Langs Vlaamse wegen
Op die platteland in België
Het ek deur die treinvenster
Gesien hoe mooi en fleurig
Getooi ’n begraafplaas is.
Dat dit liefdevol soos
’n Groentetuin bewerk word.
En waarom sou vleesakkers
Nie groentetuine en blomtuine
Wees nie? Die behoefte
Aan voedsel en aan skoonheid
Word al hoe groter
En die mensmesstof en toegewyde
Aandag is dáár.
Breyten Breytenbach (Katalekte, 2012)
‘Ik bewonder hem als mens en als schrijver’. Over Breytenbach & Claus
In een interview in het Vlaamse weekblad HUMO, op 20 mei 1993, sprak Breyten Breytenbach (1939-2024), vorige zondag na een kort ziekbed overleden in Parijs, zijn adoratie uit voor Hugo Claus (1929-2008). Mark Schaevers tekende de uitspraak op. De journalist voerde een uitvoerig vraaggesprek naar aanleiding van een expositie van schilderijen van Claus en Breytenbach in ’t Elzenveld (Antwerpen, 8 juni-15 juli 1993). Op maandag 7 juni opende de tentoonstelling de deuren met een inleiding door Willem Elias. Ter gelegenheid van zijn passage in Antwerpen was op de nationale omroep in het programma ‘Ziggurat’ (23 mei) een documentaire te zien over Breytenbach, op 10 juni trad hij op in de Arenbergschouwburg tijdens een internationale poëziemanifestatie.
De paden van de internationaal gerenommeerde dubbelkunstenaars Breytenbach en Claus hebben elkaar vaker gekruist. Vier jaar na het gesprek in het weekblad was Claus op uitnodiging van Breytenbach en Adriaan Donker en in een organisatie van het Centre of Creative Arts te gast op Poetry Africa in Durban. Beiden hadden zich laten inspireren door Poetry International in Rotterdam, waar Breytenbach voor en na de gevangenisjaren geregeld te gast was. Literair adviseur van het evenement was Martin Mooij, directeur van Poetry International. In de eerste week van mei verzamelde een schare dichters in de havenstad aan de Indische oceaan. De burgemeesters van Rotterdam en Durban hebben het feest van de poëzie plechtig geopend. In het voorwoord van de brochure Dichters in Durban, financieel mogelijk gemaakt door Novib (’s-Gravenhage) en speciaal bij die gelegenheid uitgegeven, noteert Judith Uyterlinde dat Campert en Claus de vertegenwoordigers waren van het Nederlandse taalgebied, naast dichters van India, Egypte, Mexico, Canada, Engeland, Duitsland, Kenya, Mauritius, Nigeria, Japan en Zimbabwe. In de line-up stonden onder meer Tatamkhulu Afrika, Sujata Bhatt, Zein el-Abedin Fouad, Adrian Henri, Heather Robertson, Joachim Sartorius en Kazuku Shiraishi. Ook Zuid-Afrikaanse dichters waren te gast, onder anderen Antjie Krog, Mazisi Kunene, Gcina Mhlope, Niyi Osundare, en Wilma Stockenström. Van Breytenbach is het gedicht ‘Vuurskulp’ opgenomen in de brochure, van Claus ‘Op Thomas zijn vierde verjaardag’. Na apartheid was dit het eerste internationaal poëziefestival dat een weeklang volle zalen trok. Breytenbach was er, getuige de foto’s in deze bijdrage, met Hugo Claus en echtgenote Veerle de Wit, Remco Campert en de Mexicaanse schrijver Homero Aridjis.
Op het publieke forum en in persoonlijke gesprekken verwees Breytenbach meermaals naar zijn Vlaamse schrijfbroeder. In een gesprek dat ik op uitnodiging SASNEV (Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere, Pinelands-Cape Town) met Breytenbach had op 19 maart 2022, sprak hij met bewondering, precies zoals twintig jaar eerder in HUMO, over Hugo en Veerle. Ook in geschriften celebreerde hij de vriendschap en uitte zijn bewondering voor Claus. De zingende hand. Gedichten 2007-2016 (Podium, 2017), een poëzieselectie uit Die singende hand. Versamelde gedigte 1984-2014 (2016) met Nederlandse vertalingen van de hand van Laurens Vancrevel (Van Krevelen), bevat een reeks met ‘nomadismen’. Een motto ontleend aan Claus gaat aan de gedichten vooraf. Breytenbach haalde het citaat uit het gedicht ‘Verdwaald liedje’, in de afdeling ‘De groeten’ van de bundel In geval van nood (2004): “De mens dat arme beest / hij is er en hij is er geweest / Hij rent door alle landen / tot hij geen asem heeft / En als hij neervalt is hij bang / En bidt en blaft en beeft”.
