In memoriam: Pieter Muysken (11 april 1950‒6 april 2021)

  • 0

Op 6 april overleed Pieter Muysken, emeritus hoogleraar Taalwetenschap aan de Radboud Universiteit Nijmegen. Muysken hield zich onder meer bezig met taalcontact en creolistiek. Hij was een beminnelijk mens en een bruggenbouwer, nationaal én internationaal. Zijn dood aan de gevolgen van kanker kwam voor velen onverwachts.

Pieter Muysken tijdens het AKA (Festival voor het Afrikaans), 2016

In dit artikel halen collega’s en vrienden uit Nederland, Zuid-Afrika en de Antillen herinneringen aan hem op. 

Inhoudsopgave


Margot van den Berg, Universitair docent, Departement Talen, Literatuur en Communicatie, Universiteit Utrecht, Nederland:  

Op 6 april overleed de veelzijdige en alom gerespecteerde taalwetenschapper Pieter Muysken. Zijn overlijden veroorzaakte een wereldwijde schokgolf. Hij was een gerenommeerd en succesvol taalwetenschapper met verschillende prestigieuze nationale en internationale prijzen op zijn naam, maar de meeste mensen met wie hij in contact kwam waren vooral onder de indruk van zijn aardige, opgewekte en pretentieloze persoonlijkheid.

Zijn verdiensten voor de taalwetenschap zijn talrijk en uiteenlopend. Hij schreef meer dan 240 artikelen en boeken over allerhande onderwerpen, van taaltheoretisch tot beschrijvend en toegepast, en van taalspecifiek tot synthetiserend en disciplineoverstijgend. Hij schreef over gemarkeerdheid in Quechua vanuit het perspectief van de Generatieve Grammatica en over taalcontact op basis van inzichten uit de Optimaliteitstheorie, maar ook over de rol van taal in asielaanvragen in Nederland, over asymmetrische meertaligheid in het Caraïbisch gebied, over isiXhosa-Engels codewisseling in Zuid-Afrika, over taaldood in Zuid-Amerika, en nog veel meer.* Het meest trots was hij op de publicatie van de vierdelige Spaanstalige boekenreeks Lenguas de Bolivia over de talen van Bolivia, samen met Mily Crevels, waarvan het laatste deel in 2019 verscheen. Dit werk was belangrijk voor hem, het gaf hem het gevoel dat hij iets terug gaf aan het land waar hij geboren werd.

Taalwetenschappelijke kennis was volgens Pieter te waardevol om niet te delen. Hij was betrokken bij de totstandkoming van tijdschriften (Amsterdam Creole Studies), archieven en databases zoals onder andere de NEHOL-database over Virgin Islands Dutch Creole en South American Indigenous Language Structures (SAILS), en websites zoals Stemmen van Afrika (luister hier naar het interview met Pieter over de lancering van de website).

Pieter Muysken (rechts) met de Zuid-Afrikaanse rapper HemelBesem (midden) en de Belgische taalkundige Stef Grondelaers tijdens het AKA (Festival voor het Afrikaans), 2016

Ook toen de technologie nog niet zo geavanceerd was als tegenwoordig spande hij zich in om kennis te delen en te verspreiden. Het boek De talen van Suriname uit 1989 is een rijke verzameling van afstudeerscripties en observaties over taal en meertaligheid in Suriname door Surinamers en Nederlanders met een Surinaamse achtergrond. Het kwam tot stand onder redactie van Eddy Charry, Geert Koefoed en Pieter Muysken. Ze konden het niet aanzien dat deze studies verstopt waren in bureaulades en archiefkasten, terwijl de gemiddelde Nederlander nauwelijks op de hoogte is van de rijkdom en de veelvormigheid van de Surinaamse taalsituatie. We zijn veertig jaar verder, maar ook nu nog is het werk relevant.

Kennis delen en verspreiden is mensenwerk. Dat wist Pieter als geen ander. Hij organiseerde talloze congressen en workshops om taalwetenschappers, jong en oud, gevestigd en aanstormend, bij elkaar te brengen. De programma’s waren vol, maar er werd altijd een dagdeel ingeruimd voor een sociale activiteit zoals een excursie of een diner met dansen na afloop. Hij was creatief, vindingrijk en succesvol in het vinden van middelen om dergelijke samenkomsten mogelijk te maken en stak daar veel tijd in. Hierdoor hebben veel van zijn promovendi buiten Nederland enige tijd op de universiteiten in Amsterdam, Leiden en Nijmegen kunnen doorbrengen. Zijn onderzoeksprojecten hebben verschillende mensen kansen geboden om hun taalwetenschappelijke interesses na te jagen en een toekomst in de taalwetenschap op te bouwen. In Nederland en daarbuiten. Het is moeilijk voor te stellen dat Pieter er niet meer is. Maar zijn taalwetenschappelijke nalatenschap is wereldwijd voelbaar. Van Stellenbosch tot Hongkong, van Pakistan tot Peru, van Haïti tot Australië, van het Amazonegebied tot de Bijlmer. Pieter, bedankt!

Toegift. Voor wie nog een keer naar Pieter wil luisteren. Op 11 februari 2013 gaven Pieter Muysken en Joshua Birchall college over het ontstaan van talen. Deze colleges zijn via deze link terug te zien.

