Antjie Krog: "We moeten ons afvragen waarom mensen boos zijn"

  • 0

Het was een interessant idee om de Zuid-Afrikaanse dichteres Antjie Krog, die wereldberoemd werd met Country of My Skull, haar boek over de Waarheidscommissie, in gesprek te laten gaan met de Nederlandse topadvocaat Gerard Spong. Helaas bleek Spong geen partij voor Krogs eruditie, levenservaring en diepgevoelde menselijkheid. 

Gerard Spong en Antjie Krog / Foto: Elize Zorgman

Het gesprek vond op maandag 18 februari plaats in het International Theatre Amsterdam (ITA), in het kader van de programmaserie Sign of the Times, een gezamenlijk project van het ITA en debatcentrum De Balie. Uitgangspunt van deze serie is de expertises van beide instellingen, toneel en debat, in te zetten om belangrijke actuele en controversiële thema’s te doorgronden. Dit seizoen staat de rol van woede in de samenleving centraal.

Het programma begint met een voordracht door Frieda Pittoors, een actrice van Toneelgroep Amsterdam, de vaste bespeler van het ITA (u weet wel, de Stadsschouwburg). Het gaat om een monoloog van Klytaemnestra uit Atropa van Tom Lanoye. In dit fragment worden de thema’s aangestipt die de rest van de avond centraal zullen staan: woede, wraak en vergeving.

“Is het mogelijk voor een land om het onrecht uit het verleden achter zich te laten?” vraagt moderator Mirthe Frese zich naar aanleiding van dit fragment hardop af. “Welke middelen zijn er nodig om tot verzoening te komen? Is woede er één van? Of zouden we soms helemaal niet naar verzoening moeten streven?”

Antjie Krog zal in haar lezing ingaan op de relatie tussen woede en verzoening binnen Zuid-Afrikaanse context. “In Nederland”, zegt Frese, “worstelen we met soortgelijke kwesties. Hoe moeten we omgaan met ons eigen gewelddadige koloniale verleden? Hoeveel ruimte is er in het huidige debat voor gevoelens van boosheid en wrok? En hoe brengen we mensen met tegengestelde visies op het verleden nader tot elkaar? Kunnen we hierbij misschien iets leren van de situatie in Zuid-Afrika?”

“En hoe zit het met mijn fiets?”

Krog begint haar lezing met een parabel over twee buurjongetjes, Tom en Bernard. Op een dag steelt Tom Bernards fiets. Bernard ziet Tom elke dag naar school rijden op zíjn fiets. Na een jaar komt Tom naar Bernard toe, steekt zijn hand uit en zegt: “We zetten een streep onder het verleden, laten we ons met elkaar verzoenen.” “O”, zegt Bernard, “en hoe zit het met mijn fiets?” “Ik heb het niet over je fiets”, zegt Tom, “ik heb het over verzoening!”

De parabel van de gestolen fiets is typerend voor wat er tijdens drie eeuwen kolonialisme in Zuid-Afrika is gebeurd. Toen de Europeanen zich in Zuid-Afrika vestigden, beroofden ze de oorspronkelijke bewoners van hun land, hun vrijheid en hun menselijke waardigheid. Tot excuses of zelfs restitutie is het sinds het einde van de apartheid, begin jaren negentig, nog nauwelijks gekomen.

“I am absolutely the wrong person to talk about anger, revenge and reconciliation”, stelt Krog alvorens ze dieper op elk van deze drie elementen in gaat. “Want ik kom uit de groep die boosheid en wraakgevoelens veroorzaakt heeft en die nog steeds het belang van verzoening niet inziet. En van teruggave al helemaal niet.”

In haar beschouwing beroept Krog zich op verschillende theoretici, van Aristoteles tot Frantz Fanon. De laatste was ervan overtuigd dat het geweld van de kolonisatie alleen door geweld van de kant van de gekoloniseerde overwonnen kon worden. Fanon keek echter verder dan het vervangen van de ene machtsstructuur door de andere. “We moeten relaties van kameraadschap, solidariteit en liefde bouwen”, haalt Krog Fanon aan. “Relaties die laten zien wat voor soort samenleving we werkelijk voor ogen hebben.”

“Verzoening” was in Zuid-Afrika in de jaren negentig hét modewoord, stelt Krog. Sindsdien heeft het concept veel van zijn glans verloren. Het is een middel geworden dat ervoor moet zorgen dat voormalige vijanden in relatieve vrede naast elkaar kunnen leven. Verzoening is een doorgaand proces, waarbij je na elke confrontatie opnieuw moet besluiten dat je samen verder wilt.

