Alwyn Roux is genooi om Afrikaanse letterkunde aan die Universiteit Leiden te doseer. Hy het vir Yves T’Sjoen genader om saam met hom aan die kursusmateriaal te werk.
Hulle fokus op die konsep repliek. Alwyn skryf ’n brief wat die lesingmateriaal vir die studente bevat, waarop Yves dan repliek lewer. Die studente kry beide stukke, waaroor hulle dan op hulle beurt moet antwoord as deel van hul opdragte.
Brief 2
Beste Yves
My vertrekpunt sal aanvanklik berus op algemene kennis van die (Suid-)Afrikaanse skrywer se kontakgeskiedenis met die Nederlandstalige wêrelde en met behulp van leeswerk oor daardie betrokke skrywer aangevul word. Ek vra dat jy dan ’n repliek sal lewer in antwoord op my brief wat ondersoeksmoontlikhede vir die studente oor daardie skrywer moontlik sal maak. Ons korrespondensie in Afrikaans en Nederlands sal as primêre studiemateriaal dien vir die studente en kan van bibliografiese materiaal voorsien word. Die studenteopdragte word eweneens as “replieke” gesien op ons korrespondensie. Die studente moet een essay, een groepstaak en een langer essay voltooi vanuit een of meer van die volgende kontakpunte as riglyn ter bespreking van kulturele bemiddelaars in ’n interlinguale konteks:
- Interaksie: Hoe die Nederlandstalige en Afrikaanstalige kultuuragente, onder andere outeurs, uitgewers, vertalers en resensente, die uitruiling tussen die twee taaltradisies medieer en rig.
- Internasionalisme: Hoe gehore in die twee taalgemeenskappe tekste ontvang, beide in oorspronklike en vertaalde vorms.
- Interpretasie: Wat die sosiale en politieke impak van kontak tussen die Afrikaanstalige en Nederlandstalige kultuur en literêre praktyke is.
- Intertekstualiteit: Hoe Nederlandstalige tekste na Afrikaanstalige werke verwys, en omgekeerd.
Opdrag 1 is ’n opstel van 800 tot 1 000 woorde opstel oor een van die skrywers wat in deel een van die kursus bespreek word vanuit een van die kontakpunte soos hierbo uiteengesit. Opdrag 2 is ’n groepsaanbieding (drie studente per groep) van 10 tot 15 minute oor een of meer van die DW B-digters wat gedurende deel twee van kursus bespreek word. Die finale opdrag is ’n referaat van ongeveer 3 000 tot 3 500 woorde oor een van die skrywers vanuit een of meer van die kontakpunte. Die doel van die lesingreeks is om ’n werksboek, getiteld Repliek, persklaar te maak, wat as impetus dien vir kontakstudies in Afrikaans en Nederlands, wat nie net tot studente sal spreek nie, maar ook ondersoekers in die gebied van vergelykende studies. Die beste opdragte van die Leiden-studente sal dan ook opgeneem word as deel van die gepubliseerde boek.
Ek hoor graag van jou as ’n eerste repliek op hierdie voorstel, of jy kans sien om my in hierdie verkenning te vergesel.
Met beste wense vanuit Den Haag,
Alwyn
Repliek op brief 2
Beste Alwyn
Het aandachtsgebied van de collegereeks Afrikaanse literatuur en de Lage Landen: Van de Dertigers tot hedendaagse stemmen (Universiteit Leiden) is de rijk geschakeerde en nauwelijks ontgonnen contactgeschiedenis van Afrikaanse en Nederlandse letteren. De periode die in de lessen ter sprake komt, omvat het proza en de poëzie van Dertig, met onder anderen Elisabeth Eybers, Ernst van Heerden en NP van Wyk Louw, tot een select gezelschap van hedendaagse stemmen in de Afrikaanse poëzie (o.a. Tom Dreyer, Lynthia Julius, Ronelda Kamfer, Bibi Slippers en Nathan Trantraal). Tussendoor komen canonieke stemmen aan bod, onder wie Breyten Breytenbach, Ingrid Jonker, Antjie Krog en Marlene van Niekerk. Wat deze Zuid-Afrikaanse schrijvers gemeenschappelijk hebben, is hun prominente aanwezigheid in het transnationaal domein. Indien we het internationale postuur geografisch beperken tot de Lage Landen, dan is een receptiegeschiedenis te schrijven over de diverse beelden van deze schrijvers en hun oeuvre in Nederland en Vlaanderen. Kritische ontvangst in het noorden en het zuiden van het Nederlandse taalgebied loopt langs uiteenlopende wegen: de literaire polysystemen van Nederland en Vlaanderen zijn hoe dan ook verschillend, zowel in dynamiek als structuur. Alleen de Nederlandse taal verbindt beide literaire culturen. Werk van de vermelde Afrikaanse actoren is vertaald in het Nederlands, gedichten zijn gebloemleesd of deze auteurs waren te gast in de Lage Landen: er is genoeg en vooral divers studiemateriaal voorhanden om een imagologische en vergelijkende studie te ondernemen.
