“Hoepel op met je begrip, we hebben er geen zin meer in.” Zo wordt het niet precies gezegd, maar meerdere keren stuit schrijver en journalist Fred de Vries in zijn nieuwe boek Wiegelied voor de witte man op een muur van cynisme en afstandelijkheid bij zijn zwarte gesprekspartners in het zuiden van de Verenigde Staten. “We hebben eeuwen van pijn, van blues, in ons bloed en daar snappen jullie toch niets van.”
Voor De Vries ligt een vergelijking met Zuid-Afrika, het land waar hij woont, Zuid-Afrika voor de hand. Daar heeft hij soortgelijke ervaringen.
Met Afrikaners, een volk op drift, (in het Afrikaans: Rigtingbedonnerd), waarin De Vries ongeveer tien jaar geleden een genuanceerd beeld schetste van de witte Afrikaanssprekende bevolkingsgroep, raakte De Vries in zowel Nederland als Zuid-Afrika bekend bij een breed publiek. Nu toerde hij door de zuidelijke staten van de Verenigde Staten om erachter te komen: wat is dat toch, die blues? Wat zijn de wortels van die pijn die tot die muziek, de blues, heeft geleid? De muziek die de oorsprong is van jazz, rock-’n-roll en noem maar op.
Als dat geen blues was…!
We beginnen bij het begin. Net als zoveel Nederlandse jongeren raakte De Vries in zijn tienerjaren in Rotterdam in de ban van blues en rock-’n-roll. Daar valt heel veel over te vertellen, maar De Vries beperkt zich tot zijn eigen herinneringen. Die zijn authentiek, maar er zou wel wat meer verteld kunnen worden.
In de eerste plaats is in het collectief van geseculariseerd Nederland blijkbaar de enorme invloed van de gospelmuziek in de kerken, die toen nog vol jongeren zaten, vergeten. Tijdens Hemelvaartsdag 1964 bijvoorbeeld stonden tienduizenden protestantse jongeren joelend en handenklappend bovenop de stoelen van de Jaarbeurs in Utrecht toen Mahalia Jackson het daverende sluitstuk was van Palaver ’64.
.........
“Het boek van De Vries komt daarmee precies op tijd. Want
waar de Verenigde Staten en Zuid-Afrika al tientallen jaren met
de zwart-witproblematiek worstelen, begint het in Nederland
nu pas echt een beetje te broeien.”
.........
Wat de blues betreft: met dank aan bijvoorbeeld Wim Noordhoek van de VPRO en de merkwaardige Amsterdamse politieman Martin van Olderen bestond er in het Amsterdamse een heuse bluesscene. Van Olderen haalde de ene na de andere (“echte, zwarte”) bluesman naar Nederland, en of ze nu Big Joe Williams of Blind John Davis heetten, het waren er tientallen en zelfs Chicago-bluesman nr. 1, Muddy Waters en zijn band, gaven een concert in Groningen. Op de VPRO-radio verhaalde Van Olderen met smaak hoe arm sommige bluesartiesten wel niet waren. In Chicago maakte hij mee dat een artiest eerst wachtte tot zijn vrouw klaar was met eten. Ze haalde na het eten het kunstgebit uit haar mond en gaf het aan haar man, zodat die het in zijn mond kon stoppen en ook kon gaan eten. Een echtpaar dat met z’n tweeën één kunstgebit deelde. Als dat geen blues was…!
Vergelijking met Zuid-Afrika
Natuurlijk vermeldt De Vries terecht de invloed van de bluesmuziek op de vele blanke blues- en rock-’n-rollgroepen, niet alleen in Engeland en de Verenigde Staten, maar ook in Nederland, zoals Cuby + The Blizzards en de Bintangs. In ieder geval, veel babyboomers werden erdoor aangestoken en voor De Vries is het de aanleiding om een reis door het zuiden van de Verenigde Staten te maken. Niet alleen vanwege de muziek, maar ook vanwege het feit dat het zuiden van de Verenigde Staten het land van de segregation was (en vaak nog is). In de VS had je segregation, in Zuid-Afrika Apartheid. In de VS had je Martin Luther King, in Zuid-Afrika Nelson Mandela.
.........
“De Vries schrijft het op, maar neemt niet echt een standpunt in. Hoe kun je mensen verwijten dat ze de Holocaust niet hebben meegemaakt, verzucht hij, wanneer zwarten hem weer eens duidelijk maken dat hij het toch nooit zal snappen, omdat hij en z’n ouders en grootouders en generaties vóór hem die diepe pijn, die blues nooit hebben meegemaakt.”
.........
