Van 29 mei t/m 6 juni is het in Nederland Boekenweek. Om in deze coronatijd drukte in de boekwinkel te vermijden is de traditionele weggeefactie verlengd: wie in de maand juni €15,- aan Nederlandstalige boeken besteedt, krijgt het Boekenweekgeschenk cadeau (zolang de voorraad strekt). Het geschenkboek is dit jaar de novelle Wat wij zagen van Hanna Bervoets. Het Boekenweekessay De genocidefax van Roxanne van Iperen is te koop voor € 3,95. Beide gelegenheidsuitgaven zijn dit jaar van uitzonderlijk hoog niveau.
Het CPNB, het bureau dat de jaarlijkse Boekenweek organiseert, heeft duidelijk geleerd van de fout van 2019. Toen was het thema “De moeder de vrouw”, maar de schrijvers die door het CPNB gevraagd werden om geschenk en essay te schrijven, waren allebei man. Dit jaar is het thema “tweestrijd”. Het Boekenweekgeschenk is geschreven door Hanna Bervoets en het Boekenweekessay door Roxanne van Iperen. Voor het Boekenweekgedicht werd overigens óók een vrouwelijke auteur benaderd: Babs Gons.
Wat wij zagen – Hanna Bervoets
Hanna Bervoets (1984) debuteerde in 2009 met Of hoe waarom. Twee jaar daarop verscheen Lieve Céline, dat werd bekroond met de Opzij Literatuurprijs. Een jaar later verscheen de bestseller Alles wat er was, gevolgd door Efter (2014), Ivanov (2016), Fuzzie (2017) en Welkom in het Rijk der zieken (2019). Bervoets’ werk werd meermaals genomineerd voor de Gouden Boekenuil, de AKO Literatuurprijs en de Libris Literatuurprijs. In 2017 won Bervoets de BNG Bank Literatuurprijs voor Ivanov, en in datzelfde jaar eveneens de Frans Kellendonk-prijs voor haar gehele oeuvre. Naast romans schrijft Bervoets essays en recensies over film, media en technologie, voor onder andere de Volkskrant en NRC Handelsblad.
De vertaalrechten van het door Bervoets geschreven Boekenweekgeschenk Wat wij zagen zijn al voor verschijning verkocht aan zeven landen, waaronder de Verenigde Staten. Niet eerder werd een Boekenweekgeschenk al voor publicatie aan zoveel landen verkocht. De biedingen op de internationale filmrechten zijn nog in volle gang.
Die internationale belangstelling is niet verwonderlijk, want Wat wij zagen is, in al zijn beknoptheid (96 bladzijden), een uiterst actuele roman die qua thematiek aansluit bij romans als The Circle van Dave Eggers (2013) en Machines Like Me van Ian McEwan (2019). Wat wij zagen heeft de vorm van één lange brief, waarin de jonge vrouw Kayleigh aan een advocaat, ‘meneer Stitic’, vertelt over de tijd waarin ze als content manager werkte voor een groot, niet bij name genoemd social media-platform. Stitic voert namens Kayleighs oud-collega’s een rechtszaak tegen het platform die volop in het nieuws is. Kayleigh wil echter, om redenen die pas aan het slot duidelijk worden, niets met de zaak te maken hebben.
Nu bekend is dat Kayleigh voor het platform gewerkt heeft, wil iedereen van haar weten “wat ze allemaal gezien heeft”. Kayleigh en haar collega’s hadden de taak om alle berichten, foto’s en video’s die door gebruikers van het platform als “aanstootgevend” aangemerkt waren, te evalueren en ze, als ze in strijd waren met de richtlijnen, te verwijderen. Dierenmishandeling, kinderporno, geweld, bedreigingen en racistische taal komen voorbij: “duizenden choquerende beelden […] die de draden in onze hoofden vrijwel meteen deden doorbranden”. Van elke medewerker wordt verwacht om iedere dag vijfhonderd gevallen te beoordelen. De druk wordt nog hoger als berichten die porno of spam bevatten overgenomen worden door een soortgelijke afdeling in India, zodat alleen de meer ingewikkelde, en daardoor meer tijdrovende voorbeelden van geweld, misbruik, bedreigingen en “cultuurgevoelige kwesties” overblijven. Kayleigh vindt de maatschappelijke belangstelling die er door de rechtszaak voor het werk is ontstaan ongezond: “Mensen doen of het een heel normale vraag is maar hoe normaal is een vraag waar je een gruwelijk antwoord op verwacht?”
Kayleighs oud-collega’s willen het platform vervolgen vanwege de psychische schade die ze door al die verschrikkelijke indrukken hebben geleden. Tijdens het werk hadden ze vaak volstrekt rationele discussies volgens welke richtlijn een abjecte “post” afgewezen moest worden. Ze leken wel te vergeten dat er levende wezens – mensen van vlees en bloed – achter de gruwelijke beelden schuilgingen. Doordat ze met de buitenwereld niet over hun werk mochten praten, groeiden ze als team steeds meer naar elkaar toe. Om te ontspannen nemen ze hun toevlucht tot drank en verdovende middelen. En geleidelijk aan beginnen hun eigen morele grenzen te vervagen. Complottheorieën zoals de flat earth theory en ontkenning van de Holocaust deden hun intrede. En hun eigen taalgebruik ging steeds meer lijken op dat wat ze op het scherm tegenkwamen. Zogenaamd grappige opmerkingen over homo’s, Joden, moslims of andere “b.c.’s” (jargon voor “beschermde categorieën”) verloren hun onschuld.
