Annemarié van Niekerk in gesprek met Roemer.
Annemarié van Niekerk: De Prijs der Nederlandse letteren is de hoogste eer die een schrijver in ons taalgebied (Nederland, Vlaanderen, Suriname en de Nederlandse Antillen) kan krijgen. Ervaar je dat zelf ook zo? En wat betekent de toekenning voor jou?
Astrid H. Roemer: Het dringt misschien niet diep genoeg tot mij door wat voor een impact dergelijke literaire prijzen hebben, maar ik ben opnieuw blij verrast en ondersteboven van vreugde. Dank ben ik verschuldigd aan velen binnen het literaire- en boekenbedrijf, de media, de juryleden en mijn lieve moeder die mij zoveel jaren heeft moeten missen.
Het is jouw tweede grote eerbewijs in korte tijd: in 2016 kreeg je ook de P.C. Hooftprijs. Zie je de toekenningen ook als een gebaar in de richting van Suriname en de Surinaamse literatuur?
Ik hoop dat deze prijzen een bepaald soort perspectief openen, ja, maar niet alleen voor Surinamers en andere zogenoemde migranten die publiceren in het Nederlands. Iedereen die het publiceren van gedichten en teksten in welke vorm dan ook serieus neemt, kan de erkenning die mijn werk krijgt als extra stimulans gebruiken om vol te houden.
Je zei net dat je moeder je zoveel jaren heeft moeten missen. Maar al was je de laatste jaren fysiek niet bij haar, je was altijd in de geest bij haar en heel veel met haar bezig. Ik weet nog dat het de tweede mei was, je moeders verjaardag, toen ik een keer bij je op bezoek kwam in Gent. Zij zat in Suriname, maar toch ging je die dag bloemen voor haar kopen en vertelde me dat je het altijd op haar verjaardag deed, maakte niet uit waar ter wereld je was. Dat vond ik ontroerend. Je woont sinds kort weer in je geboorteland waar je lang niet wilde komen toen Bouterse aan de macht was. Vond je dat je kon terugkeren toen hij de laatste verkiezingen had verloren en er een andere regering kwam? Of had het met de dood van je moeder te maken?
Het onverwachte overlijden van mijn vijfennegentigjarige moeder in 2019 heeft mij als de bliksem getroffen. Ik had haar ruim negen jaren niet gezien en mijzelf voorgehouden dat zij zou wachten op mijn terugkeer naar Paramaribo om voor heel lang samen met haar te zijn. Zij heeft gewacht. Maar ik heb haar te lang laten wachten. Ze kon niet meer. Ik was te laat. En om te kunnen rouwen en om te kunnen leren omgaan met haar afwezigheid moet ik gewoon in ons geboorteland zijn. Mijn politiek engagement heeft hierbij geen rol gespeeld. Het moet de liefde zijn geweest die mij naar het oorspronkelijk huis gedreven heeft. Mijn thuis.
En daar in Paramaribo, je ‘thuis’, ga je gewoon door met schrijven – je hebt een keer gezegd dat je nooit stopt. Maar als je vanaf dit moment terugkijkt op je oeuvre, wat zie je dan als je belangrijkste werk tot dusver?
Mijn belangrijkste werk is altijd het werk dat nog moet komen. Ik heb nog een lange weg te gaan.
En mag ik vragen, waar ben je nu mee bezig?
Ik heb nog werk in portefeuille: romans, gedichten en zoveel meer. Momenteel werk ik aan een roman. Ik werk altijd, ook als ik soms uren luister naar de regen, het gekwetter van vogels hoor en staar naar tropenluchten. Hugo Claus heeft me ooit gezegd, na een podiumoptreden: ‘Astrid, echt leven levert meer geluk op dan goed schrijven’. Heer Claus had gelijk. Maar schrijven is nu eenmaal ‘écht leven’ geworden voor mij.
Behalve dat je werk literair hoog aangeschreven staat, heeft het ook een sterk emancipatorische inslag en vestigt de aandacht op de ondergeschikte positie van mensen van kleur, vrouwen, migranten en lhbt-ers. Is de bekroning ook in dat opzicht significant?
Mogelijk, maar dat weet ik niet. Schrijven is uiteraard veel meer dan broeierige thema's aan de orde stellen. Ik voel me niet een belangenbehartiger van specifieke groepen. Ik voel mij wel verbonden met burgers die worden achtergesteld om welke reden dan ook.
Eindelijk is er nu ook wereldwijde aandacht voor racisme en discriminatie, denk aan Black Lives Matter. Vind je dat we op de goede weg zijn? Of is het vooral symboolpolitiek?
