In het boekje Klimaatschieter, dwangzoen en kastelen en Spanje hebben Dirk Geirnaert en Roland de Bonth woorden verzameld “die we wisten” – zoals de ondertitel luidt, ofwel: woorden die uit het hedendaagse Nederlands verdwenen zijn. Soms is het leuk om te weten wat ze betekenen. Soms is het veel leuker om daar zelf naar te raden…
Een van de eigenschappen die het Afrikaans voor Nederlanders zo verrassend maakt, is het vermogen van de taal om nieuwe woorden te scheppen. Niet zelden gaat het om samenstellingen: druipstert (“met de staart tussen de benen”), windgat (“opschepperig”), sleeptong (met slepende tong), skoonveld (“foetsie”), gatvol (“ontevreden”), stroomop (“rebels”), dikbek (“mokkend”) en hardegat (“koppig”).
Het lijkt wel poëzie
Het boekje van Geirnaert en De Bonth bevat ongeveer 75 woorden die in het moderne Nederlands in onbruik geraakt zijn. In enkele gevallen bestaan ze nog wel, maar hebben ze een compleet andere betekenis gekregen, zoals sollen en vozen.
In andere gevallen kun je niet meer uit het woord afleiden wat het betekent heeft, zoals amerij of huikefaak. Maar het komt ook voor dat de betekenissen van de samenstellende delen nog wél bekend zijn, maar staan ze op gespannen voet met elkaar.
Zo blijkt de klimaatschieter uit de titel het tegendeel van een 21e-eeuwse klimaatactivist; het was – vooral in het taalgebruik van Nederlanders in het voormalige Nederlands-Indië – “iemand die lekker in zijn luie stoel lag om van het zonnetje te genieten”.
En een dwangzoen heeft niets te maken met ongewenste intimiteiten. Het is een middeleeuwse rechtsterm die aangeeft dat twee strijdende partijen door het gerecht gesommeerd waren om hun geschil bij te leggen. Dit in tegenstelling tot een moedzoen (moetsoene), waarbij de twee kemphanen vanuit het eigen gemoed tot verzoening wilden komen.
............
“Een van de eigenschappen die het Afrikaans voor Nederlanders zo verrassend maakt, is het vermogen van de taal om nieuwe woorden te scheppen.”
............
Vooral bij die vergeten samenstellingen kun je de fantasie de vrije loop laten. Een wereldwijf was bijvoorbeeld geen tof mens, maar – je raadt het al – een wereldse vrouw ofwel een prostituée. Een onvis was wel degelijk een vis, maar dan een die onder de maat was, van weinig waarde, net als onkruid en ongedierte, ergo: bijvangst.
Zo’n onvis was dan wel weer geschikt voor iemand die buiksparig was, met andere woorden: die niet te veel wilde eten. En wat zou plasdank zijn, een schrikschoen, een futselboek of een boekenbeer? Wanneer was je een overvlieger, en wie hadden er toegang tot een vrouwentuin? Je kunt je er van alles bij voorstellen. Het lijkt wel poëzie.
Bronnen
De samenstellers zijn als historisch taalkundigen verbonden aan het Instituut voor de Nederlandse taal in Leiden. De woorden die ze in dit boekje opgenomen hebben, zijn afkomstig uit oude kranten (via Delpher) en uit historische woordenboeken zoals het Middelnederlandsch Woordenboek (MNW) en het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT); deze woordenboeken zijn, samen met een schat aan andere bronnen, online te raadplegen via www.ivdnt.org.
Het boekje is opgebouwd uit ca. 75 korte hoofdstukjes met een etymologische verklaring van het woord en enkele historische voorbeelden. De artikelen zijn oorspronkelijk in een rubriek op de website van het Instituut voor de Nederlandse taal verschenen, wat hier en daar te zien valt aan actuele verwijzingen naar bijvoorbeeld het Rembrandtjaar, de herdenking van het einde van de Eerste Wereldoorlog of het wereldkampioenschap vrouwenvoetbal in 2019, dat Nederland nét niet wist te winnen.
............
Dirk Geirnaert en Roland de Bonth
Klimaatschieter, dwangzoen en kastelen in Spanje. Woorden die we wisten.
Schiedam: uitgeverij Scriptum, 2019.
ISBN 9789463192057.
144 pagina’s, € 12,50.
............
Lees ook
Frieda Steurs (INT): "Een taal die niet digitaal ondersteund wordt, gaat dood"
Buro: IG