Breytenbach notitie#25: “Is de dood niet slechts een enjambement van de versregel?” Graf van de Onbekende Dichter

  • 0

Mijmering bij de Breytenbachboom in Rotterdam

(t)here
alas
lie
I

Spiegeldood is de titel van een collectie van tweeëntwintig prozateksten, uitgegeven in 1984 in de Ceder-reeks van Meulenhoff (Amsterdam) in een vertaling van Gerrit de Blaauw. De surrealistische en groteske verhalen met de dood als leidmotief zijn in de gevangenis tot stand gekomen (1975–1982) en werden oorspronkelijk in het Engels geschreven. De Nederlandse uitgave bevat een selectie uit Mouroir. Mirrornotes of a  novel (1983). Een jaar na het verschijnen van Spiegeldood is de integrale bundel vertaald door De Blaauw met de aanvankelijke titel Mouroir. Spiegelbeelden van een boek. De Meulenhoff Editie bundelt in totaal achtendertig prozateksten.

In dat boek staat de tekst ‘Betreft: enige aan mij toevertrouwde documenten’ (pp. 194–201). Aan het woord is Don Espejuelo, alias van Breyten Breytenbach, die zich richt tot zijn executeurs-testamentair. Volgens het script van “le manuscript trouvé dans une poche” verhaalt de verteller over een document in de nalatenschap van een overledene, hem voorts niet bekend, en door de autoriteiten bezorgd. De overgeleverde papieren richten zich tot “Galgenvogel en Tuchverderber”. De Galgenvogel komt ook elders in Mouroir ter sprake. Wat Don Espejuelo onverwacht in de schoot wordt geworpen, is een “nogal raadselachtige boodschap”. D.E. is dat “vergeelde fragment” naar eigen zeggen jarenlang uit het oog verloren, tot hij “op [zijn] beurt op het punt [staat] door de donkere spiegel heen te breken – o zalige verdwijning in het niets!”, wanneer hij “[probeert] een schijn van orde te brengen in de resten van [zijn] eigen leven” (pp. 194-195).

“Blij dat er nog iets is – een ik – dat de wind stem geeft”

Wat volgt, is een transcriptie van het voorstel van de anonieme afgestorvene dat wordt aangekondigd als “Het graf van de Onbekende Dichter”. Het document omvat een motivering en een beschrijving van het “project”.

Mijn voorstel behelst het delven – oprichten? – creëren van het graf van de Onbekende Dichter (OD) in Rotterdam. Men kan het ook opvatten als een pleidooi voor een gedenkteken of een tombe, maar persoonlijk geef ik de voorkeur aan een graf: dat is wat minder opzichtig, zelfs als er versieringen op worden aangebracht. Natuurlijk is dit niet meer dan een basisontwerp, dat door alle betrokkenen kan worden uitgewerkt of verbeterd. (p. 195)

De overledene heeft zich voorgenomen een monument op te richten voor de onbekende dichter. In ieder mens schuilt immers een verborgen dichter. Dat is ook letterlijk hoe Breytenbach de boom heeft ingehuldigd tijdens het Poetry International Festival op 22 juni 1986, een “monument voor de vrije gedachten” (zoals vermeld op het plaatje bij de Breytenbachboom).

In de ‘Motivering’ formuleert de anonieme persona het plan als volgt:

Waarom een graf? Het lichaam van de dichter is haar of zijn poëzie. Het lijk van de dichter is haar of zijn poëzie. Het gedicht is het zware geraamte van de dichter. Men kan zelfs betogen dat ieder gedicht een graf voor het onkenbare Gedicht is… Overal ter wereld is het graf een symbool van het tijdelijk verblijf van de mens op aarde, de laatste diepe voetafdruk, een krabbel in een schrift; het graf – teken van onze gehechtheid aan ons ‘eigen’ stof; het graf – blijk van eerbied voor onze voorouders, waar we treuren om al wat sterfelijk is, waar we mediteren, waar we een herinnering begraven en levend houden. […] We gaan erheen om onszelf opnieuw te wijden. We gaan erheen om naar het gat in de spiegel te kijken. We gaan erheen voor de inspiratie die volmaakt is, want gescherpt door het besef dat de tijd in iedere cel een tikkend horloge heeft liggen – ritme, rijm, rede!... en zoete wanhoop. We gaan erheen met bloemen voor hem of haar die is gesneuveld op het slagveld van de witte pagina terwijl hij of zij een dierbaar gebied beschermde of een grens verlegde. En daar leggen wij ons oor neer om te voelen hoe de wind donker om ons heen waait, blij dat er nog iets is – een ik – dat de wind stem geeft. (pp. 195-196)