Het is zeker geen symboolpolitiek, ook al is nog steeds niet de onderste steen boven. Het agressieve verzet in Nederland tegen Zwarte Piet gevoegd bij BLM straatmanifestaties wereldwijd doen vermoeden dat wij het eens zijn met elkaar: koloniaal racisme heeft lang genoeg geduurd en moet meteen ophouden. Hoe op persoonlijk niveau te genezen van etnisch-culturele voorkeuren en raciale pretenties is een proces dat langzaam op gang komt. Interetnische contacten en de niet aflatende strijd tegen armoede en andere vormen van achterstelling werpen nieuw licht op hoe wij deze aarde menselijkerwijs willen herinrichten en beheren. Ik heb vertrouwen in de toekomst van komende generaties.
Wat zijn jouw ideeën over de affaire van de Nederlandse vertaling van Amanda Gormans gedicht ‘The hill we climb’?
‘The hill we climb’ blijft een ingewikkelde kwestie ook wat de vertaalopties betreft. Ik ben van mening dat wie mij vertaalt, vooral mijn werk moet begrijpen en op professionele wijze toegankelijk moet kunnen maken in haar of zijn moedertaal. Ik word ook vertaald maar ik ken mijn vertalers niet of nauwelijks. Is goed zo.
Over ‘hills we climb’ gesproken… je hebt nogal een zwervend bestaan geleidt, bent geboren en getogen in Suriname, hebt in Nederland gewoond, daarna in Schotland en Vlaanderen. Is het een teken van iets dat je werk ook eigen is, het nomadische? Nergens anders thuis zijn dan in de taal?
‘Nergens anders thuis zijn dan in de taal’ is een optie waar ik mij goed bij voel in tijden van ongemak. Noodgedwongen hoppen van stad naar stad en van land naar land is voor mij leerrijk maar niet aangenaam geweest. In wezen ben ik iemand van ‘huis & haard’, desnoods in mijn eentje. Een reflectie van dit ‘zwervend bestaan’ is terug te vinden in mijn memoires Liefde in tijden van gebrek. Ontworteld zijn is veranderd van metafoor in werkelijkheid. Ik wil overal thuis zijn. Ergens wonen en geen eigen huis hebben bezorgt mij een nomadisch leefgevoel jaja.
Rutger Kopland heeft in een gedicht geschreven over het onbestemde verlangen dat een mens steeds voortdrijft naar ‘een lege plek om te blijven’. Ken jij dat ook? En speelt het een rol in je leven en werk?
Ik hou van het leven. Ik ben gek op de wereld en hoe deze planeet rondvliegt in de ruimte die wij mensen zo aan het verkennen zijn. Ik wil overal zijn en ja... ik wil vooral overal thuis zijn. Rutger Kopland, die ik graag lees, benoemt mijn verlangen wellicht anders. Een 'lege plek om te blijven' heb ik nodig om te kunnen schrijven en om gedichten te maken maar vooral om te kunnen reflecteren op het bestaan en juist ook op dat kleine leven van mij.
Je praat met passie. Je schrift ook met passie. Je was nog nooit zuinig met emoties in je werk. Dat is anders dan de nuchtere Hollandse mentaliteit. Voel je je als Surinaamse in dit opzicht misschien meer verwant met de gepassioneerde Zuid-Amerikaanse cultuur en literatuur? Denk bijvoorbeeld aan Garcia Marquez en anderen.
Garcia Marquez en andere Zuid-Amerikaanse kanjers heb ik pas rond mijn veertigste gelezen. Honderd jaar eenzaamheid en Liefde in tijden van cholera. Romans die mij diep hebben geraakt omdat ik mijzelf kon projecteren in de personages en in de gebeurtenissen. Het Zuid-Amerikaanse haast surrealistische bestaan ken ik. Vermoedelijk voel je de hartstocht waarmee ik mijn teksten lardeer. Ik houd van mijn personages en ik ben dol op taalgebruik. En hoe een fictief verhaal neer te zetten is gewoon een uitdaging die mij warm en levenslustig houdt.
En, ten slotte, welke schrijvers of boeken houden je warm?
Er zijn romanauteurs, dichters, filosofen, wetenschappers en andere publicisten die ik graag lees. Sommigen lijken wel mijn vrienden. Maar meer nog dan favoriete publicisten heb ik lievelingsboeken. Te veel titels om op te noemen. Ik moet de tijd nemen om te lezen wat jonge schrijvers te vertellen hebben. Bij leven en welzijn komt alles uiteindelijk goed.
Lees ook:
Persbericht: Astrid H. Roemer krijgt Prijs der Nederlandse Letteren 2021
Waarover ging de ophef rond Rijnevelds Gorman-vertaling nou écht?
Amanda Gorman: Mag slegs swart, cisgender mense swart, cisgender skrywers vertaal?
Buro: MvH