Verslag symposium “Om te behoort. Transtaligheid, samehorigheid, en die konstruksie van Suid-Afrikaanse gemeenskappe” (2)

  • 0

Dit is het tweede en laatste deel van een verslag over een symposium dat op 11 en 12 november in Amsterdam plaatsvond. Tijdens dit symposium werden de Zuid-Afrikaanse literatuur en cultuur benaderd vanuit de begrippen transtaligheid en transculturaliteit, oftewel vanuit een erkenning dat taalkundige en culturele grenzen dynamisch en fluïde zijn.  

Het symposium werd georganiseerd door de Universiteit van Amsterdam (Leerstoel “Zuid-Afrikaanse literatuur, cultuur en geschiedenis”), de Universiteit van Gent (Gents Centrum voor Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika) en het Zuid-Afrikahuis Nederland. Samenroeper was prof. dr. Margriet van der Waal (UvA).

Het symposium zou oorspronkelijk al in 2020 plaatsvinden, maar moest toen vanwege de pandemie uitgesteld worden. Als gevolg van de nog steeds voortdurende coronacrisis konden veel internationale deelnemers ook dit jaar niet naar Nederland komen. Daardoor kreeg het programma een hybride vorm: sommige sprekers waren fysiek aanwezig, anderen alleen online. De voertalen waren Afrikaans, Nederlands en Engels.i

Antjie Krog: Chaka (Thomas Mofolo) en Mhudi (Sol Plaatje) en mogelijke nieuwe manieren van lezen

Deze tweede dag begint met een uiterst inspirerende keynote lezing door Antjie Krog, dichter, schrijver, vertaler en buitengewoon hoogleraar aan de Universiteit van Wes-Kaapland. Haar deelname aan het colloquium is een van de laatste activiteiten van Krogs termijn als gastschrijver aan de Universiteit Gent.

Krogs vertrekpunt voor deze lezing is een artikel van Bhekizizwe Peterson (1961-2021), tot aan zijn voortijdige dood hoogleraar (continentaal) Afrikaanse literatuur aan de Universiteit van de Witwatersrand. Peterson roept in zijn artikel op tot het ontwikkelen van een ​​nieuwe leeswijze voor bepaalde Zuid-Afrikaanse teksten, zoals de romans Chaka van Thomas Mofolo (1925) en Mhudi van Sol Plaatje (1930).

In de tijd van hun verschijnen braken deze romans met de heersende (Europese) romanconventies. De auteurs spraken in hun romans allerlei historische, politieke en sociale vragenstukken aan, en om dat te kunnen doen, was het nodig dat ze een nieuw genre creëerden dat ruimte bood aan een ​​veelvoud aan perspectieven en argumenten.

Krog wijst erop dat beide boeken beginnen met een voorwoord, waarin de auteurs, Mofolo en Plaatje, zinspelen op zo’n nieuw genre. Erg helder over hun bedoelingen zijn ze niet, maar gelukkig, aldus Krog, laten hun romans zelf niets aan duidelijkheid te wensen over.

Er is vaak beweerd dat zwarte schrijvers zoals Mofolo en Plaatje sterk onder invloed stonden van de zendelingen en dat hun eigen stem onderdrukt werd. Krog toont aan dat, wat Chaka betreft, het beeld dat lezers van deze roman hebben, echter generaties lang grotendeels bepaald werd door de Engelse vertaling. De vertaling bevatte een christelijke toonzetting die in Mofolo’s oorspronkelijke Sesotho-tekst niet voorkwam.

Wie onbevooroordeeld naar deze teksten kijkt, zal ontdekken dat hierin allerlei ethische kwesties aangesproken worden die te herleiden zijn naar het Afrikaanse begrip “interconnectedness” (onderlinge verbondenheid). Om deze kwesties te kunnen onderzoeken, hadden Mofolo en Plaatje er beiden voor gekozen hun romans in het verleden te situeren.

