De Nederlandse Ria Winters komt in 2014 bij toeval in contact met de Zuid-Afrikaanse schrijver Karel Schoeman. Drie jaar lang onderhouden ze een intensieve correspondentie over de verschillende landen waar ze allebei een deel van hun leven hebben gewoond en gewerkt. Na Schoemans overlijden in 2017 blijft Winters ontredderd achter. Ze besluit om op reis te gaan langs alle plaatsen die hen verbonden, in een poging om Schoeman, die zo weinig over zichzelf losliet, beter te leren kennen en hem zo misschien nog een tijdje bij haar te houden.
Ria Winters is historicus, schrijver en beeldend kunstenaar. In 2014, toen ze onderzoek deed naar een dodo die in de zeventiende eeuw vanaf Mauritius via de Kaap naar Nederland verscheept zou zijn, werd ze voorgesteld aan ene Karel Schoeman, een voormalige medewerker van de Suid-Afrikaanse Biblioteek in Kaapstad en schrijver van dikke boeken over de geschiedenis van Zuid-Afrika. Schoeman liet haar weten dat hij haar niet kon helpen, omdat hij zijn archief aan de Universiteit Stellenbosch geschonken had. Toch bleef het daar niet bij. Er ontspon zich een uitvoerige correspondentie tussen Winters en Schoeman, die zou voortduren tot de dag van Schoemans zelfgekozen dood op 1 mei 2017.
............
Aanvankelijk besefte Winters helemaal niet dat ze te maken had met een van de belangrijkste schrijvers uit de Afrikaanse literatuur.
............
Daar kwam ze pas achter toen ze in het P.C. Hoofthuis, waar een deel van de Letterenbibliotheek van de Universiteit van Amsterdam gevestigd is, een kast ontdekte met twee planken vol boeken van Karel Schoeman. Uit verder onderzoek bleek dat Schoeman wel meer dan honderd titels op zijn naam had staan.
De correspondentie tussen Winters en Schoeman is opmerkelijk omdat Schoeman bekend stond als een uiterst gesloten persoon, een kluizenaar. Zeker de laatste jaren van zijn leven leidde Schoeman een teruggetrokken bestaan, eerst in zijn geboortedorp Trompsburg en daarna in aftreeoord Noorderbloem in Bloemfontein. De correspondentie tussen Winters en Schoeman ging niet zozeer over historisch onderzoek of het schrijverschap, maar over herinneringen, en over landen en steden die ze beiden goed kenden en die ze na aan het hart lagen: Ierland, Schotland, Zuid-Afrika en Nederland, specifiek Amsterdam. Als ze ergens was, stuurde Winters Schoeman met haar smartphone regelmatig foto’s van wat ze zag. Schoeman gaf zelden rechtstreeks antwoord als ze hem iets vroeg. Maar hij reageerde dikwijls met een herinnering, een observatie, een citaat uit een boek of een link naar een website of een video op You Tube, en hij liet het aan Winters over om uit te maken wat hij daarmee bedoelde. “Ons skrywery was ’n oefening in intuïsie en vertroue”, stelt ze dan ook vast. “Hy het kontak behou met die buitewêreld, maar op sy eie bepalings en voorwaardes.”
Liever in het Nederlands, beter in het Afrikaans
Schoemans overlijden komt voor Winters als een schok. Vanaf dat moment begint ze pas goed te beseffen wat het contact met Schoeman voor haar betekend heeft: “Hy het my onwillekeurig insig gegee in my eie kreatiewe denkwyse en in die vermoë om van ’n bloot rasionele ingesteldheid na ’n meer intuïtiewe, sensitiewe benadering om te skakel. ’n Keerpunt.”
Als om hem nog even vast te kunnen houden, en om te gaan begrijpen “waarom hij gedaan heeft wat hij gedaan heeft”, begint ze alles te lezen wat ze van Schoeman in handen kan krijgen. En ze gaat op reis langs de plaatsen waar ze vroeger allebei geweest zijn; wat hen bond, was immers de gedeelde herinnering daaraan. In Reise met Schoeman. In die voetspore van die skrywer laat Winters haar eigen indrukken ineenvloeien met wat Schoeman zelf over deze plaatsen heeft geschreven – direct, zoals in zijn e-mails aan haar (uniek materiaal dat hier voor het eerst in druk verschijnt) en in autobiografische werken als zijn Ierse dagboeken, Merksteen (1998), Die laaste Afrikaanse boek (2002), Afskeid van Europa (2017) en Slot van die dag (2017), en indirect, in romans als Die hemeltuin (1979) en Afskeid en vertrek (1990). Achterin het boek zijn reproducties opgenomen van de fraaie aquarellen van de gebouwen en landschappen die Winters op haar omzwervingen is tegengekomen.
Winters heeft een indrukwekkende hoeveelheid werk verzet. Ze heeft zichzelf niet alleen vertrouwd gemaakt met Schoemans omvangrijke oeuvre; ze heeft ook moeite gedaan om Afrikaans te leren, wat haar in staat stelde om dit boek, weliswaar met de nodige redactionele ondersteuning van uitgeverij Protea, direct in het Afrikaans te schrijven. Het enige Nederlands dat in het boek voortkomt, komt merkwaardigerwijs van Schoeman zelf. Schoeman schreef Winters in het Nederlands, de taal die hij met zijn moeder sprak en waar hij tegen het einde van zijn leven steeds meer naar terugkeerde.
