptoren kan het “begrijpen” ook in gang gezet worden.

Boeke spreek tot ’n mens op verskillende tye en op verskillende maniere, ook dié wat ’n mens graag herlees. As jy vandag werk herlees van Paul Celan en Ingeborg Bachmann, twee skrywers wat jy in ’n vroeëre gesprek op die Winternachten-fees uitgesonder het, wat is vir jou verskillend daaraan vandag as toe jy hul skryfwerk begin lees het? En as jy Kameleon vandag lees, val daarin ander aksente of fasette jou op as toe jy aan die boek gewerk het?

Ik geloof dat er boeken zijn die een heel leven meegaan; evengoed zijn er eenmalige boeken. Voor mij blijven het verzameld werk van Paul Celan en de roman Malina van Bachmann wat je zou kunnen noemen “oerboeken”. Het werk staat gedrukt en blijft hetzelfde, maar het geeft mij als lezer de ruimte om te veranderen, ouder te worden en toch betrokken te blijven. Dat zit vermoedelijk in de raadselachtige, poëticale en esthetische kwaliteiten van hun literaire stemmen.

Als ik Kameleon vandaag lees, dan zie ik beginnersfouten ... maar ook een speelsheid die ik soms wel eens kwijtraak. De gedichten herinneren me eraan dat ik die lichtheid, ook al is ze bijwijlen gespeeld, niet uit het oog mag verliezen.

Lees ook:

US Woordfees 2018: Vlaamse dichter Charlotte Van den Broeck

Foto's van die SASNEV-borrel by die US Woordfees 2018

US Woordfees 2018: die Kaap is weer Hollands!

Buro: MvH
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top