De schrijver van het projectvoorstel wiens naam dus ontbreekt, in de nevelen van de tijd vergaan, licht verder toe waarom de dichter een graf verdient en waarom meer specifiek de “‘onbekende’ dichter”. “Het wordt dus een graf voor de OD omdat dát is (i) wat we zijn, of (ii) wat we geweest zijn, of (iii) wat we onontkoombaar zullen worden, of tenslotte (iv) wat we zouden moeten zijn” (p. 197). Het Graf van de Onbekende Dichter is een pelgrimsoord, een plek voor meditatie en herinnering. In het prozafragment ‘Loslaten’, opgenomen in Woordvogel. Gedenkschriften van een nomadische romanfiguur (vertaling Krijn Peter Hesselink, 2008), wordt de herinnering “een afgeleide van de verbeelding” genoemd (p. 363). Het graf is een plaats waar we ons allen terugvinden. Zoals gezegd: ieder mens is een onbekend dichter.

In een van de hoofdsteden van de poëzie, Rotterdam waar jaarlijks Poetry International plaatsvindt, moet een tombe worden opgericht. De anonieme stem articuleert de ambitie op deze manier: “Wie kan de uitwerking voorspellen van de voortreffelijke gist van onbekende poëzie op het stugge deeg van de nijvere stad Rotterdam? Stel je eens voor hoe het overal de pan uit zal rijzen!” (p. 199). Het Graf moet een plaats voor reflectie zijn waar bekende en onbekende dichters van alle continenten worden gememoreerd. Want wat is “bekend”? Zullen we niet allen opgaan in de nevel van de tijd? Vandaar het verzoek van de schrijver: “Laten we onze geloofsbrieven gaan leggen in het brandende graf van de Onbekende Dichter”. Hij heeft ook een welbepaalde ruimte voor ogen: “[ik] denk […] dat het graf het best kan worden aangelegd op een plein of aan een drukke straat in R’dam – op het terrein van De Doelen – op het Kruisplein – aan de Lijnbaan – en wel op zo’n manier dat het een gemakkelijk bereikbaar verzamelpunt kan worden, een bedevaartsoord waar plaatselijke en bezoekende dichters hun ex-voto’s kunnen achterlaten” (p. 199).

De oude plataan is de Breytenbachboom

Het geschrift, waarover Don Espejuelo verslag uitbrengt, is in 1986 werkelijkheid geworden door toedoen van festivaldirecteur Martin Mooij. Ter gelegenheid van Poetry International, waar Breytenbach in de jaren voor zijn arrestatie en gevangenschap drie keer te gast was, is de oudste plataan in de binnenstad verkozen als het Graf van de Onbekende Dichter.

Op 8 oktober 2014 werd de naam gewijzigd in de Breytenbachboom en is in het betegelde wandelpad aan de overkant van het water een sobere plaquette aangebracht op instigatie van Bas Kwakman, directeur van Poetry International (2003–2019). Het opschrift luidt: “Platanus x hispanica / Graf van de Onbekende Dichter”.

Over de inhuldiging en de activiteiten die zijn ondernomen, zoals de papieren waarop Breytenbach versregels noteerde van vervolgde en vermoorde dichters of de witte hemden die zijn vastgehecht aan de breed uitwaaierende takken van de plataan en door de wind in het waaigat voor Centraal Station werden beroerd, schreef ik naar aanleiding van Kwakmans boek In poëzie en oorlog. Vijftig jaar Poetry International (2019) (https://voertaal.nu/breytenbach-en-poetry-international-rotterdam/; zie Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands, pp. 359-362).

Rien Vroegindeweij en Breyten Breytenbach

De Rotterdamse dichter Rien Vroegindeweij ontving van Breytenbach de zorg voor de boom en symboliseerde de overdracht in de vorm van een beschreven kei.