* Voor een meer volledig overzicht verwijs ik naar Veenstra, Smith en Aboh (2020):

Veenstra, Tonjes, Norval Smith & Enoch Aboh (2020) “Pieter C. Muysken: a brief biography. A language contact bibliography and a festschrift summary”. In: N. Smith, T. Veenstra & E. Aboh (Eds). Advances in Contact Linguistics: In honour of Pieter Muysken. Amsterdam: Benjamins, pp. 2- 33.


Prof. Frenette Southwood, Departement Algemene Taalwetenschap, Universiteit Stellenbosch, Zuid-Afrika:

Soos baie taalwetenskapdepartemente oor die wêreld heen het ons Pieter Muysken se werk gelees en aan ons studente voorgeskryf – en maak ons steeds so. Ons het egter ook tot ons vreugde vir Pieter persoonlik leer ken, eers in 2004 as PhD-studieleier van een van ons kollegas en later (van 2011 af) as buitengewone professor in ons departement. Sy periode as fellow van die Stellenbosse Instituut vir Gevorderde Navorsing (STIAS) was vir die departement ’n aangename geleentheid om saam met Pieter tyd deur te bring – akademies  en sosiaal.

Pieter was ’n interessante mens, maar ook ’n geïnteresseerde een. Hy was natuurlik geïnteresseerd in Afrikaans en die geskiedenis daarvan, asook in taalkontak en kodewisseling in Suid-Afrikaanse kontekste, maar die geskiedenis van Suid-Afrika en haar uiteenlopende mense, plaaslike gebeure, die natuurerfenis van ons land en minder bekende besienswaardighede het hom ook aangegryp. Hy het byvoorbeeld tydens sy besoek aan Grahamstad om as gasspreker op te tree by die jaarlikse linguistekonferensie wat daardie jaar by Rhodes Universiteit gehou is, daarna uitgesien om die dorp se sterrewagmuseum te besoek – dit terwyl die meeste Suid-Afrikaanse konferensiegangers salig onbewus van die bestaan van die museum was. Dit het gelyk asof die idee van ’n besoek aan hierdie klein museumpie hom net so opgewonde maak as die walvisse wat hy by Hermanus sien baljaar het. Pieter was geen plesiersoeker nie, maar hy was beslis ’n plesiervinder, en hy het die gawe gehad om beide groot en klein dinge terdeë te geniet.

Pieter het tydens sy besoeke voorlesings en seminare vir personeel en studente gelewer oor taalkontakverskynsels, maar hy het ook ’n merkwaardige tradisie ingestel: Op sy versoek is daar navorsingsvoordragdae gereël. Meestersgraad- en doktorale studente het dan die geleentheid gekry om hul navorsingsvoorstelle (en hul studie soos dit op daardie tydstip gestaan het) aan Pieter, ander personeellede van die departement en mekaar voor te dra. Die studente het ryklik gebaat by Pieter se diep kennis, skerp insig en sinvolle kommentaar en voorstelle. Maar wat ons as personeel sal bybly, is die opregte belangstelling van Pieter (een van die wêreld se heel beste sosiolinguiste) in die werk van beginnernavorsers, selfs al het hul werk nie eens oor taalkontak- of taalstruktuurverskynsels gehandel nie. Dit getuig vir ons van Pieter se wye belangstellingveld, maar ook van sy nederigheid ten spyte van sy statuur as akademikus.

Hoe sal ons vir Pieter onthou? As ’n akademiese superster sonder aanstellerigheid – een wat vrygewig was met sy tyd, kennis en geld, wat ewe gemaklik met voorgraadse studente as met rektore gesels het, wat lewenslustig was en wat altyd gelag het. Toekomstige generasies taalwetenskaplikes in ons departement en elders sal baat by sy baanbrekerswerk, maar hulle sal nie Pieter die Energieke Mensemens leer ken nie – ons is spyt daaroor, maar dankbaar vir die voorreg wat ons gehad het om hom deel van ons departement te kon hê. Vir baie van ons het hy verander hoe ons deur die werkslewe loop.


Prof. Charlyn Dyers, emeritus-hoogleraar Departement Linguïstiek, Universiteit van Wes-Kaapland, Zuid-Afrika: 

Ek het reeds in 2017 uitgetree, maar (as ek reg onthou) het Pieter in 2016 ons departement besoek het. Sy besoek het gelei tot goeie samewerking tussen die Honneursklasse van SUN en UWK, wat beurtelings na mekaar se kampusse gereis het om sy werkswinkels by te woon. Hulle het data kollekteer en bewys dat Afrikaans, Engels en Zoeloe die drie tale was waarvan al die ander SA tale woorde geleen het. Pieter was baie vriendelik en het goed met die studente klaargekom. Dit was my enigste ervaring van hom behalwe om sy boeke te gebruik in my eie navorsing.