Een van de heteroniemen van Breytenbach is naast Jan Afrika, Woordvoël en Breyten Woorddwaas, Blackface Buiteblaf of ook Bitterblaf. De lijst is uitgebreid: de schrijver gebruikte wel vaker alter ego’s. Met een soortgelijke sardonische blik, zoals die van zijn bewonderde literaire wapenbroeder Claus, blaffend maar ook intimistisch-verstild, is de dichter nadrukkelijk aanwezig in zijn poëzie. Eveneens in het schilderwerk merken we zelfportretten op en spiegelbeelden. Bijzonder aanwezig in het oeuvre zijn de metatalige gedichten, teksten over taal en dichterschap, waarin een ongebreideld geloof wordt beleden in de kracht van het woord. De dichter wisselt in De zingende hand korte aforismen af, door hem als verpersoonlijking van beweeglijkheid en de conditie van de nomade niet toevallig ‘nomadismen’ genoemd, met uitgesponnen parlandistische teksten. Beeldend en scherp geformuleerd zijn formuleringen zoals “als je een ezel naait op straat / zal zijn broek door schoffies worden gepikt”, en daaronder: “leg nooit woorden in de mond / van een dode: / dat smaakt naar ontbinding” (vertaling Vancrevel). De versregels hadden ook uit de pen van Claus kunnen komen.
Breytenbach en Claus exposeerden vele jaren voor aanvang van de tentoonstelling in het Elzenveld bij dezelfde modernistische Galerie Espace in Amsterdam. In 1964 exposeerde Juan Breyten, balling in Parijs sinds begin jaren zestig, voor het eerst in Nederland (Arnhem). Dat is het jaar van het Zuid-Afrikaans poëzie- en prozadebuut Die ysterkoei moet sweet en Katastrofes. Nog in hetzelfde jaar organiseerde Galerie Espace een eerste tentoonstelling van Breytenbachs beeldend werk. Over zijn jarenlange betrokkenheid bij en vriendschap met Eva Bendien en Rutger Noordhoek Hegt noteert Erik van den Bergh: “Galerie Espace, de oudste galerie voor moderne kunst in Nederland, werd voor Breytenbach een thuis van grote betekenis. De sfeer, door zijn collega-schilder en schrijver Henk van Woerden getypeerd als ‘zuidelijk - plattelands Frans’, was open en bood ruimte aan beeld en woord. Vele dubbeltalenten vonden in Espace dan ook hun plek; naast Breytenbach exposeerden Lucebert, Hugo Claus en Henk van Woerden veelvuldig in deze galerie”.
Vlaamse mediabelangstelling
In de ‘Uitgesoekte bibliografie’, samengesteld door Francis Galloway en Alwyn Roux en opgenomen in Woordenaar woordnar. ’n Huldiging Breyten Breytenbach (2019), staat een rubriek met ‘Onderhoude’ (pp. 389-391). In een voetnoot wordt toegelicht dat de lijst maar een selectie betreft “uit plaaslike onderhoude of berigte gebaseer op gesprekke met Breytenbach wat sedert die 1990’s oor Breytenbach in plaaslike koerante en algemene tydskrifte gepubliseer is”. Het gaat met name over schrijversinterviews verschenen in (Afrikaans- en Engelstalige) Zuid-Afrikaanse media. Het zal een aanzienlijke aanvulling betekenen ook vraaggesprekken in de internationale pers op te sporen en te bundelen. Alleen al in het Nederlandse taalgebied zijn meerdere ‘onderhoude’ of dus vraaggesprekken met Breytenbach gepubliceerd. In Vlaanderen verscheen bijvoorbeeld in juni 1974, in een speciale uitgave van De Vlaamse Gids en grotendeels aan Breytenbach gewijd, een uitgebreid interview afgenomen door Willem. M. Roggeman. Eerder hebben Julien Weverbergh (in de Vlaamse krant Vooruit, 27 oktober 1966; later gepubliceerd in Kentering, maart 1967, pp. 49-52) en Fernand Auwera in de bundel Schrijven of schieten? (1969) gesprekken met de Zuid-Afrikaanse anti-apartheidsmilitant en schrijver/schilder gepubliceerd. Bij uitbreiding zal een bibliografie bestaande uit interviews met de auteur en schilder in het transnationaal domein een meerwaarde betekenen voor een onderzoek naar de internationale beeldvorming van Breytenbach. Voor biografisch onderzoek zijn die vele interviews van bijzonder belang.
