Rosa de Winter-Levy
In Birkenau, een getuigenis
Met een voorwoord van Ronit Palache
Amsterdam: Alfabet Uitgever
2023
126 blz.
Een heldere en verzorgd uitgegeven getuigenis van overleven te midden van extreme vernedering en vernietiging in Auschwitz-Birkenau. Direct na de oorlog geschreven.
- Eén van de ruim 2 200 oorlogsdagboeken en getuigenissen die het NIOD bezit. (7)
- De tekst is ook een “aanklacht tegen de vazallen, NSB'ers en landwachters van de Duitse tiran die er medeplichtig aan zijn geweest dat zovelen aan de wreedste martelingen hebben blootgestaan.” (35)
- Zorgvuldig ingeleid en gevolgd door een interview met kleinkinderen die aangeven hoezeer de oorlogservaringen ook in de derde generatie voortleven.
- Rosa verhuisde als 19-jarige naar Nederland en werd in 1928 moeder van Judy. In 1943 doken ze onder in Varsseveld (“ontvangen met een hartelijkheid die de Achterhoeker eigen is” (38).
- Ze werden op 16 juli 1944 na verraad opgepakt. Ze werden naar Westerbork gebracht (43–46), daar ontmoetten ze Anne Frank en haar ouders. Dan volgt transport – samen met de familie Frank – in september 1944 naar het oosten. De moeder van Anne Frank sterft in Rosa's armen.
- Ondanks alle ontberingen overleeft Rosa in Birkenau: “… ik weeg nog maar net 70 pond.” (76)
- Ze worden bevrijd door de Russen in januari 1945 (83–88).
- Rosa keert terug naar Nederland, hervindt haar dochter en hoort dat haar man vermoord is (98–99).
Terugblik kleinkinderen Henriette & Marcel
- Over hun grootmoeder: “Ze was wel opgewekt, maar had altijd een zware ondertoon. Een opgewekte, sombere vrouw zou je kunnen zeggen.” (104)
- Over de relatie tussen moeder en dochter die beiden Auschwitz overleefden: “Ze konden elkaar niet vasthouden, maar ook niet loslaten.” (108)
- Kleindochter Henriette: “Ik denk dat ik onbewust voor mijn ouders heb gezorgd, in plaats van andersom (...) Mijn moeder was niet dol op stambomen en foto’s. Ze stopte veel van wat ze meemaakte zó ver weg, dat wanneer ze erover sprak het leek alsof het iemand anders betrof, zo vervreemd kon ze op die momenten zijn van zichzelf. Maar erover spreken deed ze desondanks geregeld. In mijn leven ging er geen dag voorbij zonder dat het over de oorlog ging, in kleine, dagelijkse details.” (110-111)
- Kleinzoon Marcel: “Een deel van mij ís daar geweest. In Auschwitz. (...) Als ik alles weer lees en zie van wat zij hebben moeten doorstaan krijg ik echt de kriebels. Wanneer ik op televisie een vertrekkende trein zie en iemand rent daarachteraan om hem niet te missen of iemand pakt een hand vast, dan kan ik dat niet verdragen. De angst voor scheidingen en verlaten worden emotioneert me zeer.” (112)
Lees ook:
Leesimpressie: De vluchteling, de grenswacht en de rijke Jood door Arnon Grunberg