Het wordt problematisch, vindt Krog, als begrippen als “verzoening” en “tolerantie” worden gebruikt om ongelijkheid en uitbuiting te verdoezelen. “Tegenwoordig vermijd ik het woord ‘verzoening’ liever”, zegt ze. “Want wie in Zuid-Afrika heeft baat bij verzoening? Ik. Laten we ophouden het alsmaar over ‘tolerantie’ te hebben en liever proberen iets te doen aan de ongelijkheid.”

Sinds het bloedbad van Marikana en de RhodesMustFall-beweging heeft Krog meer begrip voor de woede die er in brede lagen van de Zuid-Afrikaanse samenleving heerst. Krog ziet boosheid als een instrument tot verandering. Die boosheid kan namelijk bepaalde problemen blootleggen en duidelijk maken wat er moet gebeuren om die problemen op te lossen. Het is ook niet verstandig deze boosheid te negeren of te bagatelliseren, omdat hij als onderstroom in de Zuid-Afrikaanse samenleving aanwezig is en bepaalde politici er ook handig gebruik van maken.

Krog betreurt het dat er na de afschaffing van de apartheid zo weinig aandacht was voor het aspect van teruggave (retribution). De toenmalige minister van Financiën zei terecht dat de enige manier om werkelijk iets aan de ongelijkheid te doen, was om een economische groei van 6 procent te realiseren. Toch had Krog graag willen weten hoe haar zwarte landgenoten zich het “nieuwe Zuid-Afrika” voorstelden. “Dan hadden we een beter idee gehad van waar het met onze samenleving naartoe moet.”

Sindsdien zijn de relaties tussen wit en zwart alleen maar verhard. “Geen wonder”, zegt Krog, “dat Zuid-Afrikanen in deze tijd ook hopen dat president Cyril Ramaphosa erin slaagt dat magische getal van 6 procent groei te bereiken.” De misdaad moet aangepakt worden, het onderwijs verbeterd. Ze verwijst naar een uitspraak van Ramaphosa tijdens zijn eerste toespraak als president: “We have surprised ourselves once. Let us do it again.”

Zuid-Afrika loopt voorop

In het vraaggesprek dat volgt, uit moderator Mirthe Frese haar verbazing over het feit dat Krog in haar lezing aangaf dat zij niet geschikt zou zijn over de thema’s woede, vergeving en verzoening te spreken. Dat zijn toch jarenlang belangrijke onderwerpen in haar werk geweest?

“Ik kan niet doen alsof ik geleden heb. Het zou beter zijn als hier iemand zat die werkelijk geleden heeft”, antwoordt Krog. Maar dat is een keuze van de programmamakers geweest, zegt ze laconiek, en als hoogleraar aan de Universiteit van Wes-Kaapland houdt ze zich wél met het thema verzoening bezig. Daarnaast is het voor een debat altijd fijn om naast een vertegenwoordiger van de slachtoffers ook een vertegenwoordiger van de daders in huis te hebben, lacht ze.

Frese wil weten wat er geworden is van de boosheid waar Krog aan het begin van haar schrijversloopbaan om bekend stond. Die woede, zegt Krog nu, was vooral ingegeven door genderissues en het destijdse politieke systeem. In deze fase van haar leven voelt ze zich eerder wanhopig, “omdat we het maar niet voor elkaar krijgen”: “Het land lijdt en mensen zijn zó intens arm.” De woede laat ze nu liever aan anderen over. “Het zijn de juiste mensen die boos zijn. We moeten naar hun boosheid luisteren en erop reageren.”

Zwarte en witte Zuid-Afrikanen keken volgens Krog anders naar de Waarheidscommissie. Zwarte Zuid-Afrikanen dachten dat de blanken zouden veranderen als ze hen zouden vergeven. Maar dat bleek niet het geval. Witte Zuid-Afrikanen waren erop ingesteld dat ze een deel van hun materiële bezit zouden verliezen, en toen dat niet gebeurde, waren ze opgelucht. Maar tegelijkertijd was de kans om iets terug te geven, hen ontnomen.

“Je moet onderscheid maken tussen verzoening en genoegdoening”, legt Krog uit. “Er vond wel verzoening plaats, maar geen genoegdoening. Ik vind het problematisch als je de mond vol hebt over verzoening en er dan niet meteen genoegdoening op laat volgen.” Als er wél een vorm van genoegdoening had plaatsgevonden, zouden witten zich in Zuid-Afrika nu misschien minder bedreigd voelen, denkt Krog.