Volgens Krog is de roman The Cry of Winnie Mandela van Njabulo Ndebele (2003) gebaseerd op dezelfde principes. Ook hierin staat een bekende persoon centraal, al is het verhaal niet in het verleden, maar in het heden gesitueerd. Daarnaast gebruikt Ndebele de roman ook als vehikel om bepaalde ethische vragen te stellen, waarbij hij eveneens uitgaat van de filosofie van onderlinge verbondenheid.

Krogs lezing is niet alleen een uitwerking van de door Peterson voorgestelde leeswijze. Het is ook zelf een oproep om verder te kijken dan de Europese conventies en om Afrikaanse romans en verhalen te benaderen vanuit de Afrikaanse filosofie van onderlinge verbondenheid. Een zorgvuldige lezing van Mhudi en Chaka laat zien dat zo’n benadering allerlei verrassende nieuwe vondsten oplevert. Met haar lezing slaagt Krog er dan ook vooral in om in haar toehoorders een ongeduldig soort nieuwsgierigheid wakker te maken om deze meesterwerken met een nieuwe blik te (her-)lezen. 

René Bogović:  Het uitspreken van nieuwe Zuid-Afrikaanse identiteiten: de veelzijdigheid van het Afrikaans

René Bogovi

René Bogović is geboren in Kroatië en groeide op in Italië. Nadat de oorlogen in zijn geboorteland hem noodgedwongen tweetalig hadden gemaakt, vatte hij een passie op voor het aanleren van talen. Zijn meertaligheid bracht hem in contact met mensen in Kroatië, Italië, India, Tsjechië, Canada en ten slotte Zuid-Afrika. Sinds 2017 houdt hij zich, in het kader van zijn promotieonderzoek in de sociologie aan de Universiteit van Toronto, bezig met het potentieel van taal bij het overbruggen van al lang bestaande scheidslijnen op basis van ras en klasse. Hij leerde vloeiend Afrikaans en raakte betrokken bij Zuid-Afrikaanse theater- en kunstfestivals. Hij onderzoekt hoe kunst culturele verandering bevordert, en met name de rol van het Afrikaans als een taal die inclusie, culturele restitutie en eenheid binnen de Zuid-Afrikaanse meertalige context teweeg kan brengen.

Uit eigen ervaring weet Bogović dat het geringste accent een symbool kan worden van een bepaalde politieke en etnische identiteit. Met name in Europa en de Verenigde Staten wordt taal gezien als merker van nationale identiteit.

Tijdens zijn eerste bezoek aan de Westkaap viel het hem op hoe taal ook daar gebruikt werd om afstand of juist nabijheid tussen mensen te creëren. Met name het Afrikaans heeft het potentieel om bestaande scheidslijnen op basis van ras en klasse te overbruggen.

Bogović bezocht verschillende Afrikaanse kunstefeeste, zoals het Woordfees, KKNK en Aardklop, om te onderzoeken hoe taal hier als onderhandelingsinstrument gebruikt wordt. Hij is zich ervan bewust dat deze festivals geen dwarsdoorsnede van de Zuid-Afrikaanse of zelfs de Afrikaanssprekende bevolking te zien geven. De belangstelling voor het bijwonen van een kunstefees hangt gewoonlijk samen met een bepaald cultureel en sociaal kapitaal. De festivals boden hem echter een makkelijk toegankelijke omgeving waar taalkwesties impliciet én expliciet aan de orde kwamen.

Bogović stelt vast dat het conservatieve en niet-inclusieve geluid van onder meer Solidariteit en Afriforum op de festivals duidelijk hoorbaar is. Tegelijk is er de grote bedrijven die de festivals met hun subsidies mogelijk maken veel aan gelegen om een inclusief beeld van het Afrikaans uit te stralen. Bogović beschouwt het als een bewijs van het elastische karakter van taal dat één taal beide tendensen allebei in zich kan dragen.

Er moet echter ook vastgesteld worden dat het inclusieve beeld dat geconstrueerd wordt, ook opportunistisch kan zijn. Bruine Afrikaanssprekenden zijn welkom omdat ze goed zijn voor de statistieken, aldus Bogović, maar dat betekent niet altijd dat ze dus ook een betekenisvolle en invloedrijke positie binnen Afrikaanse organisaties krijgen. Ook de steun aan het idee van meertaligheid is niet altijd zo onschuldig als men zou denken.