Prof. Wannie Carstens, Buitengewone Professor in Navorsingseenheid Tale en Literatuur in die SA Konteks, Noordwes Universiteit, Potchefstroom-kampus, Zuid-Afrika: 

Ten spyte daarvan dat ek die Lae Lande sedert 1989 gereeld besoek het, het ek Pieter Muysken eers betreklik laat persoonlik leer ken – eers in 2018. As taalkundige was ek wel deeglik bewus van sy werk wat Afrikaans betref (op verskeie terreine, onder andere kreolisering, historiese taalkunde, sintaksis) en daarvoor het ek weens die kwaliteit daarvan groot waardering gehad. Sy naam duik dan ook gereeld op in die bronnelyste van artikels oor die Afrikaanse taalkunde asook as outeur in die inhoudsopgawes van taalkundepublikasies in Suid-Afrika. Dit getuig van die respek wat taalkundiges in Suid-Afrika gehad het vir sy werk. Sy heengaan is daarom ook ’n groot verlies vir Afrikaans omdat hy deur sy werk Afrikaans in die hoofstroom van taalkunde in Europese publikasies ingetrek het.

Pieter Muysken (links) en de Zuid-Afrikaanse taalkundige Wannie Carstens in het Zuid-Afrikahuis in Amsterdam, 2019

Op persoonlike vlak het ek Pieter ’n innemende en besonder toeganklike persoon gevind. Ten spyte van sy statuur as internasionale taalkundige was hy ’n nederige mens wat selfs bereid was om boekgesprekke te begelei. Daarvoor moes hy uiteraard ook die betrokke boeke lees, ongeag die omvang daarvan. Ek was daarom besonder bevoorreg en bly toe Guido van den Berg vir Pieter genader het om in April 2018 ’n gesprek by Zuid-Afrikahuis in Amsterdam met my te voer oor die eerste deel van my en prof. Edith Raidt se boek Die storie van Afrikaans: uit Europa en van Afrika. Biografie van ’n taal (2017; Protea Boekhuis). Sy vrae het getuig van ’n diepgaande lees van die boek en dit het my die ruimte gegee om uit te wei oor die aard en agtergrond van die boek.

In Mei 2019 was hy weer eens die gespreksleier, ook in Zuid-Afrikahuis, toe hy met my ’n gesprek gevoer het oor die omvattende deel 2 (gepubliseer 2019) van die bogenoemde boek. En soos met deel 1 was hy goed op hoogte van die inhoud van die tweede deel en ons kon ’n indringende gesprek voer oor die geskiedenis van Afrikaans in Afrika. Daarvoor was ek hom groot dank verskuldig omdat dit lekker was om met ’n ingeligte persoon te praat. Dat ek ons gesprek kon afsluit met ’n voorlees van ’n gedig in Kaaps van Adam Small was vir hom ’n bron van vreugde.

Pieter Muysken bladert door het boek Ons kom van vêr, Zuid-Afrikahuis, Amsterdam, 2019; op de cover een foto van de Zuid-Afrikaanse dichter Adam Small.

As “beloning” wou hy graag ’n eksemplaar van die Afrikaanse skrywer Deon Meyer se destydse boek Koors hê omdat hy dit wou vergelyk met die Nederlandse vertaling daarvan. Ek het die boek met graagte via Switserland, Duitsland, Oostenryk, Kroasië en Serwië vervoer en dit in Amsterdam aan hom oorhandig. Daarvoor was hy besonder dankbaar en hy het aangedui hoe hy uitsien na die leeservaring.

Pieter Muysken is te vroeg weg. Ons moes nog soveel by hom geleer het!


Khalid Mourigh, taalkundige, schrijver en vertaler, Nederland:  

Iedere taalkundige in Nederland kende Pieter Muysken. Als je hem niet persoonlijk kende, dan toch wel van naam en faam. Als student zag ik regelmatig zijn publicaties op het gebied over taalcontact voorbijkomen. Hij was ook bij het grotere publiek bekend vanwege zijn onophoudelijke engagement met taalliefhebbers, mensen uit de gemeenschappen die hij bestudeerde en de geïnteresseerde leek. Pieter was een grote naam, zo niet de grootste op zijn vakgebied. Hij had niet voor niets vele prijzen gewonnen, waaronder de prestigieuze Spinozapremie.

Tijdens een winterschool in mijn eerste jaar als promovendus volgde ik een cursus taalcontact bij hem. Wild gesticulerend stond hij voor het bord te vertellen. Zijn armen zwierden dikwijls boven zijn hoofd, terwijl hij door de zaal liep. Ik denk niet dat hij van zitten hield, want dan viel hij – volgens collega’s – wel eens in slaap.

Zoals die ene keer toen hij mij en Maarten Kossmann uitnodigde in Nijmegen voor een praatje. Pieter was halverwege de lezing ingedut, en kreeg het toch voor elkaar om na afloop de lastigste vraag te stellen. Op zijn kamer kreeg ik nog een boek mee over het Maltees.

Niet lang daarna mocht ik, weer op uitnodiging van Pieter, deelnemen aan een paneldiscussie over jongerentaal en het Afrikaans. Hij deed mee aan de organisatie van het evenement, leidde de discussie en stelde vragen na afloop.

Tussendoor hadden we nog weleens contact per e-mail tot hij vorig jaar voorstelde om samen met collega Frans Hinskens gedrieën een overzichtsartikel te schrijven over etnolecten in Nederland, één van zijn vele interessegebieden.