Over meer in het bijzonder Vlaamse contacten van Breytenbach is een monografie te schrijven. Aan de aanwezigheid in Nederland en vriendschapsbanden met Nederlandse schrijvers, met festivalorganisatoren en instituten zoals Poetry International of bijvoorbeeld literaire prijzen is al uitgebreid bericht. In Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (2023) en het essayboek Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (2023) verzamelde ik bio- en bibliografische aantekeningen en presenteer ik onderzoeksbevindingen. Ook in het volgende “breyvier”, De ontdekking van het eiland. breytenbachiana (2025), ga ik nog wat verder in op Breytenbach en de Lage Landen.
Kort na Breytenbachs Zuid-Afrikaans literair debuut in 1964 en in hetzelfde jaar de eerste expositie van in Nederland, raakte ook Vlaanderen geïnteresseerd in de jonge Zuid-Afrikaanse schilder en schrijver. Over Breytenbachs Belgisch poëziedebuut, met name diens betrokkenheid bij Yang Kahier. Werkschrift voor Literatuur (respectievelijk in 1966 en 1968), schreef ik in de recente opstellenbundels. Ook later onderhield Breytenbach geregeld contacten met Vlaamse schrijvers, onder wie Hugo Claus, Herman de Coninck en Eddy van Vliet. De schrijver en kunstenaar was geregeld te gast in Vlaanderen, getuige de expositie in het Elzenveld of een optreden in het Provinciaal Hof in Brugge (‘Bruggepoésie 2004’).
^Klik om te vergroten
In een omvangrijk tekstencorpus, bestaande uit publicaties van Breytenbachs hand, vraaggesprekken met de auteur en recensies over het literaire werk in Vlaamse periodieken, zijn de interviews van Herman de Coninck en Mark Schaevers in HUMO vermeldenswaard. Bij wijze van in memoriam wijd ik een paar bespiegelingen aan die destijds veelgelezen maar inmiddels in de vergetelheid geraakte publieke gesprekken.
‘U bent ook in uw poëzie nooit clean geweest’. De Coninck interviewt Breyten Breytenbach (1983)
Het interview met in de titel de uitspraak ‘Je moet zwak zijn om te kunnen overleven’ is in 2022 gebundeld in Onder literatoren. Vijfentwintig schrijversinterviews (Thomas Eyskens en Piet Piryns, red.). Aanleiding was Breytenbachs optreden op Het Andere Boek in Antwerpen, waar hij kort na zijn vrijlating uit de Pollsmoor-gevangenis in Kaapstad (december 1982), door de Vlaamse dichter en journalist De Coninck is geïnterviewd. Hij verbleef in het voorjaar van 1983 in de Lage Landen ter gelegenheid van een uitnodiging voor een optreden op Poetry International Rotterdam. Vóór zijn arrestatie en opsluiting (1975-1982) droeg Breytenbach geregeld met voordrachten en workshops bij aan Poetry International. Nadat de schrijver en politiek activist onder Franse diplomatieke druk was vrijgekomen en een paar maanden onderdak had gekregen in Zuid-Afrika, reisde hij terug naar Parijs. De optredens in Rotterdam en Antwerpen waren zijn eerste publieke verschijningen na zeven jaar van opsluiting. Hij zou trouwens pas in 1991, bijna tien jaar na zijn terugkeer in Parijs, voor een kort bezoek terugreizen naar zijn vaderland. Hierover spreekt hij met Schaevers.
In het onderhoud met De Coninck komt bijna uitsluitend het gevangenisleven ter sprake. Met uitzondering van verwijzingen naar een “poëtica [van] verval”, “liefde [als] een rottingsproces”, de “doodsobsessie” in gedichten en de invloed van het zenboeddhisme, handelt het gesprek over anti-apartheidsmilitantisme, de betrokkenheid bij de struggle als lid van Okhela (de witte tak van het ANC in Frankrijk), het verraad en de jaren van eenzame opsluiting in een isolatiecel. Vooral het persoonlijk getuigenis van Breytenbach als dissident van het apartheidsregime kan op de belangstelling rekenen van de interviewer. Zo wist ik niet dat de geheime missie van Breytenbach naar Zuid-Afrika, vermomd en met vals paspoort, vooral als doel had Steve Biko als leider van de Black Consciousness Movement en dus militant opposant van het racistisch en totalitair bewind in Pretoria, naar Europa te halen. Een missie die trouwens is mislukt.