Toch is de kans om de ras- en klasseverschillen binnen de Afrikaanssprekende gemeenschap te overbruggen volgens Bogović nog niet verkeken. Als voorwaarden stelt hij (1) een horizontale in plaats van verticale ordening binnen de taalgemeenschap, (2) meer waardering voor andere varianten dan het standaard-Afrikaans, en (3) het aanpakken van socio-economische verschillen binnen de taalgemeenschap. 

Danie Stander: De biografie van een Zuid-Afrikaanse actrice-vertaalster

Danie Stander is postdoctoraal onderzoeker, docent en tutor aan het departement Afrikaans en Nederlands én het departement Engels van de Universiteit van Stellenbosch. Hij houdt zich onder meer bezig met vertaalwetenschap, biografie, theater- en performancewetenschap, geschiedschrijving, canonvorming, vertaling, de geschiedenis van het sonnet en Zuid-Afrikaanse literatuur en geschiedenis.

Nerina Ferreira (1921-2012) was waarschijnlijk de meest veeltalige en de productiefste Zuid-Afrikaanse vertaler van haar tijd. Hoewel ze pas begon met vertalen toen ze al in de veertig was en ze er al een respectabele loopbaan als actrice en regisseur op had zitten, zou ze uiteindelijk meer dan 170 teksten uit twaalf talen in het Afrikaans vertalen. Stander slaagt erin zijn toehoorders te overtuigen dat deze voor velen inmiddels in de vergetelheid geraakte vrouw een fascinerende en flamboyante figuur was.

Vanaf de jaren vijftig ging de Zuid-Afrikaanse theaterwereld gebukt onder censuur door de apartheidsregering en een boycot door internationale schrijvers. Daarom besloten verschillende theatergezelschappen om vertalingen van canonieke toneelteksten op de planken te brengen en zo verholen commentaar te leveren op het politieke klimaat. Met haar scherpe en spitsvondige vertalingen speelde Ferreira hierbij een cruciale rol.

Iets soortgelijks geldt voor haar vertalingen van kinderboeken. Met haar vertalingen van de Pippi Langkous-boeken van Astrid Lindgren kon Ferreira bijvoorbeeld commentaar leveren op de traditionele genderrollen.

Overigens behield Ferreira als freelancer altijd haar onafhankelijke positie en liet ze zich nooit voor het karretje spannen van welke ideologie dan ook. Ze mengde zich niet in de politieke strijd, maar eiste bijvoorbeeld, in een tijd waarin theaters veelal “slegs vir blankes” bestemd waren, dat haar zwarte huiswerker kon komen kijken naar iedere voorstelling waarbij ze zelf betrokken was. Dat zegt genoeg over haar eigenzinnigheid en haar gevoelens jegens het apartheidsbeleid. 

Francine Maessen: Het is eenzaam zonder muziek: taligheid en muziek als verbindende factor in twee verhalen uit S.J. Naudé’s Alfabet van die voëls

 Francine Maessen doet aan de Universiteit van Amsterdam promotieonderzoek over trauma en identiteit in het oeuvre van Breyten Breytenbach. Ze studeerde in 2019 af van de master Literary Studies: Literature in Society aan de Universiteit Leiden met een scriptie over de toepassing van traumatheorie op Afrikaanse anti-apartheidspoëzie. Daarnaast is ze werkzaam bij het Zuid-Afrikahuis en schrijft ze recensies van (Zuid-Afrikaanse) literatuur en poëzie voor verschillende platforms.

In twee van de verhalen uit de bundel Alfabet van die voëls (2011) van S.J. Naudé, “VNLS” en “Moederskwartet”, zoekt de Zuid-Afrikaanse musica en musicologe Ondien naar haar plek in Zuid-Afrika en de wereld na het wegvallen van haar familiebanden. “VNLS” verhaalt van de optredens van haar muziekgroep VNLS in Europa en Zuid-Afrika en haar band met de twee zangeressen Beauty en Nungi. In “Moederskwartet” bezoekt Ondien haar broer en zussen in respectievelijk de Verenigde Staten, Londen en Dubai.