Bas Kwakman en Breyten Breytenbach

Vele malen was Breytenbach te gast in Rotterdam. In 2019 heeft hij een hoekgevel van de Gaffelstraat beschilderd met een naakte engelenfiguur die de vlinder uit de buik van een geblinddoekt paard vrijlaat uit een betralied venster.

Het beeld roept herinneringen op aan de coverafbeelding van All One Horse. Fictions and Images (Taurus, 1990)*, een boek met parabels en grafisch werk waarin schrijver en schilder op surrealistische wijze een symbolisch geladen universum gestalte geven. In de inleiding tekent ‘A.Uthor’ op, met een verwijzing naar een gezegde van de taoïst Chang Tzu: “Heaven and earth are one finger, all things are one horse”. Eerbied voor alle levensvormen is noodzakelijk voor een harmonie. Bekend is de vlinderdroom van de filosoof die ook Zhuang Zhou wordt genoemd. Als vlinder treedt hij uit zichzelf en hij fladdert waar hij zelf zin in heeft. Breytenbach kalligrafeerde op de schildering in Rotterdam, zoals in een klassiek namenregister, de eigennamen van voor hun politieke overtuiging gevangengezette en vermoorde dichters. Dankzij de bemoeienis van Poetry International heeft hij op diverse plekken zijn sporen getrokken in de havenstad.

“Een verzonken tuin, een kweekbed van… strijd voor het onbekende”

Vandaag, donderdag 12 december, ruim een week na de afscheidsceremonie op Père Lachaise in Parijs, gingen we de oude plataan groeten waar naar verluidt destijds de initialen B en Y (Yolande) zijn gekerfd in de stam. Een kraai kraste opzichtig zittend op een kale tak alsof hij ons eigenzinnig toesprak. Een eenzame meeuw dwarrelde hoog boven ons in het grijze zwerk. Daar vernam ik de wens van Breytenbach dat de as zou worden verstrooid onder zijn boom. Op 26 oktober 2018 schreef hij Bas Kwakman: “Ik word oud. De wereld is zo klein geworden. Droevig, zonder humor, zonder humor, zonder enige uitgelatenheid, creatieve dwaasheid of experimenteerdrift. Ik mis Bert Schierbeek. En Hugo Claus. Wat denk je Bas, is er een mogelijkheid dat je me onder mijn boom kunt begraven?”

Yves T’Sjoen en Bas Kwakman

We haalden herinneringen op aan gesprekken, optredens in Rotterdam, het belang van de ‘Poetree’ zo vlakbij de kantoren van Poetry International op de Westersingel, thans als deel van de beeldenroute van Rotterdam (Rotterdamse Kunststichting). De kiem van het Graf van de Onbekende Dichter is gezaaid in de duisternis van het ontwrichtend en illusieloze gevangenisbestaan in Zuid-Afrika.

De Breytenbachboom, niet onbelangrijk een boom en dus een levend en veranderlijk organisme, getuigt van het belang van een teken, een plek, waar de onbekende dichter wordt herdacht en in leven gehouden. Immers, “de dood [is] slechts een enjambement van de versregel”. Dichters, zo staat in het overgeleverde vergeelde document, “proberen datgene te maken waaruit we gemaakt zijn. En soms iets meer. [De dichter] is een mens met een trommelvel doorboord door klanken en beelden en gevoelens. Waar woorden uit lekken. De dichter is enkel een mens zonder huid”. Vandaar: “Laten we van het graf een verzonken tuin maken, een kweekbed van… strijd voor het onbekende. Wat ons allen bindt is juist het onbekende. We zijn allemaal bedekt met die afwezigheid van huid” (p. 197).

