Woorden willen losjes leven, essays over schrijverschap
Virginia Woolf
Gekozen, vertaald en ingeleid door Thomas Heij en Pauline Slot
Leusden: ISVW Uitgevers
2024
285 blz.
Mooi uitgegeven bundel met 22 niet eerder in Nederland gepubliceerde essays, geschreven in de periode 1905–1940. Vooral over literatuur (o.a. over schrijverschap, recensies, essays, de biografie), maar ook over straatmuziek, schilderijen, filmkunst.
- “Essays moeten plezier opleveren. (...) Het essay dient ons vanaf het eerste woord te betoveren en pas bij het laatste woord willen we verfrist weer ontwaken.” (7; 57–58)
- “Haar schrijfstijl is zwierig maar heeft ook zwaarte. Ze schrijft delicaat, soms deftig en dromerig, maar ook met diepgang. Kundig ongekunsteld. Literaire sprezzatura.” (7)
- “Woorden willen losjes leven.” (8)
- Sterk geworteld in de Engelse literatuur, soms verwijzingen naar klassieke schrijvers, Russische of Franse auteurs.
Opmerkelijke passages
- Straatmuziek (21–30): “Een band te midden van de wilde chaos van taxi’s en koetsen zou veel effectiever zijn dan een agent; niet alleen de bestuurder maar ook het paard zou zich gedwongen zien het ritme van de dans aan te houden en in draf of galop de maat te volgen die de trompetten dicteren.” (28)
- “Als filantropen (...) in plaats van bibliotheken gratis muziek aan de armen zouden schenken, zodat de melodieën van Beethoven, Brahms en Mozart op elke straathoek kunnen klinken, zouden alle misdaad en ruzie waarschijnlijk al gauw verleden tijd zijn, en al het handwerk en al het denkwerk zouden melodieus worden verricht volgens de wetten van de muziek.” (30)
- Melodieuze meditaties (33–38). “Het intellect van de Amerikanen lijkt vreemd genoeg beschaafder, zachtaardiger en milder van toon dan het onze. En misschien is de geleerde verfijning van hun grote schrijvers het resultaat van hun vaste voornemen om buitenlanders te laten zien dat ze wel degelijk een beschaafd en intelligent volk zijn.” (36)
- Over literatuur in de victoriaanse tijd (38).
- Walt Whitman: “Spoedig zullen er geen priesters meer zijn. Hun werk zit erop. (...) Er zal een nieuwe orde opstaan en die zal bestaan uit priesters van de mensheid en ieder mens zal zijn eigen priester zijn.” (38)
- Moderne fictie (41–53): 'In iedere grote Rus lijken we de eigenschappen van een heilige te kunnen ontwaren, als heiligheid betekent: medelijden met anderen, liefde voor hen koesteren en een doel nastreven dat de zwaarste geestelijke inspanning waardig is. Het is de heilige in hen die ons in verwarring brengt door een gevoel van onze eigen ongelovige onbeduidendheid en die zoveel beroemde Engelse romans reduceert tot bladgoud en bedrog.” (52)
- Het moderne essay (55–71): “Nooit en tegelijk altijd jezelf zijn: dat is de uitdaging.” (65)
- “Schoonheid en moed zijn gevaarlijke destillaten om in anderhalve kolom te bottelen en een enkele gedachte kan zomaar, als een bruinpapieren pakje, de symmetrie in een artikel doorbreken.” (68)
- “(...) een goed essay moet altijd deze kwaliteit bezitten: het moet zijn gordijn voor de wereld trekken, maar wel een gordijn dat ons binnenhoudt, niet buitensluit.” (71)
- Rondspoken op straat. Een Londens avontuur (119–137).
- Over de schoonheid van Londen. (123) “(...) waar je goudpletters, stofplooiers en knopenbekleders vindt.” (127)
- “Tweedehands boeken zijn wilde boeken, boeken zonder thuis.” (130–132)
- Fictie als kunstvorm (139–147): “Dat fictie een vrouw is, en ook nog een vrouw die zich op de een of andere manier in de nesten heeft gewerkt, is een gedachte die vaak bij haar bewonderaars moet zijn opgekomen.” (141) “E.M. Forster kent de dame in kwestie bijzonder goed. Hij mag het gezag van de andere auteurs ontberen, maar geniet wel de privileges van de minnaar.” (141)
- De zon en de vis (149–158): “'Meer zorg is besteed aan een handvol vissen dan aan alle volkeren op aarde.” (158)
- De biografie als kunstvorm (199–211).
- Recenseren (213–230). Dickens: “Hoe kan iemand als Macready piekeren en zieden en zich ergeren aan deze luizen van de literatuur, deze ellendige wezens in mensengedaante maar met een duivelshart?” (217–218)
- De scheve toren (243–274): “De politicus beweert dat de schrijver het product is van de maatschappij waarin hij leeft, zoals een schroef het product is van de machine die schroeven maakt. De kunstenaar ziet de schrijver als een hemelse verschijning die door het luchtruim zweeft, de aarde schampt en dan oplost in het niets. Voor de psycholoog is de schrijver als een oester: voed hem gruizige feiten, prikkel hem met lelijkheid en hij zal om dat te compenseren, zoals dat heet, een pareltje produceren. De genealoog meent dat bepaalde geslachten en bepaalde families schrijvers voortbrengen zoals vijgenbomen vijgen.” (246)
- Gedachten over vrede tijdens een luchtaanval (277–285): “Hitlers worden gekweekt door onderworpenen.” (282)
Lees ook:
Leesimpressie: Ik moet u zo ontzettend veel schrijven door Franz Kafka
Leesimpressie: Elk boek is een gevaar, samengesteld en ingeleid door Ronit Palache