In beide verhalen speelt het beheersen van een bepaalde taal een rol in de vraag in hoeverre iemand ergens thuishoort. Het Afrikaans van haar in het buitenland wonende broer en zussen is verwaterd of doordrenkt van accenten uit andere talen. Ook in Zuid-Afrika zelf kan Ondien zich met haar Afrikaans niet altijd meer verstaanbaar maken, wat het vraagstuk in hoeverre zij daar nog thuishoort, versterkt.

Als een rode draad loopt door beide verhalen Ondiens voorliefde voor muziek. In “VNLS” kenmerkt haar muzikale stijl zich door multi-etniciteit en is het variëren met etnische invloeden in haar muziek bij uitstek de manier om zich “verstaanbaar” te maken voor verschillend publiek. In “Moederskwartet” kenmerkt haar identiteitscrisis met betrekking tot haar thuis zich door het gebrek aan inspiratie en lost deze “composer’s block” zich op wanneer Ondien tot meer closure over haar identiteit komt.

In haar referaat gaat Maessen in op de rol van verschillende talen bij het gevoel van “thuishoren” in beide verhalen. Daarnaast pleit ze ervoor om in de analyse ook muziek als een vorm van taligheid te beschouwen.

Earl Basson en Bibi Burger: Uit die kroes in die klaskamer: ’n Afrikaanse KOPskuif

Earl Basson en Bibi Burger bespreken een gedicht van Lynthia Julius

Earl Basson is als docent Afrikaanse taal- en letterkunde en vakdidactiek van het Afrikaans verbonden aan de faculteit Opvoedkunde van de Kaapse Skiereiland Universiteit vir Tegnologie, Zuid-Afrika. Daarnaast doet hij promotieonderzoek naar de herstandaardisering van het Afrikaans.

Bibi Burger is docent Afrikaanse letterkunde aan de Universiteit van Pretoria, Zuid-Afrika. Voor de periode 2021-2023 is zij Iso Lomso-fellow bij het Stellenbosch Institute for Advanced Study, waar ze onderzoek doet naar mogelijke intersectionaliteit in Afrikaanse feministische literatuur.

Historisch is het onderwijs in Afrikaanse literatuur op school gericht op de cultuur van de Afrikaners. Veel bruine leerlingen voelen weerstand jegens Afrikaans als schoolvak omdat ze zich er niet in herkennen. Het huidige curriculum heeft ten dele als doel om dit historische onrecht aan de kaak te stellen. Het probeert dit te doen door sociale transformatie, gevoeligheid voor diversiteit en waardering voor inheemse kennissystemen te bevorderen. In de praktijk blijkt dat nog niet altijd te lukken.

In hun referaat stellen Basson en Burger voor de methode van cultuuronderhoudende pedagogie in te zetten om deze kloof tussen theorie en praktijk te overbruggen. Cultuuronderhoudende pedagogie (Afrikaans: “kultuuronderhoudende pedagogie”, hierna: KOP) is een didactische benadering die de ervaringswereld van de leerling niet slechts als vertrekpunt voor het opdoen van meer “legitieme kennis” ziet. De school moet een ruimte zijn waar heterogeniteit gewaardeerd en bevorderd wordt. Bij het schoolvak Afrikaans kan KOP helpen leerlingen aan te moedigen hun eigen variant van de taal te gebruiken, ze in aanraking te brengen met andere varianten en ze te leren kritische vragen te stellen wanneer er sprake is van discriminatie op grond van taal of anderszins.

In hun referaat gebruiken Basson en Burger Uit die kroes, de debuutbundel van Lynthia Julius (enkele dagen voor het symposium bekroond met een South African Literary Award voor het beste Zuid-Afrikaanse debuut van 2021), als voorbeeld om te laten zien hoe KOP toegepast kan worden tijdens de lessen Afrikaans in het middelbaar onderwijs. In deze bundel wordt de leefwereld van een jonge bruine vrouw uit de Noordkaap uitgebeeld. Dat is een wereld die nog weinig in de Afrikaanse literatuur voorkomt. Het boek biedt dus een opening om leerlingen met deze culturele en talige achtergrond te laten kennismaken.