Volgens Krog is sociaaleconomische ongelijkheid (en bijvoorbeeld niet religie) de belangrijkste oorzaak voor conflicten in de wereld. “Soms denk ik dat we in Zuid-Afrika voorop lopen”, zegt ze. “Wij zijn nu al bezig problemen onder ogen te zien waar jullie in Europa pas over twintig jaar mee te maken krijgen. De armoede verplaatst zich. Iedereen wil leven zoals jullie in West-Europa en de Verenigde Staten. Maar dat kan de planeet niet aan. Daarom moeten de mensen hier leren delen. Er moet meer balans komen.”

Pleidooi voor de rechtsstaat

Ná een optreden van acteurs Steven van Watermeulen en Achraf Koutet van Toneelgroep Amsterdam, die een tekst uit Krogs Backing To Be Black voordragen, is het woord aan de Nederlandse topadvocaat Gerard Spong. Spong is bekend van verschillende geruchtmakende rechtszaken. Zo wist hij af te dwingen dat het Openbaar Ministerie PVV-politicus Geert Wilders moest vervolgen wegens “haat zaaien”. Spong heeft een bijzondere band met zijn geboorteland, Suriname. Hij was persoonlijk bevriend met meerdere tegenstanders van de toenmalige dictator Desi Bouterse die tijdens de Decembermoorden van 1982 zijn vermoord. Spong was een tijdlang adviseur van het Surinaamse Openbaar Ministerie bij het onderzoek naar deze zaak. Hij heeft meermaals gezegd dat hij bereid is iedereen te verdedigen behalve Bouterse.

In zijn repliek lijkt Spong in eerste instantie niets te moeten hebben van het model van de Zuid-Afrikaanse Waarheids- en Verzoeningscommissie. Voor hem is het strafrecht een belangrijk middel ter bescherming van mensenrechten en fundamentele vrijheden. Zo’n vage notie als “verzoening” staat volgens Spong op gespannen voet met de “rule of law”. En het recht moet niet alleen worden toegepast, je moet ook kunnen zien dat dat gebeurt – vooral als het om mensenrechtenschendingen en oorlogsmisdaden gaat.

Daarmee wil Spong niet zeggen dat het Zuid-Afrikaanse proces tot verzoening minder waardevol of minder moreel zou zijn. In sommige landen zou het Zuid-Afrikaanse model best wel eens de beste optie kunnen zijn. Spong vindt echter dat elk land hierin zijn eigen keuze moet maken en dat andere landen die keuze moeten respecteren.

Een cultuur van geweld

In het gesprek dat volgt, blijkt dat de opvattingen van Krog en Spong minder ver uiteen liggen dan Spong wil doen geloven. Want de recente geschiedenis van Zuid-Afrika heeft Krog ervan overtuigd hoe belangrijk het rechtssysteem ook daar is. “Als je te maken hebt met een corrupte regering, is het van essentieel belang dat je je kunt beroepen op het rechtssysteem”, zegt ze. “Het Constitutionele Hof heeft ons land al meerdere keren gered.”

Het rechtssysteem, doet Spong er nog een schepje bovenop, “is deel van ons geluk, onze cultuur en onze beschaving. We moeten het koesteren. Als we het recht niet hadden, zouden we in een staat van barbarij verkeren.”

Spongs verheerlijking van het “beschaafde” debat ontlokt moderator Frese de vraag of het altijd mogelijk is om beschaafd te blijven als er emoties in het spel zijn. “Natuurlijk”, oordeelt Spong. “We zijn toch beschaafde menselijke wezens? Waarom niet? We zijn geen dieren!”

Vanuit haar Zuid-Afrikaanse ervaring weet Krog dat het niet altijd zo eenvoudig ligt. Onder de apartheid leek geweld soms gerechtvaardigd. Betogers zouden bijvoorbeeld schoolgebouwen in brand steken om te protesteren tegen het vernederende “Bantoe-onderwijs”. Inmiddels is Zuid-Afrika al vijfentwintig jaar een democratie. Maar de herinnering aan de gewelddadige protesten uit de apartheidstijd leeft nog voort. Nog steeds gebruiken demonstranten het afbranden van scholen en ziekenhuizen als vorm van protest.

