Obama noemde hem “Henk the Water Guy”. Sinds 2015 reist Henk Ovink als “Watergezant” de hele wereld over om de Nederlandse kennis over watermanagement met andere landen te delen. Zijn reizen hebben hem al een paar keer naar Zuid-Afrika gebracht.
Heel even komt de vergelijking in je op met Hans Brinker, het jongetje dat met zijn vinger in de dijk een overstroming wist te voorkomen. Maar Henk Ovink heeft niets met het beeld van de Nederlandse strijd tegen het water. Volgens hem is het echt “de grootste onzin” dat Nederland pas sinds de voltooiing van Deltawerken de “strijd tegen het water” zou hebben verruild voor een “leven met water”.
“We leven in Nederland al duizenden jaren met het water”, zegt Ovink. “Water is hier altijd een bron van voorspoed geweest, en dat is het nog steeds. Onze cultuur, onze geschiedenis, ons heden en onze toekomst worden erdoor bepaald. Ja, dat leven met water betekent ook dat je er soms mee strijdt. Maar het gaat veel dieper. Het gaat niet alleen om wat je doet, maar ook om hoe je het doet.”
Een goed voorbeeld vindt Ovink de waterschappen. Al in de twaalfde eeuw zochten in Nederland groepen mensen elkaar op om de nodige samenwerking voor een droge en veilige plek te organiseren, en zelfs te institutionaliseren met belasting en bestuur. “Zo ontstond het eerste waterschap: heel kleinschalig, op buurtschap-niveau. Aan die oude waterschappen zie je dat Nederland toen al een waterdemocratie was, nog vóór er zelfs maar sprake was van land, koninkrijk of grondwet.”
In het Nederlandse denken over een leven met water gingen veiligheid en kwaliteit vanaf het begin hand in hand. “We hadden al snel door dat er een verband bestond tussen gezondheid en waterkwaliteit. Onze Woningwet (1901) kwam onder meer voort uit gezondheids- en gelijkheidsoverwegingen. Daarbij nam drinkwater een belangrijke plaats in.” Het is volgens Ovink een misvatting slechts te denken in termen van dammen en dijken. “Water gaat niet alleen over veiligheid, maar ook over kwaliteit, inclusiviteit en goed bestuur. Over economische, culturele, sociale en ecologische waarden. Waarbij wat we doen en hoe we dat doen, gelijk zijn.”
Waar een klein land groot in is
In Nederland ziet Ovink vele voorbeelden van goed watermanagement. Dat vraagt wel een andere blik. Terwijl de meeste mensen bij de Deltawerken denken aan indrukwekkende stormvloedkeringen, ziet Ovink vooral een goed opgezet programma, waarbij overheid, bedrijfsleven, wetenschap en ngo’s de handen ineengeslagen hebben, en er sprake is van een langetermijnplanning en een budget dat voor meerdere jaren is vastgelegd. Ook de inmiddels (grotendeels) afgeronde programma’s “Ruimte voor de rivier” en “Zwakke schakels langs de Nederlandse kust” laten zien wat goed watermanagement allemaal behelst. Dat geldt zowel voor de landelijke programma’s als voor de uitwerking daarvan in projecten op lokaal niveau. “Als je nu door zo’n terrein loopt, fietst, rijdt of vaart, zie je dat een integrale aanpak van watermanagement bijdraagt aan onze economie, ecologie, verstedelijking, cultuur en sociaalmaatschappelijke opgave.”
Nederland loopt niet alleen voorop als het gaat om waterbeleid, maar ook op het gebied van technologie en innovatie. In Leeuwarden is er zelfs een heuse Watercampus, waar technologische start-ups, midden- en kleinbedrijf én grote maatschappijen elkaar ontmoeten. Er wordt in Nederland onder meer nieuwe technologie ontwikkeld op het gebied van waterenergie, schoon drinkwater, sanitatie, hergebruik en wat Ovink “building with nature” noemt. “Innovatie behoort tot de kern van goed watermanagement”, zegt hij. “Innovatie is cruciaal als je de toekomst vóór wil zijn en je kwaliteit en veiligheid op peil wil houden. En juist ook voor innovatie heb je alle partijen nodig.”
Scheepvaart en havens zijn voor Nederland nog altijd heel belangrijk. Rotterdam is de grootste haven van het westelijk halfrond en tweederde van de binnenvaart in Europa is in Nederlandse handen. Ovink is elke keer weer onder de indruk als hij op de Nieuwe Waterweg zo’n containerschip voorbij ziet komen dat vergelijkbaar is met wel duizend vrachtwagens. “Ook de binnenvaart in Europa zijn we aan het ‘verschonen’”, vertelt hij. “Scheepsmotoren worden vervangen of omgebouwd tot hybrides, die veel duurzamer zijn in brandstofgebruik. Op de Tweede Maasvlakte hebben we inmiddels intelligente kades, waar je je boot kunt inpluggen, en de stroom wordt daar door windmolens opgewekt.”