Helaas bleef er aan het einde van het referaat voor Basson te weinig tijd over om zijn praktijkvoorbeelden volledig uit te werken. Niettemin werd duidelijk dat Julius’ gedichten gelegenheid bieden tot het activeren van culturele en talige voorkennis bij leerlingen die uit dezelfde wereld afkomstig zijn. Zo kunnen leerlingen aangemoedigd worden en wordt hun taalburgerschap versterkt. Daarbij moet opgemerkt worden dat KOP niet-essentialistisch is en rekening houdt met voortdurend veranderende realiteiten. Ook biedt deze methode een handvat om de leerlingen met een kritische blik te leren kijken naar discriminatie, bijvoorbeeld als het gaat om seksisme en homofobie.

Gedichten passen goed binnen KOP vanwege de linguïstische flexibiliteit en de ruimte voor meerdere interpretaties die inherent zijn aan poëzie. Leerlingen kunnen als opdracht krijgen om zélf een gedicht te schrijven. Een andere opdracht kan zijn om de leerlingen het gedicht in hun eigen variant van het Afrikaans te laten voordragen. Daarbij kan ook gebruik gemaakt worden van een eigentijdse en populaire vorm als rap. Er is inmiddels in het onderwijs al meer aandacht voor het Kaapse Afrikaans; maar voor andere varianten, zoals het Gariep-Afrikaans dat Julius gebruikt, moet er nog meer aandacht komen. 

Marieta Nel: De rol van fictie, of: Verplichte werken als het garen dat geïsoleerde Afrikaanse gemeenschappen samensnoert

Marieta Nel is momenteel specialist Onderwijs bij Penguin Random House. Hiervoor was ze jarenlang verantwoordelijk voor de afdeling voor scholen en bibliotheken bij uitgeverij LAPA. Ze volgde haar bachelorstudie aan de Universiteit Stellenbosch met Afrikaans/Nederlands, Psychologie en Geografie als hoofdvakken. Daarna haalde ze aan de Universiteit van Kaapstad naast een onderwijsdiploma ook een dubbele honneursgraad en een Master in Afrikaans/Nederlands. Door de jaren heen was ze betrokken bij diverse uitgaven voor het onderwijs, zoals Afrikaans ons Taal en Platinum; verhalenbundels zoals Sweef, Skreeu, Ink en ander verhale en Die perfekte brander en ander verhale en literatuuronderwijshandleidingen zoals Vlymskerp, Verse vir die Vraestel en Kortpad. Ze heeft ook voor SASNEV het Nederlandse lespakket Eenders & Anders ontwikkeld. Nel treedt regelmatig op bij workshops voor docenten Afrikaans. Ze werkt aan een voorstel voor een promotieonderzoek onder leiding van Margriet van der Waal (Universiteit van Amsterdam).

Nel begint haar referaat met een indrukwekkend overzicht van uitspraken van schrijvers, onderzoekers en leerlingen over hun ervaringen met de boeken die de afgelopen jaren als verplichte leesstof dienden bij het schoolvak Afrikaans in het middelbaar onderwijs. Uit de reacties blijkt dat deze zogenaamde “voorgeschreven” boeken als niet-representatief worden ervaren voor alle verschillende groepen binnen de Afrikaanse taalgemeenschap.

Nel stelt de vraag of het mogelijk zou zijn om door de juiste keuze van verplichte boeken verschillen te overbruggen en een wederzijds sociaal begrip en gemeenschappelijke waarden te ontwikkelen.