We hadden vaker contact. En het viel mij op hoe snel Pieter zijn mails beantwoordde. Hij produceerde een artikel in het tempo dat ik een whatsapp-bericht schrijf. In de laatste uitwisseling over het artikel hoorde ik dat Pieter ziek was. Ik stuurde hem nog een mail. De man die altijd bliksemsnel antwoordde, gaf niet thuis. Het bleef stil. Dat was nog geen maand geleden. En nu is Pieter Muysken niet meer.

Pieter was iemand die snel leefde. Het leek of hij altijd haast had. Er moesten talen beschreven en geanalyseerd worden! O ja, en er moest een nieuwe generatie taalkundigen opgeleid worden. En er moest….en er moest…


Maaike Verrips, initiatiefnemer en directeur van DRONGO talenfestival 

Maaike Verrips kwam in 1984 voor het eerst met Pieter Muysken in contact. Ze was toen eerstejaars student Engels aan de Universiteit van Amsterdam. Ze had het idee dat ze bij de verkeerde studie zat. “Maar ik had bij Engels wel kennisgemaakt met het vak Taalkunde, en dat vond ik fascinerend.” Op een dag trok ze de stoute schoenen aan en ging ze een kijkje nemen op de derde verdieping van het Bungehuis, waar de vakgroep Algemene Taalwetenschap gevestigd was. “Er hing een enorm bruisende sfeer, alsof iedereen met ontzettend interessante dingen bezig was. Het leek wel alsof je op een redactie was”, herinnert ze zich nog. “Ik wist meteen: dít ga ik studeren en hier ga ik nooit meer weg. Dat klinkt natuurlijk belachelijk. Maar zo besluit je op die leeftijd soms dingen. En dat kan heel goed uitpakken.”

Tijdens dat eerste bezoek maakte ze ook kennis met Pieter Muysken. Zijn deur stond open en dat was typerend voor hem, vindt ze. “Hij was er altijd, hij wist van alles wel iets af en hij had ook altijd nog wel een goede tip voor je.”

In de vele herdenkingsartikelen die na zijn dood op www.neerlandistiek.nl zijn verschenen, gaat het vaak over Muyskens opvallende manier van bewegen. Verrips weet nog goed dat er bij ATW elke vrijdagmiddag een lezing was, gevolgd door een borrel. “Als een van de collega’s een lezing hield, viel Pieter na een minuut of twee steevast in slaap.” Hij zou pas weer wakker worden als de vragentijd begon. “En steevast wist hij dan onmiddellijk de juiste vraag te stellen, terwijl de rest nog zat te bedenken óf ze iets zouden zeggen, en hoe.”

Als Muysken college gaf, zaten zijn studenten altijd in spanning of hij het zou overleven. Hij zat bovenop de rugleuning van zijn stoel te wippen, zodat hij elk moment kon omvallen. “En soms gebeurde dat ook.” Verrips vervolgt: “En hij danste met het bord. Hij verdween soms áchter het bord. Het was motorisch een enorme chaos. Maar ondertussen gaf hij heel goed college. Hij legde goed uit en maakte met iedereen contact.”

Uiteindelijk is Verrips bij Muysken afgestudeerd, op een scriptie over kindertaal. “Kindertaal was toen net in opkomst”, vertelt ze. “Maar kindertaal in combinatie met generatieve grammatica... Daarvoor kon je alleen bij Pieter terecht.”

Muysken hielp haar aan haar eerste baan. “Ik was zwanger toen ik afstudeerde en ik maakte me wel een beetje zorgen hoe het verder moest met mijn carrière. Toen vond ik opeens een briefje met de boodschap: bel dié maar eens, ik denk dat hij een baan voor je heeft. En dat was ook zo. Zoiets heeft hij voor zoveel mensen gedaan. Ook later heeft hij me nog vaak geholpen. Als je even niet meer wist hoe het verder moest, kon je altijd bij hem terecht. En altijd kon je op een of andere manier weer verder als je je dilemma’s met hem besproken had. ”

Verrips vindt het kenmerkend voor Muysken als wetenschapper dat hij altijd probeerde – en er ook meestal in slaagde – om “buiten hokjes te blijven”. Zijn eclecticisme nam niet weg dat hij wel degelijk essentiële vragen wist te stellen en diepgaand onderzoek deed. Daardoor werd zijn werk in alle disciplines waarin hij actief was gerespecteerd.  “Mijn collega Jacomine Nortier noemt dat ‘integratieve taalkunde’ – een heel goed woord, want het geeft goed weer wat Pieter zijn studenten probeerde te leren: wees niet dogmatisch, verschillende benaderingen en stromingen voegen iets waardevols toe aan je begrip van een probleem”.

Volgens Verrips was er in de jaren tachtig binnen de Algemene Taalwetenschap bijvoorbeeld een strijd gaande tussen aanhangers van de functionele en de generatieve grammatica. Maar Muysken had vrienden onder taalkundigen uit beide richtingen. “Ik denk dat dat heel wezenlijk was voor hoe hij was”, zegt ze. “Hij kon bij verschillende mensen verschillende kwaliteiten waarderen. Hij vond het leuk dat jij iets had dat je anders maakte dan een ander. Dat was heel natuurlijk voor hem en dat was het ook in zijn theoretische werk. Hij vond deze talen interessant, en die talen óók.”