Delen van kennis (1): Europa
Nederland heeft het leven met water in de loop der eeuwen tot een kunst verheven. Als Watergezant reist Henk Ovink de hele wereld over om overal waar hij komt, watermanagement structureel op de agenda te krijgen, de Nederlandse kennis over watermanagement met andere landen te delen en samenwerkingen op te zetten voor een duurzame toekomst. Dat levert Nederland niet alleen interessante en lucratieve opdrachten op. Nederland is zelf ook afhankelijk van hoe er elders in Europa en wereldwijd met water omgesprongen wordt.
Ovink kan dagdromen over een Europees “Ruimte voor de Rivier”-programma, een echt integrale aanpak van het riviermanagement op Europese schaal. “Als er één continent is waar dat kán, dan is het wel Europa. We zijn goed georganiseerd binnen de Europese Unie. We hebben kennis, geld, een normaal publiek bestuur, een normale belastingdruk, de corruptie is laag en de common sense is hoog, we kunnen het aan qua infrastructuur en de publiek-private samenwerking is goed geregeld. Tegelijk is het Europese riviersysteem erg kwetsbaar voor overstromingen, en die worden door de klimaatverandering steeds erger. De rivieren zijn onder druk van economie, landbouw en verstedelijking gekanaliseerd en hebben hun robuuste en adaptieve kwaliteiten verloren. Elk jaar wordt er meer schade aangericht en vallen er meer slachtoffers. De urgentie is dus groot en alle condities zijn aanwezig. En toch doen we het niet.”
Een reden voor die terughoudendheid is het idee dat zo’n groot watermanagementprogramma wel duur zal zijn. Volgens Ovink hoeven landen daar echter niet bang voor te zijn. Uit de ervaring met het “Ruimte voor de rivier”-programma is gebleken dat de inspanningen zich uiteindelijk terugbetalen als je er maar voor zorgt dat alle belangrijke waarden – veiligheid, kwaliteit, inclusiviteit en integraliteit – gewaarborgd zijn, waardoor alle partijen achter het plan kunnen staan. “‘Ruimte voor de rivier’ telde ruim 34 projecten”, vertelt Ovink. “Dat het gelukt is om die binnen de tijd en binnen het budget te voltooien, komt doordat er vanaf het begin is geïnvesteerd in samenwerking en integraliteit. Dat win je later terug in termen van realisatiesnelheid, waardecreatie en duurzaamheid. Inzetten op die samenhang tussen kwaliteit en veiligheid lóónt; dát hebben we met ‘Ruimte voor de rivier’ laten zien.”
Delen van kennis (2): Zuid-Afrika
Natuurlijk realiseert Ovink zich dat een oplossing die in Nederland werkt, niet zomaar over te plaatsen is naar een ander land, zoals België of Duitsland, Bangladesh of Mozambique. Integendeel! De innovatie komt juist door de samenwerking, het samenbrengen van ervaringen en expertises van over de hele wereld: talent ontmoet talent. “Als alle partijen – overheden, bedrijfsleven, kennisinstellingen en ngo’s – meedoen, en als je uitgaat van een vraag en niet van een antwoord, dan hebben we als Nederland, met al onze kennis en ervaring, echt veel te bieden – lokaal, regionaal, nationaal en internationaal.”
De afgelopen jaren is Ovink regelmatig in Zuid-Afrika geweest. In dit land is integraal watermanagement volop in ontwikkeling, en Nederland werkt daar hard aan mee. Tijdens de Nederlandse handelsmissie naar Zuid-Afrika in 2016, die door premier Rutte werd geleid, sprak Ovink als hoofd van de waterdelegatie met de toenmalige minister van Water af dat Nederland Zuid-Afrika zou helpen met de integrale en inclusieve aanpak van een nieuw te ontwikkelen Nationaal Water- en Sanitatieplan. Hein van Stokkom, algemeen directeur van Waterschap de Brabantse Delta, heeft het Zuid-Afrikaanse ministerie de afgelopen anderhalf jaar met ondersteuning van het Nederlandse ministerie van Infrastructuur en Water bijgestaan, mét resultaat. Het Zuid-Afrikaanse Nationale Plan is nu – met Nederlandse hulp – klaar om uitgevoerd te worden.