Ik [Breytenbach] was bezig met een politieke organisatie, en op den duur vond ik dat ik niet het recht had om van andere mensen risico’s te vragen als ik er zelf geen nam. Zo hadden we toen in Europa een hoop geld kunnen krijgen om een onafhankelijke Zuid-Afrikaanse vakbond te helpen stichten ergens in Brussel of zo. Het geld was beschikbaar, maar men wou het alleen rechtstreeks in de handen van die onafhankelijke vakbondslui geven. Een van de mensen die ik in gedachten had, was Steve Biko. Wettelijk mocht hij het land niet verlaten. Dus moest ik hem met een vals paspoort naar Brussel zien te smokkelen. Mijn vrienden hadden me ervan overtuigd dat ik de enige man was die dat zou kunnen doen, vanwege mijn invloed. (p. 315)
De Coninck is niet in het bijzonder onder de indruk van de kunstenaar, veeleer portretteert hij de activist die op beschuldiging van “terroristische activiteiten” door het hooggerechtshof in Pretoria is veroordeeld tot negen jaar gevangenschap (waarvan dus zeven jaar effectief). De journalist heeft het over “gedreven, vaak slordige poëzie met altijd wel mooie lyrische uitschieters en prachtige zon- en maanbeelden”. Hij verwijst naar de pas verschenen uitgave Eklips. Die derde bundel van die ongedanste dans (1983). Overigens is hetzelfde jaar bij dezelfde uitgeverij Taurus ook (‘Yk’). Die vierde bundel van die ongedanste dans gepubliceerd. Wat nog moest verschijnen was Buffalo Bill, de tweede bundel van “die ongedanste dans” (1984), “integraal uit de gevangenis gesmokkeld”, met verwijzingen “naar het gevangenisleven zelf, de terechtstellingen, de lotgenoten” (De Coninck). Verder noemt de interviewer Lewendood. Die eerste bundel van die ongedanste dans (Taurus 1985) en spreekt hij over “een enorm prozawerk op stapel, dat gewoon Boek moet gaan heten en onder meer zijn gevangenisjournaal bevat”. Het gaat met name over Boek (deel een): Dryfpunt (Taurus 1987).
‘Het bed is te klein, en de politiek tuimelt eruit’. Mark Schaevers interviewt Breyten Breytenbach (1993)
Tien jaar na het interview van De Coninck met Breytenbach, dus kort na de vrijlating, verscheen een gesprek met Mark Schaevers. Herman Selleslags maakte de foto’s. In het gesprek komen overwegend de politiek-ideologische opvattingen van Breytenbach aan bod. Literaire realisaties worden alleen zijdelings vermeld. Niet zozeer het schrijverschap of artistieke projecten verdienden een forum in HUMO, veeleer het activisme en de politieke opvattingen van Breytenbach over Zuid-Afrika. Mandela is vrijgekomen in februari 1990 en de eerste democratische verkiezingen hadden plaats op 27 april 1994. Het land was in een periode van gewelddadige transitie terechtgekomen, van apartheid naar democratie. Alleen al de romantitel boven de kop van het schrijversinterview, waarin “terrorist” is vervangen door “toerist”, is indicatief voor de teneur van het gesprek. Het gesprek handelt vooral over de visie van Breytenbach op “het Nieuwe Sarth Effrika” en over het verslag van zijn “toeristische” bezoek aan Zuid-Afrika in 1991, waarvan sprake in Terugkeer naar het paradijs (1993). Het “paradijs” in de titel, net zoals in het autobiografisch relaas van een korte bezoek aan het vaderland in 1973 in ’n Seisoen in die paradys (1976; Een seizoen in het paradijs, 1980, vertaling Hans Ester en Adriaan van Dis), moet vooral sarcastisch worden gelezen, met een duidelijke verwijzing naar Une saison en enfer van Arthur Rimbaud. Het boek met als ondertitel ‘Dagverhaal, nachttaal. Binnenreis, geschreven met gesloten ogen’ en geschreven door B.B. Lazarus (Breytenbach), is in Zuid-Afrika gecensureerd.