Voor een geschiedschrijving van literaire contacten tussen Afrikaans en Nederlands – met “contact” als een veeleer neutraal en veelomvattend begrip (gevat in de sleutelbegrippen: “intertekstualiteit”, “interactie”, “internationalisme” en “interpretatie”) – is een transnationale studie van de door jou geselecteerde Zuid-Afrikaanse schrijvers en hun publieke presenties in het Nederlandse taalgebied van fundamenteel belang. Rekening gehouden met het gegeven dat de schrijvers en de teksten zijn gekozen verspreid in de tijd, van de jaren dertig tot vandaag, laat de historiografische benadering een wisselende dynamiek zien van interculturele contacten. De aandacht in de Lage Landen voor Afrikaanse literatuur in Zuid-Afrika is behalve esthetisch georiënteerd natuurlijk sterk bepaald door specifieke maatschappelijke, culturele en politieke omstandigheden. Die contextuele gegevens veranderen in de tijd, net zoals het literaire polysysteem van actoren en instituties, en in Zuid-Afrika respectievelijk de Lage Landen worden overwegend andere (literaire, maatschappelijk en politieke) discoursen en gesprekken gevoerd. Het werk van de Dertigers is in Nederland en België volstrekt anders gelezen dan bijvoorbeeld het oeuvre van de Sestigers Breytenbach, Jonker en Small. De beeldvorming van Afrikaanse schrijvers in de tijd van apartheid, zeker tijdens de Nederlandse culturele boycot van de jaren zeventig en tachtig, is door buitenliteraire politieke en sociale factoren uiteraard mee bepaald. De receptie in Nederland en Vlaanderen van Zuid-Afrikaanse literaire stemmen in post-1994 Zuid-Afrika, dus na apartheid en in een tijdgewricht dat ook in Europa is geassocieerd met Desmond Tutu’s befaamde “regenboognatie” en de Waarheids- en Verzoeningscommissie (TRC), laat ook weer andere patronen en accenten zien in de beeldvorming die niet uitsluitend met esthetiek, poëtica of strikt literaire vertogen te maken heeft.
Aandacht voor interculturele contacten en voor de wisselwerking tussen het Afrikaanse en Nederlandse literatuursysteem, dus de vergelijkende benadering, genereert per definitie een ander beeld dan een kritische lezing die specifiek of uitsluitend op de Afrikaanse literatuur is georiënteerd. Wanneer de taal (Afrikaans) het uitgangspunt is voor een literatuurgeschiedschrijving, of desnoods een natiestaat, wordt alleen ingegaan op een particuliere (maatschappelijk en cultureel ingebedde) literaire traditie. Een intranationale en intralinguïstische blik (i.e. uitsluitend Afrikaans in het meertalige Zuid-Afrika, Nederlands in het meertalige Nederland) levert inzichten op die met een particulier literair klimaat te maken hebben. Ook al weten we natuurlijk dat het klimaat altijd in sterke mate is bepaald door de internationale omgeving waarin literatuur wordt geproduceerd, gerecipieerd en geconsumeerd. Er wordt in die particuliere gevallen, op taal of natie gericht, aandacht besteed aan het literaire discours van een taal- of cultuurgemeenschap. Dan wordt bekeken hoe schrijvers, teksten en genres in het taalgebied met elkaar spreken en zich manifesteren op het openbare forum, hoe de organisatie van het literaire gesprek verloopt en welke de voorhanden infrastructuur is (literatuurkritiek, literatuuronderwijs, subsidiepolitiek van letterenfondsen, uitgeverij- en tijdschriftenlandschap).