In haar referaat presenteert Nel twee korte casestudies over het gebruik van de jeugdromans Gerook van Eldridge Jason en Zita deur Anzil Kulsen op twee Kaapse middelbare scholen. Vervolgens wijst ze op de rol die young adult fiction zou kunnen spelen om leerlingen van verschillende scholen te verbinden. Tot slot kondigt ze een bloemlezing aan die is samengesteld door Antjie Krog en die in 2022 zal verschijnen. De verwachting is dat deze zorgvuldig gecompileerde en gebalanceerde bundel alle leden van de Afrikaanse taalgemeenschap een gevoel van “behoort” zal kunnen geven. 

Maritha Snijman: Transtalige en transculturele banden bouwen tussen Afrikaanssprekende kinderen: een complex proces

 Maritha Snijman begon haar werkende leven als lerares Afrikaanse literatuur, Frans en Engels. Na een lange en indrukwekkende academische loopbaan werd ze in 2008 directeur van uitgeverij LAPA. Ze heeft veel onderzoek gedaan naar Afrikaanse kinder- en jeugdliteratuur. Ze was een van de twee redacteuren van de eerste uitgebreide geschiedenis van Afrikaanse kinder- en jeugdliteratuur, Van Patrys-hulle tot Hanna Hoekom. Ze is ook de auteur van dertien kinderboeken. Andere publicaties zijn recensies en artikelen in kranten en tijdschriften en meer dan dertig publicaties in academische journals.

In haar buitengewoon onderhoudende en vaak geestige bijdrage liet Snijman de bezoekers van het symposium kennismaken met zogenaamde “ghwarra’s”: humoristische rijmpjes (de term komt uit de Koe-talen) waarmee Afrikaanse kinderen uit de bruine gemeenschap de spot met elkaar drijven. Enkele voorbeelden:

  • Jou pa is so lank / hy steek sy sigaret by die son op.
  • Julle plaas is so warm / julle volstruise dra tekkies.

Snijman leerde dit genre voor het eerst kennen in de Noordkaap, tijdens een leesbevorderingsproject onder bruine kinderen uit een achterstandsmilieu. Ze was verrast over het enthousiasme en de creativiteit die de kinderen aan de dag legden terwijl ze met elkaar ghwarra’den. Al snel ontstond het idee om ghwarra’s op te tekenen en in te zetten voor leesbevordering.

De kinderen namen gretig deel aan ghwarra-wedstrijden waaruit eenvoudige ghwarra-boekjes voortkwamen. Nu konden ze hun eigen ghwarra’s lezen en daar plezier uit putten. In de Westkaap werd een soortgelijk project gehouden, en in de daaropvolgende jaren werden ook kinderen die standaard-Afrikaans spraken deelgenoot gemaakt.

Om meer kinderen met ghwarra’s te laten kennismaken werd er in samenwerking met een uitgever een goedkoop, commercieel moppenboek ontwikkeld waarin onder meer ook ghwarra’s opgenomen werden.

Achteraf realiseert Snijman zich dat ze bij dat proces de nodige fouten heeft gemaakt. Zo werden de ghwarra’s aanvankelijk niet van context voorzien en werd er nergens rekenschap gegeven van het feit dat er in het boek naast Standaardafrikaans ook andere varianten gebruikt werden. Uit commerciële overwegingen had ze zelfcensuur toegepast, bijvoorbeeld als een ghwarra onbetamelijk zou zijn, niet politiek correct, anglicismen bevatte of een confronterende uitbeelding van de leefomgeving. Ghwarra’s die op die manier de selectie niet haalden, waren bijvoorbeeld:

  • Jou voete is so skurf, / jy skop ’n padda pregnant.
  • Jy is so kort, / as jy poep dan waai daar stof in jou oë.
  • Julle is so arm, / julle plant pap.
  • Jy is so dom, / jy verkoop jou foon vir airtime.

Zonder erbij na te denken corrigeerde Snijman het taalgebruik en maakte ze er in veel gevallen Standaardafrikaans van, wat getuigt van weinig respect, destijds, voor de taalvariant van de plaatselijke gemeenschap.

Met deze genadeloos eerlijke zelfreflectie laat Snijman zien hoe complex transtaligheid is, zelfs tussen sprekers van verschillende varianten van dezelfde taal. Ze haalt professor Steward van Wyk aan, die heeft gezegd dat je “jezelf moet achterlaten om de ander te begrijpen”. 