De “regenboognatie” in wording was voor Breytenbach niets om vrolijk van te zijn. Het vooruitzicht van een nieuw Zuid-Afrika vervulde de auteur met ambivalente gevoelens: “de vreugde terug te zijn, de opwinding over wat er misschien nog zou kunnen gebeuren, en een diepe wanhoop en ontnuchtering, een ontzettende benauwdheid en angst vanwege het geweld. Veel mensen hebben de fout gemaakt dat met de vrijlating van Mandela een nieuw tijdperk begonnen was, terwijl ik het zag als een voortzetting van de oorlog in een nieuwe gedaante”. Breytenbach kon niet meer wonen in Zuid-Afrika, ook al had Mandela hem in 1990 tijdens een staatsbezoek aan Frankrijk voorgesteld terug te keren. Op de opmerking van Mark Schaevers dat “je sterk in je schoenen moet staan om niet in te gaan op de lokroep van Mandela zélve”, reageert Breytenbach: “Je kan ook zeggen, je moet wel erg bang zijn om niet mee te gaan als de generaal zijn troepen komt mobiliseren, want daar leek het wel op. Ik weet niet of hij het echt meende, hoor. Want zijn vrienden zouden door mijn terugkeer wel eens in verlegenheid kunnen worden gebracht: dissidenten kunnen ze heel goed missen”.
De autobiografische prozatekst ‘De ware bekentenissen van een witte terrorist’ is eerst verschenen als The True Confessions of an Albino Terrorist (1984). Gerrit de Blaauw verzorgde de vertaling voor uitgeverij Van Gennep. De Nederlandse titel luidt: De ware bekentenissen van een witte terrorist gevolgd door kanttekeningen, tien gedichten en het Okhela-manifest. Adriaan van Dis vertaalde de gedichten. Kort voor de ontmoeting van Schaevers met Breytenbach in Parijs is Return to Paradise. An African Journal (1993) verschenen. Nog hetzelfde jaar verscheen de Nederlandse vertaling van Mea Flothuis: Terugkeer naar het paradijs. Een Afrikaans journaal (Van Gennep en Meulenhoff).
De terugkeer naar Zuid-Afrika in 1991 van Breyten en Yolande, na de vrijlating van ANC-leider Mandela, was de aanleiding om met de schrijver kritisch over het ANC te spreken, de politieke partij die korte tijd later alleen aan de macht zou komen in Zuid-Afrika en ten prooi zou vallen aan corruptie. Breytenbach memoreert zijn ontmoeting met Mandela in 1990, op uitnodiging van presidentsvrouw Danielle Mitterand, en latere gesprekken. Hij presenteert zijn bespiegelingen over de politieke actualiteit en schetst zijn toekomstbeeld van Zuid-Afrika. Een opmerkelijke uitspraak is: “ik kan doorgaan voor een Europeaan , maar ik voel me steeds sterker Afrikaan, geen Zuidafrikaan [sic], maar Afrikaan”. Voorts verklaart hij waarom hij na het bezoek in 1991 en de vraag van toenmalig president Mandela om terug te keren in zijn geboorteland niet langer kan aarden, laat staan creatief zijn. Alleen in Spanje, in Parijs en op het eiland Gorée (Senegal) lukte dat. Het beeld dat Breytenbach ophangt, van Afrika in het algemeen, is defaitistisch. In 1993 praatte hij over “twee miljoen illegalen uit andere Afrikaanse landen in Zuid-Afrika […]. Zuid-Afrika verliest langzamerhand de glans die het had als deel van de Eerste Wereld. Het wordt steeds meer een deel van de Derde Wereld, met alle verschrikkelijke gevolgen vandien”. Om vervolgens te stellen: “We hebben het laagste punt nog niet bereikt, de Europese belangstelling kwijnt nog verder weg, de fatalistische aanvaarding van Afrika’s lot breidt zich nog verder uit. Er wordt geen enkele doeltreffende poging aangewend om iets te doen tegen aids. De implosie van sommige Afrikaanse staten, zoals Liberia, wordt gewoon aanvaard. […] Afrika staat nog voor zes procent van de wereldeconomie… Het is totaal gemarginaliseerd, en ik zie niet hoe dat zal veranderen.”