Hopelijk komt daarmee een einde aan situaties als de watercrisis die Kaapstad en de Kaapse regio eind vorig jaar en de eerste helft van dit jaar in zijn greep had, en niet voor het eerst. “In de Kaap zorgde de langdurige droogte – in combinatie met te weinig aandacht voor reductie en hergebruik van het schaarse water – ervoor dat het oppervlaktewater in de stuwmeren snel verminderde”, vat Ovink de oorzaken samen. “In reactie daarop werd en wordt er nog steeds rigoureus gedrukt op het aantal liter water dat burgers per dag mogen gebruiken. Ondertussen slaat op de helling van de Tafelberg elke man of vrouw die het zich kan veroorloven een diepe waterput in de waterhoudende grondlaag, zonder dat dat waterverbruik gemeterd wordt. Laat staan dat ervoor wordt betaald. De natuurlijke bron komt dus niet ten goede aan de samenleving, maar alleen aan een paar mensen met geld. En als vervolgens het stuwmeer weer een beetje vol stroomt, zegt iedereen: ‘We hebben Day Zero voorkomen!’” Ovink ergert zich aan de platheid, de zwart-witte versimpeling hoe er in de wereld over “Day Zero” wordt gesproken. “Daarmee ontken je de kracht en waarde die er in de complexiteit van de opgave ligt, en de kans om er samen wat aan te doen.”
Ovink ziet het als de verantwoordelijkheid van de overheid om een integraal en inclusief watermanagementbeleid op te stellen en uit te voeren, in samenwerking met alle partijen. “Juist de oplossingen komen uit de samenleving, uit die inspirerende samenwerkingsverbanden waar scholieren, burgers en bedrijven de krachten bundelen, binnen hun gemeenschappen. Dan wordt hergebruik van water een kans, gaan we letten op de natuurlijk bronnen, verminderen we gebruik én vervuiling, en zorgen we samen voor een duurzame aanpak.”
Hoewel er nog veel moet gebeuren, zijn de voorwaarden voor een succesvol watermanagementbeleid in de Kaap wél aanwezig, denkt Ovink. “De Kaap is een regio met fantastische mensen met enorm veel kwaliteit, capaciteit en ook investerend vermogen.” Er zou volgens Ovink structureel moeten worden ingezet op basisprincipes als het beschermen van natuurlijke waterbronnen, reductie van watergebruik en inzet op hergebruik. Hij waarschuwt echter voor symptoombestrijding: “Het zou best kunnen dat ontzilting uiteindelijk ook een rol gaat spelen. Maar je moet oppassen dat je niet gaat investeren in schijnoplossingen en prestigeprojecten, terwijl je eigenlijk heel gedegen moet managen op al die verschillende schaalniveaus.”
Je doet het samen
Henk Ovinks internationale reputatie werd gevestigd toen de wederopbouw-taskforce van de Amerikaanse president Barack Obama zijn hulp inriep na de verwoestingen die orkaan Sandy in 2012 in New York aanrichtte. Ovink ontwikkelde en leidde voor Obama’s taskforce het “Rebuild by Design”-programma. Een onderdeel hiervan was een ontwerpwedstrijd waar iedereen aan kon meedoen. Iedereen …?
“Zo’n orkaan is een soort röntgenfoto”, legt Ovink uit. “Hij laat precies zien waar de kwetsbare plekken zitten en waar het systeem faalt. En niet alleen het fysieke systeem, maar ook het sociale. Want bij zo’n orkaan blijkt dat de sociaal kwetsbaren op de rotste plekken wonen. Waar het rood was op de kaart – sociaal zwak – was het ook blauw op de kaart – kletsnat. En dat blauw was niet zomaar blauw. Dat was water dat met een vloedgolf van 4 tot 8 meter dwars door de industriegebieden rolde. En dat vervuilde water spoelde vervolgens door die arme gemeenschappen … Die opeenstapeling van ellende kun je alleen aanpakken als je het met alles en iedereen samen doet. Iemand die zijn bedrijf of zelfs zijn vrouw of zijn kind verloren heeft, weet waar de knelpunten zitten. Dus moet je de ervaring en het inzicht van de gemeenschap, de kustwacht, de ngo’s net zo serieus nemen als die van een ingenieur, ontwerper, wetenschapper of bestuurder.”
Er is, volgens Ovink, niets nieuws aan zijn benadering. Inclusiviteit en integraliteit zijn typisch Nederlandse waarden, zegt hij. Dat brengt hem weer terug bij de eeuwenoude waterschappen. “We hebben in Nederland inmiddels meer dan drieduizend polders. Die zijn allemaal ontworpen, gemaakt en ontwikkeld, en ze worden twentyfour-seven gemanaged.” Dezelfde werkwijze ziet Ovink ook in de manier waarop Nederlanders met hun kust en hun rivieren omgaan. “Het individuele belang is op zichzelf niets waard. Het collectieve belang is op zichzelf ook niets waard. Je moet een mix bereiken. Om dat goed te managen, is elke dag spannend.”