Wanneer Frese opnieuw de vraag stelt of je wel altijd beschaafd kunt blijven, reageert Spong op dezelfde eendimensionale manier. “Wat wil je dan? Dat ik als een gorilla of chimpansee tekeer ga? Je kunt nog steeds beschaafd debatteren, denk aan de Grieken en de Romeinen…” Waarop Krog hem fijntjes terechtwijst: “Die waren ook maar wreed, hè?”

Volgens Krog wordt er in Zuid-Afrika onderscheid gemaakt tussen “retributive justice” en “restorative justice”. Terwijl “retributive justice” zich tegen de overtreder richt, probeert “restorative justice” de gemeenschap te herstellen die zeer heeft gekregen, inclusief de overtreder.

Spong wil daar graag in geloven, maar hij erkent ook dat het moeilijk is, vanwege de menselijke behoefte aan genoegdoening. Hij verwijst naar de in Nederland gevoerde debatten over het slavernijverleden en de politionele acties in Indonesië. Hij zou willen dat de Nederlandse regering verantwoordelijkheid neemt en excuses aanbiedt voor het onrecht dat daar is geschied. Hij haalt zijn schouders op over de mogelijkheid dat een schuldbelijdenis zou kunnen leiden tot schadeclaims. “Dat is zo Nederlands”, roept hij uit. “Het is maar geld! Het is heel gewoon dat je betaalt voor je fouten. Als burgers dat moeten, waarom de Staat dan niet?”

Krog vertelt dat de Waarheidscommissie er niet in is geslaagd een prijs te hechten aan menselijk lijden. Wat is het waard als je je vader, je zoon, je geliefde hebt verloren, je huis of een been? Uiteindelijk werd besloten dat alle slachtoffers die voor de commissie waren verschenen, een klein bedrag zouden krijgen. Maar daar hadden de miljoenen anonieme slachtoffers van het apartheidssysteem, die bijvoorbeeld te lijden hadden gehad onder gedwongen verhuizingen of een zwak onderwijssysteem, niets aan. “De verwoesting die in Zuid-Afrika is aangericht, valt niet in geld uit te drukken”, aldus Krog.

De dader omhelzen

De laatste bijdrage van de acteurs van Toneelgroep Amsterdam bestaat uit enkele fragmenten uit Een jihad van liefde van Mohamed El Bachiri en David van Reybrouck.

“Dit stuk”, zegt Krog, “laat zien dat wraak misschien een eeuwenoude menselijke drang is, maar dat je ook terug kunt slaan met liefde. Op dezelfde manier kozen mensen als Nelson Mandela en Albie Sachs ervoor wat hen was aangedaan om te draaien en daden van omarming terug te geven. Wat daarachter ligt, is het idee dat de mensheid onderling verbonden is, en dat, op het moment dat ik iemand anders haat en vermoord, ik eigenlijk mezelf haat en vermoord, en de hele samenleving erbij. Door de dader te omhelzen kan ik hem beter maken, zodat ik zelf ook kan genezen en kan leven in een herstelde samenleving.”

Spong blijkt echter onverzoenbaar. Hij verwijst naar de Decembermoorden in Suriname, waar hij vijftien vrienden en collega’s heeft verloren. Hij zal pas rusten als Desi Bouterse veroordeeld wordt. “Sorry, ik kan hem niet omhelzen”, zegt hij halsstarrig.

Na dit wat valse slotakkoord van Spongs kant eindigt Krog met twee gedichten, “hou jou oor teen die skeur van my land” uit Mede-wete (2014) en het eerste deel uit de cyclus “land van genade en verdriet” uit Kleur kom nooit alleen nie (2000). Daarmee toont ze opnieuw haar intieme kennis van Zuid-Afrika – een land waar coreferent Spong en moderator Frese slechts een abstracte notie van hebben. En ze laat zien dat je je, naast een strikte handhaving van Spongs “rule of law”, ook kunt laten leiden door medemenselijkheid. In het licht van alle discussies die er in Nederland gevoerd worden en de steeds scherpere toon van het debat, is dat een boodschap die niet vaak genoeg gehoord kan worden.

Lees ook

Antjie Krog als writer-in-residence in Amsterdam

Gouden Ganzenveer-winnares Antjie Krog: “Bij toenadering tussen Nederlands en Afrikaans moet diversiteit voorop staan”

Antjie Krog in Amsterdam: "Als we toch eens niet zo verschillend en onverschillig waren…"

Antjie Krog leert mensen om een flat white te zijn

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top