Het paste dan ook goed bij Muysken dat hij zich ontwikkelde als onderzoeker  van contacttalen: talen waarvan het bestaan vaak niet wordt erkend en die het resultaat zijn van het contact tussen verschillende talen. Daarnaast heeft Muysken een belangrijke rol gespeeld bij het ontwikkelen van het vakgebied creolistiek. Ook de bestudering van het Afrikaans kreeg hierdoor internationaal een impuls.

“Van begin af aan heeft Pieter ons meegegeven dat we taalkundigen waren en dat we dingen dus talig onderzochten”, vertelt Verrips. “Maar toch ook met het besef van de waarde van talen, wat het belang van taal is voor de identiteit van de sprekers, hoe belangrijk het is om te erkennen dat verschillende factoren een rol gespeeld hebben in de ontstaansgeschiedenis van die talen en hoe weinig we daarvan weten. Die hele historische, politieke en maatschappelijke dimensie gaf hij tussen de regels door ook mee. Dat vond hij veel belangrijker dan of je dat nou volgens de functionele grammatica of de generatieve grammatica of helemaal zónder grammatica beschreef.”

Maaike Verrips is de initiatiefnemer en drijvende kracht achter het DRONGO talenfestival, dat dit jaar zijn tiende editie beleeft. Verrips ziet DRONGO als de belichaming van alles wat ze van Muysken heeft geleerd. “Iedereen mag meedoen, taal is van iedereen, taligheid is belangrijk, contact tussen de disciplines is belangrijk”, somt ze op. Muysken kwam niet alleen altijd langs, hij hielp ook vaak met contacten, met het zoeken naar financiering en het nadenken over programmaonderdelen.

Hij steunde haar ook toen ze in conflict kwam met de Immigratie- en Naturalisatiedienst (IND). Ze legt uit: “De IND doet analyses van de moedertaal van mensen die asiel vragen als ze niet vertrouwen dat ze uit het gebied komen waar ze zeggen dat ze vandaan komen. In zo’n onderzoeksrapport staat bijvoorbeeld dat iemand Marokkaans-Arabisch spreekt en geen Syrisch-Arabisch, en dat die persoon dus niet uit Syrië komt. En dan wordt hij of zij afgewezen. Ik ben op een gegeven moment begonnen om second opinions te verzorgen. Daar bleek veel behoefte aan. Maar dat ging ook gepaard met veel conflict, met name met de IND, maar ook met andere bureaus die op verzoek van de IND taalanalyses leverden. Daarbij heeft Pieter mij heel erg gesteund. We hebben toen samen een Europese subsidie gekregen om bij het NIAS een internationale expertmeeting over taalanalyses te organiseren. En we hebben samen met  Karin Zwaan, een specialist migratierecht, een boek over dit onderwerp gemaakt.”

Muysken had een waanzinnige energie, bevestigt Verrips. “Als je hem mailde, kreeg je altijd meteen antwoord, hoe laat het ook was. En naast zijn werk hakte hij ook nog bomen om en liep hij halve marathons…” Verrips heeft zich vaak afgevraagd hoe Muysken dat allemaal voor elkaar kreeg. Het antwoord ligt misschien in het feit dat Muysken zijn werk ook echt heel leuk vond, denkt ze. “Het was voor hem heel vanzelfsprekend om dingen snel te doorzien. Dat inhoudelijke was voor hem geen werken, maar gewoon leven.”

Het belangrijkste wat ze van Muysken heeft geleerd? “Dat je altijd moet proberen om alles te waarderen wat te waarderen valt, maar niet hoeft te accepteren wat niet goed is. Zelfs zeker niet moet accepteren wat niet goed is. Erkennen dat ergens waarde in zit – een perspectief dat de moeite waard is, ook al is het niet het jouwe – en toch opkomen voor de dingen die je belangrijk vindt. Een kunst die je binnen de taalkunde,  maar zeker ook daarbuiten, je hele leven kunt blijven oefenen.”


Hilda de Windt-Ayoubi, dichteres en vertaalster, Curaςao: 

Toen ik gevraagd werd om voor Voertaal een stuk over Pieter Muysken als wetenschapper en bruggenbouwer te schrijven, gingen mijn gedachten in de eerste plaats terug naar de openingsquote van Geef me je taal. Dat ik je beter versta/Duna mi bo idioma pa mi por komprondé bo mihó, het taal-gerelateerd boek dat ik in 2019 aan Pieter Muysken en Frank Martinus Arion heb opgedragen:  

Degene die de  taal en cultuur
Der minderheden helpt conserveren
Helpt tevens bij de herleving van de wereldvrede 

“Wereldvrede”, de titel van deze quote, is niet in dit boek opgenomen, opdat de lezer dit zelf kan invullen.

Het belang van vrede wordt ook in bepaalde talen, zoals het Arabisch, het Hebreeuws en het Hindi in het dagelijks leven benadrukt en het is in die talen gebruikelijk om elkaar te begroeten met het woord voor vrede, salaam  سلام respectievelijk sjalom שָׁלוֹם en vratee व्रती, een zin waarin vrede aan de andere wordt toegewenst.

