De Amerikaanse bril en andere verhalen
Robert Menasse
Oorspronkelijke titel: Ich kann jeder sagen. Erzählungen vom Ende der Nachkriegsordnung (2009)
Vertaald en inleiding: Paul Beers
Amsterdam/Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers
2021
176 blz.
Boeiende bundel met 13 goed geschreven, scherpe en vaak ook geestige verhalen, eerder gepubliceerd in De Gids, De Revisor, KortVerhaal, Maatstaf, Roodkoper, Tirade, Trouw & Yang. Knappe combinatie van persoonlijke ervaringen en maatschappelijke ontwikkelingen. De wereldgeschiedenis klinkt krachtig door in bijna alle verhalen. Hoe betrouwbaar is ons geheugen?
Opmerkelijke passages
- De Amerikaanse bril (in twee varianten) (11–22; 159–171). Over herinneringen aan de moorden op Allende, Kennedy en 11 september.
- Het einde van de hongerwinter (33-49). Een Duits-Joodse familie blikt terug op een bizarre situatie: men heeft de oorlog overleefd in het apenhuis van Artis. “Stille medeplichtigheid is misschien de ware liefde.” (41)
- Kroniek van de Girardigasse (73–80). Portret van een bordeel in Wenen. “Wenen is een stad van decors.” (79)
- De geur van geluk (81–94).
- Geluk in Luxemburg (95–98). “Een dag in Luxemburg is lang. Einstein moet in Luxemburg op het idee van de relativiteitstheorie zijn gekomen. Dat de tijd zich als het ware kan terugbuigen.” (95)
- “Je bent jong zolang je probeert jezelf ouder te maken.” (103)
- Over de DDR. “Konrad-Otto’s stelling was uitgekiend en brutaal. Hij typeerde de DDR als de grootste schrijversvereniging ter wereld, als auteursrepubliek: miljoenen mensen werden ertoe aangezet en aangemoedigd om als schrijvers te werken: te observeren, te luisteren, navraag te doen, materiaal te verzamelen, te onderzoeken, en dan alles schriftelijk vast te leggen en door te vertellen. Dit had voor de realistische literatuur een revolutie betekend en een nieuwe, geavanceerde literaire vorm opgeleverd waarvan het grondpatroon de Stasi-acte was.” (125)