Living the Breyten Breytenbach Dream

Op het eind van zijn leven heeft Breytenbach samen met zijn echtgenote Yolande de fundamenten gelegd voor een Fonds Breytenbach. De vereniging stelt zich tot doel de onbekende dichter blijvend aandacht te geven, onder meer door een naar de schrijver vernoemde prijs in het leven te roepen voor de Afrikaanse literatuur en een schrijfresidentie te financieren. De details staan toegelicht in berichten die de voorbije maanden onder vertrouwelingen en vrienden zijn verspreid. De idee van een Breytenbachboom, of dus het Graf van de Onbekende Dichter, blijft op die manier voortleven in de na-dood van de schrijver. Don Espejuelo leest in de bewaard gebleven papieren, zolang opgesloten in de cel van apartheid, dat de anonymus in de ban was van Poetry International. Ik citeer de slotalinea van het aan D.E. toevertrouwde document:

Toen zag ik, tijdens een Poetry International Festival, de inwijding, de plechtigheid waarbij een vrolijk versierde open doodkist aan Moeder Aarde werd toevertrouwd. Zal die doodkist, dat stoffelijk overschot, voortaan niet elk jaar op de Dag van de Poëzie worden rondgedragen? De kist was gevuld met gedichten die speciaal voor de gelegenheid waren geschreven, met manuscripten en bundels van bekende en onbekende schrijvers – en ze werden er op gezette tijden uitgehaald en in een museum ondergebracht. Er speelde een muziekkorps – hoogstwaarschijnlijk de Rote Fanfare. En daar, tussen de dragers van kist en slippen, stonden de critici, de historici, de uitgevers, de voordrachtkunstenaars… Want het was een project met vertakkingen. Tijdens bezoeken van buitenlandse dichters en ieder jaar tijdens Poetry International werd de vlam opnieuw ontstoken. Stel je de begrafenistoespraken eens voor! Dichters, bekend en onbekend, werden opgeroepen te blijven bijdragen aan het lichaam van de O.D. (p. 200)

Op die winterse decemberochtend, wanneer het gekras van de kraai was verstomd, hoorde ik van Bas over het plan om de plaquette aan te vullen met de sterfdatum van Breytenbach. Omdat de doden “lang en gelukkig” zijn gestorven, wordt een herdenking in het vooruitzicht gesteld in de schaduw van de Breytenbachboom. Op die manier zal het Graf van de Onbekende Dichter niet alleen een graf zijn “voor Homerus en Poesjkin en David en Eleitis […], maar ook voor Mandelstam en Camões en Lamourt Lasouris en Ivan Ivanovitsj; niet alleen voor Victor Hugo maar ook voor Villon en Don Espejuelo en Lautréamont en Brecht en Jean Dumond en Ukwezi en Hugo Victor; niet alleen voor Mao en Lorca maar ook voor Tu Fu en Li Po en Jame Smith en Titloup en Oma Gumgum… Alle onbekenden van alle continenten” (p. 198). En dus ook voor Breyten Breytenbach, “opgenomen in de Orde van het Dichterlijke Graf of in de Broederschap van Onbekende Dichters of simpelweg in De Woorden van de Onbekenden of misschien alleen De Onbekenden” (p. 201). Op het fresco in de Gaffelstraat staat onder de namen van Marokkaanse dichter Abdellatif Laâbi en de Zuid-Koreaan Kim Chi-ha ook Breytenbach geschilderd. In een lange lijst van schrijvers die vanwege politiek activisme zijn vervolgd, in de gevangenis werden opgesloten of vermoord door dictatoriale regimes. Om de schrijvers te eren en te herdenken die in alle stervelingen schuilgaan.

Alors: leve de O.D.!

*All One Horse is verder uitgegeven in Londen (Faber and Faber, 1990) en Brooklyn New York (Archipelago Books, 2008). De Nederlandse uitgave verscheen eerst en kreeg de titel Alles één paard. Verhalen en beelden (vertaling Aad Nuis, Amsterdam: Meulenhoff/Van Gennep, 1989).

Met dank aan Bas Kwakman en Juliana M. Pistorius voor het beeldmateriaal.

Rotterdam, 12 december 2024

Lees ook:

Breytenbach notitie#24: De ontdekking van het eiland. breytenbachiana

Breytenbach notitie#23: "Vandag is ek Belg / môre is ek ’n engel in die hemel" – in memoriam Breyten Breytenbach

Breytenbach notitie#22: "La première fois que j’ai entendu parler de Breytenbach, c’était un soir de mai 1974 dans la montagne qui surplombe Stellenbosch." Tweespraak met Georges Lory, vertaler van Breytenbach in het Frans

Breytenbach en Poetry International Rotterdam

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top