Evenzo is elkaars taal bestuderen, registreren en publiceren een manier om respect aan elkaar te tonen, elkaar vrede toe te wensen en zodoende, enigszins een bijdrage aan de wereldvrede te leveren. Het valt niet te betwisten dat Pieter dit tot enkele weken voor zijn heengaan heeft gedaan.

Als ik kijk naar een van de figuurlijke definities van “bruggenbouwer”: mensen met een groot hart die anderen graag zien opbloeien. Die het de anderen gunnen dat de stappen die ze willen zetten ook lukken. Voorts de anderen aanmoedigen, helpen en vaak goede tips geven, waardoor ze weer vooruit kunnen, past deze definitie helemaal bij Pieter, vind ik, en samen met mij talloze andere vrienden, kennissen en familieleden.

Een tweede, meer letterlijke definitie die het ANW geeft: iemand die voor zijn beroep bruggen bouwt, past in eerste instantie niet bij Pieter. Pieter is een linguïst en geen bruggenbouwer in de letterlijke zin van bruggen construeren.

Toch bouwde hij bruggen tussen mensen van verschillende landen en continenten. Deze natuurlijke gave om contacten te leggen en collaboraties tot stand te brengen is duidelijk ook te zien in zijn werken, in het bijzonder zijn boeken, die hij vaak in collaboratie met iemand anders of meerdere personen schreef.

Deze twee definities zijn bovendien zeker terug te vinden in de passie waarmee hij de allerkleinste talen, in het bijzonder die van Zuid-Amerika, bijvoorbeeld het Kallawaya, bestudeerde, registreerde en publiceerde. Mooi dat tijdens Pieters uitvaart op 15 april iemand de vertaling van het “Onze Vader” in het Kallawaya voorlas. Pieter had trouwens zelf voor deze vertaling gezorgd. Een boek over het Kallawaya, de laatste inheemse taal die hij in kaart heeft gebracht, zal postuum worden gepubliceerd. 

De betekenis van het Afrikaans voor Pieter

Om verschillende redenen wil ik een taal zeker niet vergeten, namelijk het Afrikaans. In de eerste plaats omdat Voertaal naast het Nederlands ook in en over het Afrikaans publiceert. Het Afrikaans categoriseert Pieter onder de Germaanse talen, onder andere omdat 95% van de woorden uit het Nederlands afkomstig is (er zijn trouwens ook linguïsten die deze taal als een Creoolse taal beschouwen).

Hoewel het Afrikaans nog ongeveer 7 miljoen moedertaalsprekers en 9 miljoen tweede of derde taalsprekers telt, staat het ook onder druk, en kan het ooit verdwijnen als het niet wordt beschermd, iets waar Pieter zich zorgen over maakte. Zijn bezorgdheid telde trouwens voor alle andere minderheids- en of bedreigde talen.

Ooit schreef ik Pieter dat ik Antjie Krog, een dichter uit Zuid-Afrika die veel in het Afrikaans dicht, had ontdekt. Ik had een paar gedichten van haar gelezen en beluisterd en vond deze taal die ik vrij goed verstond, mooi omdat het heel zangerig klinkt. Waarop hij mij terug schreef dat Antjie Krog een van zijn lievelingsdichters is. Dit bewijst nogmaals dat hij van poëzie hield. Daarom wil ik hier ook de vertaling in het Afrikaans van “Lenga Di Mama” (“Moedertaal”) opnemen. Pieter was trouwens de eerste die het gedicht "Lenga di Mama” spontaan in het Nederlands vertaalde. Hij liet kort daarop de Papiamentu en Nederlandse versie van dit gedicht op de website www.stemmenvanafrika.nl plaatsen.

Een saillant feit was dat toen ik hem het gedicht stuurde, hij op een vliegveld in Zuid-Afrika was en op het punt stond om in het vliegtuig naar Nederland te stappen. Hij heeft dit gedicht dus in het vliegtuig vertaald en direct bij aankomst in Schiphol aan mij gemaild.

Pieters wetenschappelijke en maatschappelijke betekenis voor de ABC-eilanden

Verschillende wetenschappers van onze eilanden hebben hun doctoraal examen bij Pieter gedaan of zijn bij hem gepromoveerd.

Een kleine greep uit de groep van de oude generatie: Mirto Lacle van Aruba die hij heeft begeleid met diens doctoraalscriptie, en Frank Martinus Arion die bij hem is gepromoveerd.

Een ding valt me telkens op: dat wie ook door hem is gevormd, later een extra mijl aflegt en later vaak ook maatschappelijk relevant werk doet. In het geval van Mirto Lacle: zijn betrokkenheid bij het organiseren van conferenties op Aruba, zijn bijdragen aan het organiseren van activiteiten in de Biblioteca Nacional di Aruba, met o.a. boekpresentaties van schrijvers van onze eilanden. En Frank Martinus Arion heeft ondanks veel tegenwerking en tegenslagen de eerste school met Papiamentu als voertaal op Curaçao opgericht – een primeur in de wereld; later werd hij tot Professor linguïstiek aan de University of Curaςao benoemd. Hij heeft mij ook begeleid bij het schrijven van mijn masterscriptie.

