De kleine deugden
Natalia Ginzburg
Oorspronkelijke titel: Le piccole virtú (1972–2015)
Vertaald door Jan van der Haar
Amsterdam: Nijgh & Van Ditmar
2022
191 blz.
Een bundel met elf persoonlijke teksten van Natalia Ginzburg (1916–1991) over zeer uiteenlopende thema’s.
- Aansprekende bijdragen over heimwee (5–11)
- Pavese (Portret van een vriend) (16–24)
- Loflied en treurzang op Engeland (25–34)
- Schrijven (Mijn vak) (64–82) en opvoeding (De kleine deugden) (115–130).
- Nogal breed in- en uitgeleid: inleiding Jan Postma (VII–XIX), voorwoord Ginzburg (XXI–XIII)
- Appendix van Domenico Scarpa (131–162)
- Bloemlezing uit de (vooral Italiaanse) kritiek (163–178)
- Andere publicaties over De kleine deugden (179–183)
- Chronologie (185–189)
Ballingschap
- “De ballingschap was de adelaar, was de groene snorrende kachel, was het weidse stille platteland en de roerloze sneeuw.” (6)
- “Met de dag nam bij ons het heimwee toe. Soms was het zelfs prettig, als een teder, licht bedwelmend gezelschap.” (7)
Loflied en treurzang op Engeland (1961) (25–34)
- “Engeland is mooi en weemoedig (...) het weemoedigste land ter wereld.” (25)
- “Engeland is nooit vulgair. Het is conformistisch, maar niet vulgair. Het is nooit lomp met zijn somberte. Vulgariteit ontspruit aan lompheid en onbeschoftheid. Ze ontspruit mede aan bezieling, aan fantasie.” (27)
- “Engelsen hebben geen fantasie. Ze kleden zich allemaal hetzelfde. (...) Engelsen hebben geen fantasie: toch geven ze in twee, slechts twee, opzichten wel blijk van fantasie. In avondkleding van oude dames en de cafés.” (28)
- “Het Engelse volk kent ook geen verbazing. Nooit kijkt het op straat om naar zijn medemens.” (29)
- “Omdat Engeland helemaal niet tevreden over zichzelf is, probeert het zich buitenlands te tooien, of zoekt het een lugubere verleidelijkheid.” (29)
- “Misschien hebben ze gelijk dat ze de cafés, de restaurants een buitenlands tintje geven. Want als die gelegenheden uitgesproken Engels zijn, heerst er zo’n grauwe wanhoop dat het wie er binnenloopt tot zelfmoord drijft. “(30)
- “'De Engelsen vormen een volk zonder cynisme. Ze zijn in wezen altijd serieus, afgezien van hun incidentele geschater.” (30)
- “Engelse winkeljuffrouwen zijn de domste ter wereld. (...) een domheid zonder vulgariteit. Ze is geenszins plat en daarom niet kwetsend. De ogen van Engelse winkeljuffrouwen hebben de lege, suffe starheid van schapen op de eindeloze steppen.” (31)
- “Engeland is een land waar je absoluut blijft wie je bent. De ziel ondergaat niet het geringste schokje.” (33)
- “Wellicht ligt de haat van de Engelsen voor voedsel misschien als enige ten grondslag aan die duistere treurnis overal waar eten wordt verkocht of uitgedeeld.” (41)
Hij en ik (42–55)
- Moeite met weggooien: “bij mij moet dat joodse bewaarzucht zijn en het gevolg van mijn grote besluiteloosheid.” (53–54)
Mijn vak (1949) (64–82)
- “Als we gelukkig zijn, heeft onze fantasie meer kracht; als we ongelukkig zijn, werkt ons geheugen sterker.” (78–79)
- “Zowel in leed als in geluk schuilt een gevaar ten aanzien van wat we schrijven. Poëtische schoonheid is immers een geheel van wreedheid, trots, ironie, lichamelijke tederheid, fantasie en herinnering, licht en donkerte, en als we dat allenmaal niet bij elkaar weten te krijgen, is ons resultaat pover, wankel en weinig levensvatbaar.” (79)
- “Dit vak is immers nooit een troost of tijdverdrijf. Het is geen gezelschap. Dit vak is een baas, een baas die ons tot bloedens toe kan zwepen, een baas die schreeuwt en veroordeelt.” (80)
De kleine deugden (1960) (115–130)
- “Wat de opvoeding van kinderen betreft, denk ik dat we hun niet de kleine, maar de grote deugden moeten onderwijzen. Geen spaarzaamheid, maar vrijgevigheid en desinteresse in geld; geen voorzichtigheid, maar moed en minachting voor gevaar, geen geslepenheid, maar openheid en waarheidsliefde; geen diplomatie, maar naastenliefde en zelfopoffering; geen streven naar succes, maar streven naar zijn en naar weten.” (115)
- “Onze ouders (...) spraken zichzelf voortdurend tegen, maar lieten zich nooit tegenspreken. Ze toonden een gezag waartoe wij niet in staat zouden zijn.” (117)
- “Waar het ons bij de opvoeding om moet gaan, is dat onze kinderen nooit liefde voor het leven tekortkomen.” (127)
- “Een roeping is het enige ware heil van een mens en zijn enige ware rijkdom.” (128)
Lees ook:
Leesimpressie: Kofferverhalen door Karin Amatmoekrim, Abdelkader Benali en Adriaan van Dis
Leesimpressie: De sleutels van het huis, een dagboek uit Gaza door Sami Al-Ajrami en Anna Lombardi