Marni Bonthuys: Feminisme, godsdienst en transnationalisme: Verkennend intersectioneel onderzoek naar geselecteerde recente dichtbundels in het Afrikaans en het Nederlands

 Marni Bonthuys is docent Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van Wes-Kaapland en postdoctoraal medewerker van het Centrum voor Afrikaans en de studie van Zuid-Afrika aan de Universiteit Gent. In haar onderzoek houdt ze zich bezig met recente Afrikaanse en Nederlandstalige poëzie, waarbij ze zich in het bijzonder concentreert op canonvorming, identiteit en gender.

Vanwege de patriarchale wortels van de meeste godsdiensten staat het feminisme vaak zeer kritisch tegenover religie. De essaybundel Postsecular Feminisms. Religion and Gender in Transnational Context (2018) benadrukt echter dat er vanuit het feminisme meer genuanceerd en intersectioneel onderzoek moet worden gedaan naar de unieke positie van vrouwen met betrekking tot religie, ras, klasse, cultuur en nationaliteit.

In haar referaat onderzoekt Bonthuys verwijzingen naar feminisme en religie in vier recente dichtbundels van Afrikaanstalige en Nederlandstalige dichters. Ze kijkt naar twee Afrikaanse bundels, Nou, hier van Corné Coetzee (2017) en Uit die kroes van Lynthia Julius (2020), en naar twee Nederlandstalige bundels, Neem dit lichaam van de Palestijns-Belgische dichter Fatena Al-Ghorra (2019) en het veelbekroonde Habitus (2018) van Radna Fabias. Ze leest deze bundels tevens vanuit een transnationaal perspectief.

Uit Bonthuys’ analyses van gedichten uit deze bundels blijkt dat de relaties die vrouwen met godsdienst hebben, uiteenlopend en uniek zijn. In intersectioneel feministisch onderzoek moeten ze dan ook als zodanig beschreven worden. Deze relaties worden onder meer bepaald door intersecties van cultuur, thuishoren, etniciteit, nationaliteit, taal en leeftijd. Ook de koloniale geschiedenis, politiek en migratie kunnen een rol spelen bij de vorming van een bepaalde geloofservaring en een bepaald identiteitsnarratief. De worsteling van het feminisme met religie komt zowel nationaal als transnationaal voor en kan zeer goed aan de hand van poëzie onderzocht worden, concludeert Bonthuys. 

Ihette Senekal: Transculturaliteit en transtaligheid in Nathan Trantraal se Oolog (2020)

 Ihette Senekal doceert Afrikaanse letterkunde aan UNISA. Ze is gespecialiseerd in Afrikaanse poëzie en promoveerde in 2018 op een proefschrift over de autobiografische poëzie van Afrikaanse vrouwelijke dichters. Ze publiceert zowel recensies als academische artikelen.

Aan het begin van haar referaat verwijst Senekal naar een recensie door Joan Hambidge over Nathan Trantraals derde dichtbundel, Oolog (2020). Hierin schrijft Hambidge dat er inmiddels veel schrijvers zijn die in het Kaaps publiceren en dat de Afrikaanse letterkunde nog nooit zo transglobaal en democratisch is geweest als nu.

Trantraal is volgens Senekal als bruine dichter in Zuid-Afrika onlosmakelijk deel van een postkoloniale sfeer. Zijn poëzie weerspiegelt vaak een saamhorigheidsgevoel binnen een specifieke sociale gemeenschap, meestal die van Bishop Lavis, waar Trantraal is opgegroeid. In Oolog zien we ook hoe Trantraal, die deze gemeenschap inmiddels verlaten heeft, worstelt met zijn plek in de samenleving en met de vraag waar hij thuishoort.