In mijn geval ging het er heel anders aan toe dan bij Mirto en Frank. Ik ging in 1972 in Nijmegen studeren terwijl Pieter in datzelfde jaar van Yale waar hij Spaans had gestudeerd, naar Amsterdam verhuisde waar hij zijn studie vervolgde en vervolgens promoveerde. Pas drie decennia later, in 2009, bracht Frank Martinus Arion mij in contact met Pieter. Later moedigde Frank mij aan om bij Pieter te promoveren. “Je moet nu iets groter gaan doen”, herhaalde hij vaak.  

In 2016 zette ik de eerste stap daartoe en bezocht Pieter bij de Radboud Universiteit in Nijmegen. Die dag bracht hij naast het belang van een theoretische onderbouwing van een proefschrift ook het belang van de maatschappelijke relevantie daarvan ter sprake.

Wat mij toen tevens opviel, was zijn sociale vaardigheid of beter nog zijn menselijkheid en integriteit. Omdat ik wist dat hij Papiamentu had gestudeerd en onderzocht had ik hem eerder per post mijn eerste boek toegestuurd, een vertaling in het Papiamentu van The Prophet van Khalil Gibran (CDL Press, University of Maryland, 2014). Toen ik zijn kantoor in het torenhoge gebouw van de Radboud (het zogenaamde “talenlab”) binnenkwam, zag ik tot mijn verbazing dat hij het boek naast zich had. Ik heb Pieters belangstelling en waardering die hij voor je werk toonde heel erg gewaardeerd.

Ik had verder ook een boekje over de Joodse woorden in het Papiamentu voor hem meegenomen. Ik had daar twee exemplaren van en omdat ik zoals de gewoonte hier is, “no yega ku man bashí” (niet met lege handen wilde komen), heb ik hem dat gegeven. Zijn reactie vergeet ik nooit: “Dank je wel, ik had deel 1 al, maar dit deel nog niet.” Hij wees een boekenkast links in zijn kamer aan. “Wat je op die rekjes ziet, heb ik van Papiamentu. De laatste tijd hebben we wat minder aan jullie taal gedaan. Maar dat zal binnenkort wat meer worden.”

Zijn bescheidenheid viel me op. Hij had ook voor Papiamentu zoveel gedaan, en toch schepte hij niet op.

Wat mij verder bovenmate verbaasde, was zijn oprechtheid: “Je kunt bij mij promoveren, dat is geen probleem. Als je je promotie hebt voltooid, ben ik net 70 jaar. Dus dat zal wel lukken. Maar ik wil dat je dit goed overweegt, of je het zeker wilt doen. Je zult je min of meer vier tot vijf jaar moeten afzonderen van je normale sociale leven. Denk er dus eerst een jaar over na.”

Hij had zelfs al een voorlopig thema voor mijn proefschrift bedacht. Elk detail verzorgd.

Geen wonder dat Professor Marco Martos uit Peru mij na Pieters overlijden het volgende schreef: “A mi mesa de trabajo llegan las noticias de la calidad de ese profesor.” (Aan mijn werktafel ontvang ik berichten over de kwaliteit van die professor.) En dat Rosa, een inheemse uit Ecuador, mij schreef: “Ese profesor que muestra tanto interés en kichwa hace que ahora me sienta orgullosa de mi idioma indígena.” (Die professor die zoveel interesse toont voor Kichwa heeft ervoor gezorgd dat ik me nu trots voel op mijn inheemse taal.) 

Ik begon me na dit bezoek aan Pieter op mijn promotie voor te bereiden door onderzoek te doen en materiaal te verzamelen. Ik bestudeerde verschillende boeken van Pieter (De Toren van Babel, Pidgins and Creoles), en enkele van zijn artikels. Het liep echter heel anders af dan ik had gedacht. Na ongeveer een half jaar schreef ik hem dat ik er wegens onvoorziene persoonlijke omstandigheden helaas van moest afzien. Ik dacht dat dit de laatste mail zou zijn. Pieter vroeg mij echter om hem op te hoogte te houden van eventuele berichten. 

Ik promoveerde dus niet bij Pieter zoals Frank dat zozeer wenste, maar hij heeft mij wel literair, poëtisch en linguïstisch beïnvloed. Ik zette een vleugje van de linguïstiektheorie om in poëzie. Pieter wist onder alle omstandigheden de sterke punten van iedereen naar boven te halen!

Mijn maatschappelijke bijdrage, zoals Pieter die in 2016 heeft aangestipt, is volgens mij dat ik veel taalgerelateerde gedichten ging schrijven die vaak in de krant Amigoe werden gepubliceerd, hetgeen een verdere maatschappelijke discussie over moedertaal teweegbracht. In mijn maatschappelijk geëngageerd poëziebundel Gedicht zijn ook een paar moedertaalgedichten opgenomen. Enkele daarvan heb ik aan Pieter of Frank opgedragen. In 2019 verscheen de tweetalige bundel Geef me je taal. Dat ik je beter versta/Duna mi bo idioma pa mi por komprondé bo mihó, opgedragen aan Pieter Muysken en Frank Martinus Arion, twee grote linguïsten, een van overzee en een van mijn eiland, Curaçao.

Pieter heeft drie van mijn moedertaalgedichten vertaald en deze met zijn eigen vertaling in het Nederlands, helemaal uit zichzelf, op Stemmen van Afrika geplaatst. Dat hij ook graag, waarschijnlijk in zijn vrije tijd, bepaalde gedichten vertaalde, is onbetwistbaar.