............
“Ons skrywery was ’n oefening in intuïsie en vertroue.” – Ria Winters
............
Ondanks de recente vertalingen van enkele van zijn romans die de laatste jaren bij uitgeverij Aldo Manuzio zijn verschenen, geniet Schoeman als schrijver in Nederland weinig bekendheid en het is dan ook onwaarschijnlijk dat een Nederlandse uitgeverij Winters’ boek zal aandurven. Maar het is mooi en gepast dat Winters deze nog onbekende brieven in een Afrikaanse omlijsting allereerst met Schoemans Zuid-Afrikaanse lezers en bewonderaars deelt.
In de voetsporen van de schrijver
De reis die Winters in het boek aflegt, voert als gezegd langs Ierland, Nederland, Schotland en Zuid-Afrika. In Ierland bezoekt Winters het franciscaner klooster waar Schoeman begin jaren zestig een jaar als novice doorbracht. Uiteraard accordeerde het aan strenge regels gebonden kloosterleven niet bij Schoemans behoefte aan afzondering. Hij stortte zich op de studie van de Ierse taal, het Gaelisch. Volgens hem was de relatie van de Ieren tot het Gaelisch vergelijkbaar met de verhouding van de Afrikaners tot hún taal, het Afrikaans. Winters ontdekt dat Schoeman tijdens zijn verblijf in het klooster niet alleen Ierse legenden en middeleeuwse gedichten in het Afrikaans heeft vertaald, maar ook zelf een verhaal in het Gaelisch heeft geschreven, dat tijdens de Boerenoorlog in Zuid-Afrika speelde. Deze publicatie was nog niet eerder bekend.
Vreemd genoeg is het hoofdstuk over Nederland het kortste van de vier. Voor Schoeman bestond er in Nederland maar één stad, en dat was Amsterdam. Hier zou hij tussen 1968 en 1973 vijf jaar wonen en werken. Hij vond er intellectuele vrijheid en de persoonlijke ruimte om zijn homoseksualiteit te onderzoeken. Door de kranten en boeken die hij hier las, werden zijn ogen geopend voor de misstanden van het apartheidsbeleid in zijn eigen land. Zijn verblijf in Amsterdam was dus een beslissende fase in Schoemans leven, en hij zou er op latere reizen graag terugkomen. Zelf werkt Winters al meer dan dertig jaar in Amsterdam, en het is jammer dat juist dit hoofdstuk van haar boek niet wat méér verrassende ontdekkingen bevat.
............
Het enige Nederlands dat in het boek voortkomt, komt merkwaardigerwijs van Schoeman zelf.
............
Het grootste aantal pagina’s wijdt Winters aan het hoofdstuk over Schotland. Ook dit is opmerkelijk, omdat het land nauwelijks figureerde in hun correspondentie, en Koninkryk in die Noorde (1977), het boek dat Schoeman erover schreef, volgens Winters een van de meest ontoegankelijke van zijn hele oeuvre is. Toch beschouwde Schoeman zijn tijd in Schotland blijkbaar als de gelukkigste periode van zijn leven. Zó gelukkig dat het hem pijn deed eraan terug te denken en erover te praten. Waarschijnlijk voelde hij zich aangetrokken tot de eenvoud van het landschap en zijn inwoners. Uit de hoofdstukken over Ierland en Nederland weten we al dat Schoeman hield van grijze luchten en leegte – een uitgestrektheid die hem herinnerde aan de Vrystaat van zijn jeugd. Winters doet haar best om precies die indruk op de lezer over te dragen: “Die land is so leeg dat my kamera niks het om af te neem nie.” Onvermijdelijk krijgt dit hoofdstuk daarmee iets traags en iets saais, en begin je je als lezer af te vragen waarom je dit allemaal moet weten. Het lijkt wel alsof Winters zich hier heeft laten leiden door het voorbeeld van Schoeman, die zijn historische studies dikwijls opbouwde als een “mozaïek”, “’n soort geestelike legkaart”. Een zwak punt van zijn vuistdikke non-fictieboeken is dat Schoeman ze vulde met nauwelijks verwerkte bekende en onbekende feiten en aanhalingen en het aan de lezer overliet om te bedenken wat hier de essentie van is. Iets dergelijks zien we af en toe ook bij Winters; weetjes hadden scherper ingekaderd moeten worden, of weggelaten.
Niettemin weet de schrijfster wel aannemelijk te maken dat ook deze Schotse periode belangrijk is geweest voor Schoeman als schrijver en als mens. Schoeman werkte in Schotland namelijk als verpleger in een ziekenhuis. Hij zou er veel leren over tuberculose, kennis die hem goed te pas kwam bij het schrijven van ’n Ander land. In het ziekenhuis zou hij ook een ontluisterend beeld krijgen van de processen van ouder worden en sterven. Mogelijk heeft die ervaring hem tot zekere inzichten gebracht en speelde die mee bij zijn besluit “waarom hij gedoen het wat hij gedoen het”.