In haar referaat geeft Senekal een analyse van Trantraals gedicht “Die is net om te sê”, afkomstig uit de genoemde bundel. Dit gedicht kan opgevat worden als een parodie op het gedicht “This Is Just To Say” van de Amerikaanse dichter William Carlos Williams (1883-1963). Williams was een witte man die schreef in een dominante en gestandaardiseerde taal, het Engels. Trantraal buigt het gedicht echter om tot een vertelling van alledaagse gebeurtenissen die typerend zijn voor zijn eigen sociale gemeenschap, waarbij hij zich bedient van zijn eigen taalvariant, het Kaapse Afrikaans. Door dit proces van transculturatie weet Trantraal, volgens Senekal, de positie van dominante en gestandaardiseerde talen te destabiliseren. 

Judith Westerveld: Kulimatji

Het symposium werd afgesloten met een filmvertoning, gevolgd door een vraaggesprek door Margriet van der Waal met kunstenares Judith Westerveld. Westerveld groeide op in Zuid-Afrika en Nederland. Ze deed een kunstopleiding aan de Gerrit Rietveld Academie en daarna een master Artistiek Onderzoek aan de Universiteit van Amsterdam. In haar films, audiovisuele installaties, fotocollages en op performance gebaseerd werken onderzoekt ze de relatie tussen het archief, de stem en het verhaal, en peilt ze wie er wordt gehoord en gezien, herinnerd en gehistoriseerd in een postkoloniale wereld. Taal in gesproken, geschreven en belichaamde vorm, evenals geheugen, orale geschiedenis en archiefmateriaal zijn terugkerende elementen in haar werk.

Trailer Kulimatji from Judith Westerveld on Vimeo.

 In de documentaire Kulimatji verweeft Westerveld de levensverhalen en de verschillende manieren van vertellen van de !xun meesterverteller Kapilolo Mahongo (die kort na de opname overleed) en rapper/muzikant Baka Jashula aka Obrigado in Platfontein, Zuid-Afrika. 'Kulimatji' is een woord uit de !xun-taal dat verwijst naar de verhalen die een mens met zich meedraagt, vertelt en doorgeeft.

Kapilolo Mahongo vertelt traditionele San-verhalen die eeuwenlang van generatie op generatie zijn doorgegeven, en vertelt ook hoe het kolonialisme hem en zijn volk beïnvloedde toen hij in Angola en Namibië woonde. Zijn verhalen bestaan ​​naast hedendaagse vormen van storytelling. Bijvoorbeeld de liedjes en raps gemaakt door de jongere generatie van de !xun-gemeenschap, zoals rapper Obrigado, die het dagelijkse leven beschrijven, evenals de zorgen en ontberingen waarmee de gemeenschap momenteel wordt geconfronteerd.

Aangezien de !xun-taal slechts door een paar duizend mensen wordt gesproken en niet politiek wordt erkend als officiële taal, wordt de taal bedreigd. De film gaat in op de relatie tussen mondelinge geschiedenis, verschillende vormen van verhalen vertellen en het in stand houden en beschermen van de !xun-taal. 

Om te behoort

En zo kwam er een einde aan een boeiend, afwisselend en uitstekend georganiseerd symposium. Een inzicht dat zich tijdens deze twee dagen telkens weer opdrong, is dat transtaligheid en transnationalisme niet kunnen bestaan zonder een omgeving van onderlinge verbondenheid en interrelationaliteit. Alleen met in achtneming van een veelvoud aan relaties is het in deze werkelijkheid die steeds meer dynamisch en fluïde wordt, mogelijk om ergens thuis te horen.


i Dit artikel biedt een impressie van de tweede dag van het symposium. Omdat de sprekers hun referaten waarschijnlijk nog willen publiceren, worden hun teksten hier niet tot in detail naverteld. Wel is geprobeerd om de essentie van hun referaten correct weer te geven. Waar mogelijk is gebruik gemaakt van de samenvattingen op de website van het symposium. Voor een meer volledige en wetenschappelijk verantwoorde weergave verwijs ik naar de sprekers en/of toekomstige publicaties.

Lees ook:

Verslag symposium "Om te behoort. Transtaligheid, samehorigheid, en die konstruksie van Suid-Afrikaanse gemeenskappe" (1)

"Om te behoort"-simposium: Translingual impressions

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top