Al in 2018, terwijl ik bezig was met het boek Geef me je Taal. Dat ik je beter versta, waar hij overigens niks van afwist, kwam hij met een innovatief projectvoorstel. Het begon als een zaadje, en groeide uit tot een plant. We waren bezig aan de derde revisie. Pieter, weet dat ik het mede namens jou als coauteur en gids zal afronden.

Ik ben blij dat ik hier van het oorspronkelijke gedicht “Lenga di Mama”, dat ik voor de Internationale Moedertaaldag in 2014 schreef, de volgende twee vertalingen in het Afrikaans (Annalize van 't Zand) en het Nederlands (Pieter Muysken) kan opnemen. Verder heb ik voor Voertaal ook twee andere passende gedichten uit het boek Geef me je Taal. Dat ik je beter versta uitgekozen. Deze twee gedichten, “Geef me je Taal” en “Jouw Blik” hebben betrekking op Pieters werk als bruggenbouwer, als iemand die zich interesseerde en zich met passie inzette voor de conservering van talen, zelfs die van de piepkleinste minderheden.

Afrikaans:

Moedertaal (Huistaal)

Daar is meer as 6.000 tale
wat op aarde bestaan
- die meeste van ’n minderheid -
maar dit is jy, Papiamentu,
wat die taal is
van my hart

Dit is in jou
wat ek kan uitdruk
die fynste besonderhede van doer ver
wat klink soos musiek,
note en melodieë wat miskien
in ander tale nie eers bestaan nie

Daar is meer as 6.000 tale
wat op aarde bestaan,
maar dis my moedertaal
wat my pa en ma my met die paplepel ingegee het
wat ek die meeste koester,
wat ek diep in my hart bewaar

Daar is meer as 6.000 tale
wat op aarde bestaan,
maar dis net in Papiamentu
dat ons geskrifte skryf
dat internasionale meesterwerke
vertaal word
sodat ons ons moedertaal
kan verhef tot daardie hoogte

Soos ’n boer wat op sy land
nie alleen maar plant
mielies sonder soet patat,
papaja, suursak en kalbas
om later ’n verskeidenheid te oes,
so moet ons ook koester
en beskerm elke taal
wat hier op aarde bestaan,
selfs al is dit van ’n minderheid
en al is dit ook piepklein

                                    Vertaling: Annalize van ’t Zand

Nederlands:

Moedertaal

Meer dan 6.000 talen
zijn er in de wereld
- de meeste van een minderheid
maar jou , Papiamento,
heb ik het dichtst
bij mijn hart

In jou juist
kan ik terecht voor
de aller-fijnste details
die klinken als muziek,
toon en melodie die misschien
in de andere talen niet bestaan.

Meer dan 6.000 talen
zijn er in de wereld
maar mijn moedertaal
die liefdevol mijn vader en moeder
me met de lepel hebben ingegeven
die houd ik meest in mijn hart vast

Meer dan 6.000 talen
zijn er in de wereld
maar in het Papiamento
schrijven we literatuur,
in het Papiamento vertalen we
de wereldliteratuur,
om onze moedertaal
ginder hoger op te tillen

Zoals een boer op het land
niet alleen maïs plant
maar ook zoete aardappels
papaja, zuurzak en kalebas
om morgen verscheidenheid te oogsten,
zo moeten wij ook elke taal
koesteren en beschermen
die in de wereld bestaat,
al is het van de piepkleinste
minderheid, de taal!

                                    Vertaling: Pieter Muysken

Geef me je taal

Geef me je taal
dat ik kan doordringen in haar
totdat alle grenzen
tussen ons vervagen

totdat alle taalelementen
tot oertaal samensmelten
opdat we nimmer meer
woorden of zinnen zullen missen
wanneer we met elkaar willen spreken
Zoveel als een enkele regendruppel
betekent voor de zee en de hemel
Zoveel vertelt
een enkele taalwenk
wat ik voel of denk.

Jouw blik

Het intense in je blik, op je gezicht
doet mij wegdromen, wegen die jij in je leven
hebt betreden
of gelopen
tot ongekende hoogten
Over stoffige Sahara paden
lommerrijke plaatsen in de oase,
mogelijkerwijs het paradijs,
koude asfaltwegen door grote steden,
je moest er wezen,
taalstormen
heb je getrotseerd
tot ver over de grote zee
Je blijde en bedroefde tranen
misschien wel meer bij de Afrikanen en Indianen,
zoetzoute zoenen hebben intense groeven getekend
in je vooruitziende blik
In je gezicht lees ik de taal- en cultuurgeschiedenis
van inheemse culturen en nog heel veel meer
van het verleden en heden,
van morgen wellicht:
in het creatieve perspectief misschien,
het vooruitzicht al een beetje getekend.


 

→ De redactie van Neerlandistiek.nl heeft nog veel meer reacties op het overlijden van Pieter Muysken verzameld. Klik hier om naar de website te gaan.

Lees hier een in memoriam voor Pieter Muysken door Marc van Oostendorp in de Groene Amsterdammer.

  • Foto’s: Elize Zorgman
Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top