Interessant zijn de beschouwingen die Breytenbach wijdt aan de verhouding tussen poëzie en politiek activisme: “Politiek is de kunst van het mogelijke, kunst is de noodzaak van het onmogelijke” én “Ik vind niet dat het de rol van de kunstenaar is politiek actief te zijn.” Opmerkelijk is dat in beide vraaggesprekken in HUMO met Breytenbach vooral de politieke overtuiging een forum krijgt. Ook wat de schrijver, op dat moment naast Zuid-Afrikaans ook Frans staatsburger (sinds 1983), beweert over schrijven in verschillende talen (Return to Paradise heeft hij oorspronkelijk in het Engels geschreven) én het gegeven dat hij zich “steeds sterker Afrikaan, geen Zuidafrikaan, maar Afrikaan” voelt, is tekenend voor zijn internationale erkenning. Hij sprak en schreef naast Afrikaans en Engels vloeiend Frans en kon zich makkelijk uitdrukken in Spaans en Nederlands. Behalve in Zuid-Afrika is Breytenbach met name in het Franse taalgebied een bekend schrijver, getuige de vele vertalingen die Jean Guiloineau (uit het Engels) en Georges Lory (uit het Afrikaans) van zijn werk hebben geproduceerd, de interviews en recensies, de radio- en televisieoptredens. Er moet een biografie worden geschreven over de transnationale artistieke persoonlijkheid.
Over Breytenbach en Vlaanderen is natuurlijk veel meer op te tekenen, zoals het institutioneel eredoctoraat dat hij van de Universiteit Gent op 3 december 2014 ontving, colloquia aan zijn werk gewijd (UGent, 2014 en 2019), op uitnodiging van het Gents Afrika Platform de Nelson Mandela Lezing (Aula UGent, 16 oktober 2019), en zo veel meer. Deze terugblik op twee interviews in HUMO is maar een onderdeel van de monografie die kan worden gewijd aan contacten van Breytenbach in België. Niet alleen in Zuid-Afrika, Frankrijk of Senegal, ook in Nederland en België laat de dood van Breytenbach een leemte. De titel die Schaevers gaf aan zijn biografie van Claus, De levens van Claus (2024), is tevens ook van toepassing op die kosmopolitische en prismatische figuur Breyten Breytenbach.
my dood se naam is Breyten Breytenbach
maar dis eintlik nie ter sake nie
Breyten Breytenbach, ’26 Maart 1974’ (Soos die so, 1990)
Bronnen
Breyten Breytenbach, Die singende hand. Versamelde gedigte 1984-2014. Human & Rousseau, Kaapstad, 2016.
Herman de Coninck, ‘Breyten Breytenbach: “Je moet zwak zijn om te kunnen overleven”’, in HUMO, 28 juli 1983. In Idem, Onder literatoren. Vijfentwintig schrijversinterviews. Thomas Eyskens en Piet Piryns (red.), De Arbeiderspers, Amsterdam/Antwerpen, 2022, pp. 305-320.
Francis Galloway en Alwyn Roux, ‘Uitgesoekte bibliografie’. In Francis Galloway (red.), Woordenaar woordnar. ’n Huldiging Breyten Breytenbach. Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns/Protea Boekhuis, Pretoria, 2019, pp. 344-408.
Mark Schaevers, ‘Breyten Breytenbach: “Er zijn te weinig burgers die zeggen: Godverdomme! Geen enkele zaak is 20.000 doden waard”’, in HUMO, 20 mei 1993, pp. 174-179.
*
Met dank aan Veerle de Wit voor het ter beschikking stellen van de foto’s (Durban 1997).
Het vraaggesprek van Yves T’Sjoen met Breyten Breytenbach (SASNEV, 19 maart 2022) is hier te bekijken: https://neerlandistiek.nl/2022/03/vraaggesprek-met-breyten-breytenbach-door-yves-tsjoen/
Over Breytenbach en de Lage Landen schreef ik in de opstellenbundel Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (W∞lf, Antwerpen, 2023). In 2025 verschijnt een tweede werkschrift met aantekeningen over leven en werk van Breytenbach: De ontdekking van het eiland. breytenbachiana. Het boek is een vervolg op Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (Skribis, Gent, 2023). Voor deze terugblik maakte ik gebruik van eerder gepubliceerde bijdragen in Kwintet en Breyvier.
Lees ook:
Van Claus tot Breytenbach en Krog: Voorstel voor een transnationale invloedenstudie
Durende waardering en wedersydse betrokkenheid kenmerk Breytenbach se bande met Lae Lande