Na Schotland nam Schoeman afscheid van Europa en vestigde hij zich permanent in Zuid-Afrika. Hij had gemengde gevoelens ten aanzien van zijn geboorteland. Maar Winters laat zien dat de manier waarop hij de geschiedenis van zijn land bestudeerde en erover publiceerde, in wezen een daad van verzoening en liefde jegens het land was.
Schoemans zelfgekozen dood komt voor Winters onverwachts, al realiseert ze zich achteraf dat Schoeman er in zijn mails wel op gezinspeeld heeft. Na zijn dood maakt Winters een “bedevaart” naar Zuid-Afrika, het vierde land dat haar en Schoeman met elkaar verbond. Ze wil naar Bloemfontein, om de kamer in het bejaardenwoninkje in Noorderbloem te zien waar hij zat toen hij haar berichten ontving en zijn mails aan haar stuurde. Hier bereikt ze een zeker inzicht in het “waarom” van zijn daad. Volgens Winters ligt de verklaring in het verlies: de fundamentele eenzaamheid van een mens zonder familie, in een land waar niets meer hetzelfde is.
Voltooid leven
De fysieke reizen die Winters in dit boek beschrijft, vormen, zoals we ook vaak in Schoemans oeuvre zien, tegelijkertijd een reis naar binnen, een spirituele reis. Winters beschouwde Schoeman als een mentor, “as skrywer, historikus en persoon”. “Net deur myself die kans te gee om verder na te dink oor sy woorde wat partykeer min was, maar met ’n oordrag van iets wat buite die woorde lê. Hy het my geleer om die onbewuste se werking ’n groter kans te gee.”
Op de dag van Schoemans overlijden is Winters in Zürich, de stad van de Zwitserse psychiater Carl Jung, in wiens werk het onderbewuste een centrale plaats innam. Schoeman was een aanhanger van Jung. “Toeval bestaat niet”, zou hij bijvoorbeeld schrijven, en: “alles is één”. Onder Schoemans invloed was Winters zich ook steeds meer gaan openstellen voor het onderbewuste. Dit boek gaat dan ook niet alleen over hém, maar ook over wat Schoeman in haarzelf losmaakt. Helaas verliest ze daarbij de nuchterheid soms te ver uit het oog.
............
Winters laat zien dat de manier waarop hij de geschiedenis van zijn land bestudeerde en erover publiceerde, in wezen een daad van verzoening en liefde jegens het land was.
............
Dat geldt ook voor haar interpretatie voor het “waarom” van Schoemans ultieme daad. In een brief aan zijn procureur, geschreven drie dagen voor zijn dood, schreef Schoeman dat hij had besloten om vrijwillig van voedsel en drank af te zien en door een proces van versterving zijn leven te beëindigen. Hij had, schreef hij, “genoeg van veroudering en ouderdom meegemaak om seker te wees dat ek self nie oud wil word nie”. Werken kon hij niet meer, en hij wilde niet aftakelen en een last voor anderen worden. Hij is “dankbaar” dat hij het besluit kon nemen en uitvoeren. In de brief spreekt Schoeman de hoop uit dat zijn keuze in Zuid-Afrika “sowel die wesenlike probleem van ouderdom as die algemene kwessie van selfbeskikking” meer bespreekbaar zal maken en mogelijk ook een wetswijziging over genadedood dichterbij zal brengen. Hij eindigt zijn brief met de woorden: “So is dit genoeg.”
Uit Slot van die dag, dat de aantekeningen bevat waarin Schoeman in zeven jaar tijd zijn gedachten over zelfeuthanasie ontwikkelde, blijkt dat Schoeman wist van het bestaan van Onno Bloms boek over het laatste levensjaar van de Nederlandse schrijver Jan Wolkers; dat boek had de laatste woorden van Wolkers als titel meegekregen: Zo is het genoeg. De laatste alinea van Slot van die dag, waarin Schoeman zich voorbereidt op zijn eerste poging om zijn leven te beëindigen, in 2015, vertoont opvallende overeenkomsten met zijn brief aan de procureur uit 2017. Slot van die dag eindigt Schoeman met “satis”, het Latijnse woord voor “genoeg”.
Het is jammer dat Winters Schoemans “waarom” niet in verband heeft gebracht met de voltooid-levendiscussie die al enige jaren in Nederland gevoerd wordt en die Schoeman via het internet incidenteel volgde vanuit zijn huisje in Noorderbloem. Reflecteert Schoemans “genoeg” niet precies wat met het idee van “voltooid leven” bedoeld wordt? Wie zijn daad slechts uitlegt als een gevolg van eenzaamheid, verlies en machteloosheid, doet hem tekort. Als we Schoemans leven en werk overzien, mogen we het ook opvatten als de ultieme keuze voor waardigheid en autonomie.
............
Reise met Schoeman: In die voetspore van die skrywer
Ria Winters
Uitgewer: Protea
ISBN: 9781485310631
E-ISBN: 9781485311393
............
Lees ook
Buro: IG