Door daarentegen, of complementair, te opteren voor een transnationale lens en de transsystemische dialoog voorop te plaatsen, wordt de verstrengeling van literatuursystemen besproken: hoe literaire polysystemen van twee talen (Afrikaans en Nederlands) met elkaar in dialoog treden, welke de convergenties zijn maar dus ook de divergenties. Het diachrone perspectief legt de klemtoon op processen van cultuurtransmissie van literaire teksten, ook op canoniseringsprocessen, op het fenomeen van de “gate keeper” (of beter: de bemiddelaar), de rol van vertaling, receptie en kritiek. Niet zozeer de positie van een schrijver in een door taal en/of natie bepaalde literatuurgeschiedschrijving staat centraal, maar wel de verschuivende interactie, toenadering of verwijdering, tussen literaire culturen, met name hoe teksten en schrijvers in andere talen en culturen soms anders worden gelezen en voorgesteld dan in het broncultuurgebied.
Overwegingen die ten grondslag liggen aan een literaire contactgeschiedenis – interlinguïstisch, transversaal en transsystemisch – zijn uitgewerkt in een inleidende tekst die later dit jaar als voorwoord verschijnt in mijn boek Twee overzijden. Kronieken en tweespraken (Academia Press, Gent, 2025). De selectie van Afrikaanstalige schrijvers en teksten, zoals ze aan bod komen in de Leidse colleges, laat in het vergelijkend frame van dit onderzoeksproject de beeldvorming zien in Nederland en Vlaanderen. Eybers, Jonker, Krog en Kamfer – zo is mijn veronderstelling – worden in Zuid-Afrika anders gepercipeerd dan hier in het noorden. Alleen al de vertaalslag – op zich al een interessant onderwerp – draagt bij tot een caleidoscopische beeldvorming. Die caleidoscoop wordt bepaald door het literaire klimaat in Nederland, Vlaanderen en Zuid-Afrika, maatschappelijke en culturele inbedding van literatuur, literaire vooronderstellingen van een diverse lezerspublieken, in zoverre we dit zo generaliserend kunnen stellen, divergente lezersverwachtingen in Zuid-Afrika en in de Lage Landen, de manieren waarop Afrikaanse respectievelijk Nederlandstalige literatuur wordt bekend gesteld en gepromoot in het buitenland.
Casussen, zoals in deze cursus in Leiden, werpen alvast een licht op transnationale trajecten van schrijvers en teksten. Een vergelijkend onderzoek naar de manieren waarop deze schrijvers worden voorgesteld in Afrikaanse literatuurgeschiedenissen en hoe het oeuvre van de desbetreffende actoren wordt in beeld gebracht in de Lage Landen zal revelerende bevindingen opleveren. Er kan vertaalwetenschappelijk onderzoek worden verricht. Daarnaast zal ook vanuit vergelijkend oogpunt een receptiestudie of bijvoorbeeld literatuur-institutioneel onderzoek worden ondernomen. In het geval van een receptieonderzoek moeten behalve de vertalerspoëtica en de vertaalstrategieën de esthetica van de bespreker of recensent en de positionering van tijdschriften of boekenbijlagen in het literatuurlandschap worden verdisconteerd in het onderzoek: ze zijn op evidente redenen deel voor de beeldvorming. Aandacht kan voorts gaan naar uitgeverijstrategieën en promoteksten. Paratekstuele gegevens (periteksten en epiteksten), zoals begeleidende commentaren bij gedichten, interviews, motto’s en opdrachten bij gedichten en bijvoorbeeld (impliciete) selectiecriteria die de samenstelling van bloemlezingen mee hebben bepaald, krijgen een plaats in het onderzoek.
De beschrijving van een inter- en/of translinguïstische contactgeschiedenis is een veelomvattend en ambitieus onderzoekproject, waarbij de onderzoekers rekening dienen te houden met de specificiteit en de ontwikkeling van diverse literaire culturen. Het gaat immers over vergelijkend onderzoek met figuren en teksten die eigenzinnige parcoursen afleggen tussen culturen. Hierbij moet worden opgemerkt dat de aanwezigheid in een andere taal of cultuur ook weer een impact heeft op de presentie en receptie in het broncultuurgebied.
Gevalstudies op basis van heuristisch onderzoek, met bronnenmateriaal zoals vertalingen en receptieteksten in het andere taalgebied, leveren fundamenteel studiemateriaal voor het concipiëren van een panoramische contactgeschiedenis.
Het is uitkijken naar de werkstukken van de studenten op grond van vergelijkende gevalstudies die met hun deelonderzoek bijdragen tot het literatuur-historische project waaraan we de komende jaren werken. De methodologische vraagstukken en theoretische fundering in de begeleidende tekst fungeren als omkadering van het onderzoek en leveren de uitgangspunten voor verhalen die nog worden geschreven.
Moedig voorwaarts, mooi loop en vele groeten uit Amsterdam.
Yves