Goed watermanagement lijkt wel een beetje op de zeventien duurzame ontwikkelingsdoelen van de Verenigde Naties (de opvolgers van de millenniumdoelen), vindt Ovink. Die zijn bedoeld om de wereld tot een betere plek te maken in 2030. “Als je die zogenaamde Sustainable Development Goals of SDG’s vertaalt in normaal Nederlands dat iedereen kan begrijpen, heb je het bijvoorbeeld over transparant bestuur, prachtige steden, mooie landschappen, schoon water, emancipatie, scholing en ga zo maar door”, vertelt Ovink. “Dat wil iedereen toch? En dus wil je die SDG’s terugzien in een nationale aanpak, in lokale projecten, in bedrijfsinitiatieven... Zó ongeveer is het Nederlandse landschap ook ontstaan. Als je erover nadenkt, is Nederland best wel een bijzondere plek.”
Verleden en toekomst
Aan het einde van het gesprek komt Ovink nog even terug op Zuid-Afrika. “We moeten als Nederlanders niet onderschatten hoe beladen onze geschiedenis met dat land is”, zegt hij. “Dat wil niet zeggen dat we nu zouden moeten ‘boeten’, of zo. Maar het onderkennen en accepteren ervan is cruciaal voor elke vorm van samenwerking.”
Ovink is er ook van overtuigd dat Nederland Zuid-Afrika veel te bieden heeft. Zuid-Afrika kampt met meerdere problemen op het gebied van waterbeheer. Naast waterschaarste heeft Zuid-Afrika bijvoorbeeld ook te maken met vervuild water door mijnbouwactiviteiten, een afbrokkelende kustlijn door stormen en stijging van de zeewaterspiegel, alsook rivieren die grenzen overschrijden en een internationale aanpak vragen.
Goed waterbeheer kan volgens Ovink ook helpen om de armoede in het land aan te pakken. Daarbij moeten vrouwen en kinderen de belangrijkste doelgroep zijn. Hij heeft wel moeite met de grote kloof tussen arm en rijk in het land. “Het idee dat iedereen gelijk is, zit bij ons, Nederlanders, ook in onze genen. We moeten niet de dominee uithangen. Maar wel durven werken vanuit inclusivitei t… Dat vraagt nogal wat lef op een plek waar we zelf die inclusiviteit met de voeten hebben getreden.”
Vanwege de geschiedenis is het voor Nederlanders moeilijker om in Zuid-Afrika geaccepteerd te worden dan in een neutraal land als Bangladesh, waar hij ook regelmatig komt, denkt Ovink. Tegelijkertijd is de bodem voor Nederlandse innovaties in Zuid-Afrika wel erg vruchtbaar. “Dat geldt zeker voor de Kaap, waar de economie er goed voor staat. Daar heb je bedrijven die echt in onze innovaties kunnen investeren. Maar we moeten trouw blijven aan onze eigen waarden van inclusiviteit en integraliteit. Als we alleen maar op zoek zijn naar the biggest bang for our buck, doen we het twee keer fout. Dan verliest de wereld, maar dan verliest Nederland ook.”
Het gesprek vindt plaats op een bloedhete zomerdag. Na deze zomer, die waarschijnlijk de boeken in zal gaan als de warmste ooit, zullen weinig mensen nog twijfelen dat de opwarming van de aarde een reëel gevaar is. “De kinderen die nu op straat spelen, onze kinderen, zullen het jaar 2100 meemaken”, rekent Henk Ovink voor. “Gaan we door op de huidige weg, dan zullen zij leven in een wereld waar het 4 tot 6 graden warmer is dan nu.” De klimaatverandering zal ook grote stromen vluchtelingen op de been brengen. “Klimaatvluchtelingen zijn watervluchtelingen”, stelt de Watergezant. “In 2050 is tien procent van Afrika op de vlucht. Stel je eens voor dat 1,7 miljoen Nederlanders op drift zouden raken! 250 miljoen mensen op deze aarde zijn straks aan het vluchten. Dan helpt het niet om een hek om Europa te zetten. Er moet iets gebeuren! De generatie die nu aan de macht is, gaat het nog meemaken. En de kinderen die wij op de wereld hebben gezet, gaan het voelen. Obama zei het al: ‘Wij zijn de eerste generatie die klimaatverandering echt merkt, en de laatste generatie die er iets aan kan doen.’”
“En moet doen!” voegt Ovink eraan toe. “We hebben geen tijd te verliezen en het is fantastisch om daaraan te werken!”
Lees ook
Buro: IG