Wat wij zagen is een inventieve en vlot vertelde roman met een actuele inhoud. Bij zo’n hoge inzet is het jammer dat het verhaal een duidelijke plot mist. Het einde kwam zo abrupt dat ik het boek twee keer moest lezen om te begrijpen wat er precies was gebeurd. Uiteindelijk blijkt dat Kayleigh zelf zich ook heeft laten meeslepen. Haar grensoverschrijdende gedrag is net zo erg als dat van de beelden die ze ziet. Dat is waarschijnlijk het finale inzicht van Wat wij zagen: iedereen heeft duistere kanten en niets menselijks is ons vreemd.
De Genocidefax – Roxane van Iperen
Ze debuteerde in 2016 met de roman Schuim der aarde. Maar het was haar tweede boek, ‘t Hooge Nest, dat Roxane van Iperen in 2018 opeens tot een van de bestverkopende schrijvers van Nederland. Van dit waargebeurde verhaal over twee joodse zussen Brillenslijper die tijdens de Tweede Wereldoorlog in 't Gooi een onderduikvilla bedreven – het huis waar Van Iperen zelf pas was komen wonen – werden tot op heden meer dan 175.000 exemplaren verkocht. Negen landen verwierven de vertaalrechten, waaronder het Verenigd Koninkrijk en Duitsland, waar het boek ook de bestsellerlijsten haalde. Het werd bekroond met de Opzij Literatuurprijs 2019.
Van Iperens Boekenweekessay, De Genocidefax (64 pagina’s), ligt in het verlengde van haar boek over de dappere zusters Brillenslijper. Ze vertelt dat er na een lezing over ’t Hooge Nest altijd wel iemand opstaat die beweert dat hij of zij het in de oorlog helemaal anders zou doen dan de Nederlanders die destijds angstvallig hun mond hielden. “Die wensgedachte heeft me altijd gefascineerd en ik denk dat het een verkeerde aanname, een verkeerd startpunt is”, schrijft Van Iperen. “Beslissingen op basis van het eigen geweten vormen de uitzondering; in de regel handelen mensen op basis van de (verwachte) respons van de groep waartoe ze willen behoren.”
Als extreem voorbeeld van groepsdenken, zwijgcultuur en wegkijken verwijst Van Iperen naar de volkerenmoord in Rwanda in 1994 en de internationale reactie daarop. Vanaf het begin van de onlusten in april van dat jaar werden er in Rwanda binnen honderd dagen rond de 800.000 Tutsi’s vermoord. De internationale gemeenschap deed niets om de Tutsi’s tegen het geweld van de Hutu’s te beschermen. Wel werden er via een luchtbrug in drie dagen tijd vierduizend westerse expats geëvacueerd.
Iemand die al maanden tevoren had gewaarschuwd dat Rwanda afstevende op een bloedbad, was de Canadese generaal die aan het hoofd stond van de VN-vredesmissie in het land, commandant Roméo Dallaire. Hij had al op 11 januari 1994 in een fax aan het hoofkantoor van de Verenigde Naties in New York voorspeld dat er iets verschrikkelijks te gebeuren stond. Maar zijn noodkreet kreeg geen gehoor. Zelfs toen de lijken zich opstapelden in de straten mocht het dodelijke geweld geen “genocide” genoemd worden, want als dié term gebruikt werd, waren de VN verplicht in te grijpen. De internationale media stelden het voor als de zoveelste stammenstrijd in donker Afrika. De rest van de wereld zuchtte en keek weg.
Achteraf zouden de wereldleiders verkondigen dat ze niet hadden beseft dat het zó erg was. Maar volgens Van Iperen hadden ze het wel degelijk kunnen weten, dankzij Dallaire. Later zou hij zijn verhaal doen voor het Rwanda Tribunaal. “Zelden, misschien wel nooit, heb ik iemand die op topniveau een gerenommeerde organisatie vertegenwoordigt zo horen praten”, schrijft Van Iperen. “Geen politieke spelletjes of nietszeggend jargon, geen afgewogen prietpraat om zijn positie te beschermen – Dallaire spreekt recht vanuit zijn geweten.”
De Genocidefax is een klein monument voor generaal buiten dienst Roméo Dallaire, die na zijn ontslag uit het leger en gekweld door posttraumatische stress een tijd aan lager wal raakte, maar die inmiddels de wereld rondreist om aandacht te vragen voor de inzet van kindsoldaten, voor massaverkrachting als oorlogswapen en voor de psychische problemen onder veteranen.
Het boek is ook eerbetoon én een aanmoediging voor andere klokkenluiders, ver weg en dichtbij huis, bijvoorbeeld binnen de overheid of in het bedrijfsleven. De rol van journalisten en Kamerleden bij het blootleggen van het toeslagenschandaal is hier een goed voorbeeld van.
“Wat in al deze zaken terugkomt, is dat doodnormale individuen trechters van groepsdenken binnenlopen, waar kritische geluiden en tegenbewijs steeds meer worden bestraft of gerelativeerd, tot ze letterlijk worden afgedaan als onzin of zelfs een gevaar voor de groep”, aldus Van Iperen. “Toch zijn er altijd individuen die zelfs onder de zwaarste omstandigheden niet ten prooi vallen aan de glijdende schaal van morele relativering, die eindigt in onverschilligheid. Mensen die boven groepen, belangen en rivaliteit menselijkheid blijven zien, lenig blijven in hun denken en in staat zijn te handelen naar hun eigen geweten: de klokkenluiders.”
- Lees alles over de Boekenweek 2021 en de hier besproken publicaties op https://www.boekenweek.nl/.
Lees ook:
"Vertel me hoe het voelt." Millennials schrijven zich een weg uit de impasse
Buro: IG