De wereld op zijn kop, ontmoetingen met de Hollandse meester
Benjamin Moser
Oorspronkelijke titel: The Upside-Down World. Meetings with the Dutch Masters. (2023)
Vertaald door Toon Dohmen
Amsterdam / Antwerpen: Uitgeverij De Arbeiderspers
2023
360 blz.
Een helder, verhelderend en bijzonder aansprekend verslag van een zoektocht naar Nederlandse schilders uit de Gouden Eeuw. Samengevat in 17 schildersportretten. Rijk geïllustreerd.
- Het resultaat van een 20 jaar onderzoek (328), zeer toegankelijk, goed gedocumenteerd en persoonlijk van toon.
- Ontdekkingsreis gekoppeld aan verhuizing van de VS naar Nederland op 25-jarige leeftijd. “Twintig jaar lang, mijn halve leven inmiddels, had ik het gevoel dat deze kunstenaars mij gidsten, mij meevoerden, door hun wereld. Maar al werd hun land mij steeds vertrouwder, het was nooit mijn land – ik was en bleef een vreemdeling. (...) Een vreemdeling zijn, voelde soms alsof ik ten prooi was gevallen aan dementie. Je bent nog dezelfde persoon (...) maar je verleden is weggevaagd. Je weet niet waar mensen over praten of wie mensen zijn, en je begint je af te vragen wie je zelf bent.” (10). De titel verwijst naar zijn eigen ervaringen en naar een beeld dat oude schilders graag gebruikten: een kleine wereldbol die ondersteboven was gezet om aan te geven dat “de wereld op zijn kop is. Het is wat Nederlanders nog altijd zeggen wanneer er iets onverwachts gebeurt.” (10)
Rembrandt (15–32)
- Rembrandt had de bevrijding nodig, “meer dan enige andere kunstenaar. Hitler had hem uitgeroepen tot ‘een ware ariër en Germaan’ en onder het bewind van landverraders was hij het middelpunt geworden van een bizarre cultus, waarbij zijn geboortedag zelfs de Koninginnedag ter ere van Wilhelmina als nationale feestdag had vervangen.” (16)
- Rembrandt vooral een schilder van het duister. “Bij Rembrandt zien we meer beelden van moord, wreedheid, marteling, verkrachting, verraad, vervloekingen en dood dan bij welke andere Hollandse schilder ook – verreweg zelfs.” (17)
- “Hoewel hij in de negentiende eeuw welhaast heilig werd verklaard, ontdekten twintigste–eeuwse onderzoekers dat Rembrandt, in de woorden van Gary Schwartz, ‘een mengeling [was] van heetgebakerdheid, onbetrouwbaarheid, weerspannigheid, leugenachtigheid, rancune en laatdunkendheid’.” (24)
- “Het licht kan niet bestaan zonder het duister, deugdzaamheid niet zonder zonde. Ze lopen door elkaar in elk leven. De spanning tussen deze tegenpolen (...) was het onderwerp van Rembrandts kunst.” (31)
- Beeld van Rembrandt in de 18e eeuw negatief: spilzuchtig, betweterig, omgang met hoeren, “geldliefdig en trots”.
- “Het keerpunt in de waardering van Rembrandt kan worden toegeschreven aan de Franse Revolutie. De revolutionairen zochten naar kunst die oog had voor de gewone man (...)” (59). Verheerlijking en heiligverklaring eind negentiende eeuw (63).
Johannes Vermeer (82–99)
- “In veel opzichten is Vermeer een doodlopende straat. Hij had geen navolgers, leerlingen, nakomelingen.” (93)
- Proust over Gezicht op Delft: “het mooiste schilderij ter wereld” (96–97).
Gerard ter Borch (105–122)
- Bij het schilderen van de prins van Oranje: “De prins was bekend met de reputatie van de kunstenaar en vroeg ‘hoe veel Matressen hy te Madrid wel gehad had’. ‘Kan zyn Hoogheid’, antwoordde hy, ‘my wel zeggen hoeveel Meeren [merries] hy bereden heeft?’ ‘Ik heb dat niet onthouden om dat het buiten tel is,’ antwoordde de prins. ‘Even zoo min,’ vervolgde Ter Borch hier op, kan ik het u ook omtrent myn Matressen zeggen’.” (115)
Pieter de Hoogh (123–138)
- Hij wist meer dan enig ander kunstenaar de geest der natie leven in te blazen (128).
- Reinheid van de ziel begon met reinheid van het lichaam.
- “Men waagt het niet binnenshuis te spugen, stelde een Fransman in 1651 verbaasd vast.” (128).
- “’Niet eerder bracht een volk zoveel beelden voort van liefdevolle en tevreden gezinnen’, schrijft Sutton.” (128)
Jan Steen (155–170)
- Over leven in de brouwerij (levende eenden in de ketels) (157).
- Waarschuwingen tegen ijdelheid en onzedelijk gedrag in de wetenschap dat je toch wel in de verleiding komt (164).
Frans Hals (191–215)
- Ouders ontvluchtten Antwerpen (196).
- Veel schulden; schilderij niet toereikend om brood te betalen (196).
Pieter Saenredam (216–236)
- Bezoek aan Utrecht (1636) leverde 26 kerkinterieurs op, vijf buitenaanzichten en complete bouwtekeningen van zeven kerken (216).
Paulus Potter (233–251)
- Grote internationale erkenning (237).
- De “realistische” stier was een allegaartje, beslist geen accurate weergave (247).
Jacob van Ruisdael (252–267)
- Goethe: biedt inzicht hoever kunst kan en moet gaan (255).
- “Hij had een vlak land iets van grandeur meegegeven.” (255)
- Wellicht was hij homo (263–266).
- Wat zijn schilderijen echt bijzonder maakte: de wolken. “De luchten bieden de levendigheid en afwisseling, de dramatiek, die het land niet te bieden heeft, en zijn des te beter zichtbaar doordat het land zo vlak is (...)” (266).
Albert Eckhout (268–282)
- “... de eerste overtuigende Europese afbeeldingen van inheemse Amerikanen, in Noord– en Zuid–Amerika.” (270–272)
Rachel Ruysch (289–304)
- Enige vrouwelijk schilder in de bundel: “uitzonderlijk leven, dochter van den van de eminentste geleerden in Europa, familie van moeder ook vermaard”. “Geen Nederlandse vrouw zou ooit Ruysch’ roemrijke loopbaan evenaren.” (297)
- Veel grote bloemstillevens.
- Vader directeur van de Amsterdamse Hortus: eerste koffiestruiken uit Batavia. Cadeau aan Lodelijk XIV (1714).
- Binnen tien jaar meer dan 400 koffiehuizen in Parijs; stekjes belanden in Frans Guyana en Brazilië (299).
Lees ook:
Leesimpressie: Een verschoppeling met vuurkracht door Rémon van Gemeren