Galmende geschiedenissen
Sinan Çankaya
Amsterdam: De Bezige Bij
2025
285 blz.
Een uitdagend, soms pijnlijk boek, ook krachtige uitnodiging tot reflectie gebaseerd op veelheid van persoonlijke worstelingen en studie.
- Over bewogen zoektocht naar identiteit (152), Turkse wortels en het nationale geheugen. “Ik schrijf geen autobiografie.” (105; 260)
- “Mijn toenmalige ik is een vreemdeling wiens overwegingen ik nooit zal begrijpen.” (178)
- “De Palestijnen lagen in de dode hoek van Europa.” (10)
- Verwijzingen naar Mohamed Mbougar Sarr, De diepst verborgen herinnering van de mens (16; 130).
- Ongemakkelijke relatie met ouders, familie, partner, uitgever, universiteit, politiek. En vooral ook met zichzelf. “Ik was een halfmens, een nitwit. Een leeghoofd.” (97)
- De titel Galmende geschiedenissen is ontleend aan typering van een vriend: “Alle chaotische, onverwachtse trillingen tussen wat er in het verleden is gebeurd, en hoe dat ons in zijn greep houdt. (...) Said schreef dat de Holocaust boven Gaza hing. (...) Meerstemmigheid is een aanval op het officiële verhaal, en gaat over wat we uitsluiten. Al die verhalen die nog niet worden verteld, die worden genegeerd, verzwegen zelfs.” (212–213)
Opmerkelijke passages
- Over opgroeien in armoede. “We woonden klein en gehorig; zelfs mijn moeders baarmoeder had ik met mijn tweelingbroer gedeeld.” (28)
- “We aten plofkippen, gekke koeien, seizoensgroenten, we aten wat die week in de aanbieding was en met coupons werd afgerekend, we aten wat mijn moeder in de diepvries aantrof. Als kind had ik absoluut niet het idee dat we iets tekort kwamen. Je kunt onmogelijk iets missen als je er de woorden niet voor hebt. Veel voorwerpen en ideeën bestonden buiten ons bestaan. (...) We waren een maandinkomen verwijderd van de armoede.” (30–31)
- “Mijn natuurtalent is om de regels van een situatie aan te voelen en me daarop aan te passen. (...) Ik schaamde me voor mijn oude vrienden, mijn familie, mijn milieu, ik schaamde me voor mijzelf. Dit is klassenschaamte.” (57)
- “Mijn klassenschaamte, besefte ik later, was verweven met kleur.” (58–59)
- “Van mijn moeder moest ik een goede moslim zijn, van mijn vader een goede Turk, en ik zou ze in dit leven in beide departementen vreselijk teleurstellen.” (73)
- Over de Vrije Universiteit en banden met Israëlische instellingen (86–91): :De ironie wil dat de universiteit, de plek waar ik niet kon aarden en me nooit thuis zou voelen, de plek waar ik eens te meer een buitenstaander werd, tegelijk een buitengewone aantrekkingskracht op me uitoefende.” (95)
- Over de migrant: “alsjeblieft niet romantiseren” (102).
- “Morrelen aan de fundamenten van de gevestigde orde is uitputtend. En eenzaam.” (109)
- “Europa leerde mij binair denken: zwart of wit, atheïst of gelovig, enzovoorts...” (135)
- “Toegegeven, het is best prettig om religieuze mensen te wijzen op hun inconsistenties. Maar als iets onze tijd kenmerkt, dan zijn het moreel onwrikbare mensen, dat is toch zeker niet voorbehouden aan de religieuzen onder ons? Iedereen is op zijn manier een predikant, een revolutionair, mysticus, ziener, slachtoffer, ervaringsdeskundige. Iedereen denkt de waarheid in pacht te hebben en de ergsten onder hen zijn degenen die de moraal hebben uitbesteed aan de allerhoogste macht, wat ze volledig ontoerekeningsvatbaar maakt, zij die de leer van het eigenbelang aanhangen, de religie van het individualisme, Het Zelf.” (176)
- Over bezoek aan Auschwitz (191–208; 226– 236): “Het bezoek schudde me door elkaar.” (197) Verwijzingen naar Saul Friedländer, Arnon Grunberg en Amos Oz (198–199): “Ook ik vond het Europees geheugen zelfgenoegzaam, een moreel theater zonder politieke gevolgen.” (208)
- Over bezoek aan Westerbork (216–223): “een puinhoop van herinneringen” (217); moeizaam gesprek met gids (217–221).
- “Ik ontdekte dat het Nederlandse geheugen een mijnenveld was. De ene herinnering galmde luider dan de andere, gold als unieker, erger, belangrijker. Andere perspectieven, ander lijden werd erdoor verdrongen.” (221)
- Verwijzingen naar Gloria Wekker, Lofti el Hamidi en Anton de Kom (222–223).
- “Racisme is dat complex van ideeën dat sommige mensen hoger, en sommige mensen lager acht, waardoor mensen vergeten hoe nietig en klein ze werkelijk zijn.” (224)
- Verwijzing naar Abel Herzberg (224).
- “De naoorlogse herinneringscultuur heeft joden opgeslorpt in de leugen, of zachter gezegd, de fictie van een ‘joods–christelijke samenleving’ (...) Als jullie ons de Shoah vergeven, krijgen jullie de staat Israël cadeau.” (230).
- “'We worden bezet door de herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog. Georkestreerde herinnering en lijden zijn uiterst effectieve wapens tegen moslims, Arabieren en Palestijnen. Ook ik hoor geschiedenissen galmen. (...) Het Westen heeft allang zijn nieuwe zondebok gevonden , en witte suprematie neemt niet langer de moeite zich te verhullen.” (268–269)
- “Europa heeft zichzelf doodverklaard, en empathie en tolerantie begraven.” (270)
Lees ook:
Leesimpressie: De sleutels van het huis, een dagboek uit Gaza door Sami Al-Ajrami en Anna Lombardi