In de VS had je Angela Davis, in Zuid-Afrika Steve Biko. Maar een echte vergelijking tussen de VS en Zuid-Afrika wordt het boek toch niet echt. De Vries toert uitgebreid door steden en gebieden in de VS als Atlanta, Nashville, Memphis, Mississippi en New Orleans, spreekt talloze mensen, luistert naar talloze muzikanten en de namen van bekende en onbekende zangers en groepen buitelen over elkaar heen, maar als het over Zuid-Afrika gaat komt hij niet verder dan Abdullah Ibrahim, ook bekend onder de artiestennaam Dollar Brand. Zelfs namen als Hugh Masekela of Miriam Makeba komen niet voorbij. Het geeft het boek iets onevenwichtigs. Miriam Makeba, bij iedereen bekend vanwege haar Click song, die vanwege haar strijd tegen de Apartheid jarenlang in ballingschap moest leven en wier privéleven zonder meer dramatisch was (bijvoorbeeld vanwege het verlies van een kind), als dat geen blues was…
Gentrificatie
Toch is het lezen van het boek van De Vries een absolute aanrader. Het boek is soepel geschreven en probeert tot de kern te komen: waar komt die pijn die de blues verwoordt toch vandaan, waarom keren vele zwarten zich af van de blanken (“fuck you, white man”)? En is het tij nog te keren, dat wil zeggen: gaan zwart en wit steeds verder uit elkaar, of sterker, met elkaar op de vuist, of is er nog zoiets als verzoening of samenleven mogelijk? Ongemakkelijke vragen en ontmoetingen met zowel zwart als wit gaat hij niet uit de weg, en hij doet z’n uiterste best, hetgeen er soms toe leidt dat hij dagenlang doelloos in een motel rondhangt en daarna maar weer vertrekt omdat de mogelijke gesprekspartner niet thuis geeft.
Om maar een voorbeeld te geven. In Atlanta heeft De Vries een ontmoeting met Mary Hooks, vertegenwoordiger van de beweging Black Lives Matter (BLM). Tijdens haar vroege jeugd verdween de moeder van Hooks in de crackscene en ze werd opgevoed door een tante. Als tiener vond ze onderdak bij de Pinkstergemeente, maar nadat ze aan haar geloofsgenoten bekende dat ze op vrouwen viel, verliet ze de kerk noodgedwongen. Na een ontmoeting met Elaine Brown, een vrouwelijke leider uit de Black Panthers Party begon de politieke bewustwording. Mary verhuisde op een gegeven moment naar Atlanta en werd in 2009 mededirecteur van een organisatie die zich inzet voor lgbtq-belangen. Na de rechterlijke uitspraak die naar later bleek de aanleiding was voor BLM, zette Mary zich in om een BLM-chapter in Atlanta op te zetten.
.........
“In de VS had je segregation, in Zuid-Afrika Apartheid. In de VS had je Martin Luther King, in Zuid-Afrika Nelson Mandela.”
.........
Hoog op het lijstje van BLM-speerpunten staat de gentrificatie in Atlanta; het proces waar arme zwarten in arme wijken moeten plaatsmaken voor ambitieuze, jonge witten. Kinderen van welgestelde witten worden vaak in staat gesteld om betaalbare huizen in (voormalig of gedeeltelijk nog) zwarte wijken te kopen, waarna die wijken zich ontwikkelen tot hippe wijken voor de witte middenklasse. Degenen – lees: arme zwarten – die de hogere belastingen en duurdere voorzieningen niet meer op kunnen brengen, worden gedwongen naar arme wijken ver weg te verhuizen, waar de voorzieningen en het onderwijs belabberd zijn. Ook Mary’s wijk – zwart en lower class – is aangetast door het virus, zegt ze, en het maakt haar woedend. Ze vroeg aan haar nieuwe buren waarom zij in haar buurt waren komen wonen. “Zo’n white girl legde toen uit dat […] ze het zo cool vindt om met verschillende culturen samen te leven. Zóó gezellig dat je de mensen hier ’s avonds op hun veranda ziet zitten. […] En ik zei: wat jullie doen is gewoon een voorbeeld van witte suprematie. Het is een uitvloeisel van een kolonialistische, imperialistische houding en mentaliteit.” Na verloop van tijd wilde de white girl graag een zwart feest geven. Mary repliceerde: nee white girl, het is jouw rol hier niet om zwarte feesten te geven in een zwarte gemeenschap. Het goedbedoelende, christelijke buurmeisje barstte daarop in tranen uit. “Wat wil je dan?” vroeg ze. “Kom hier niet wonen”, antwoordde Mary.
Het einde van de witte man (en al die anderen)
De Vries schrijft het op, maar neemt niet echt een standpunt in. Hoe kun je mensen verwijten dat ze de Holocaust niet hebben meegemaakt, verzucht hij, wanneer zwarten hem weer eens duidelijk maken dat hij het toch nooit zal snappen, omdat hij en z’n ouders en grootouders en generaties vóór hem die diepe pijn, die blues nooit hebben meegemaakt. “Ja,’ besluit hij, “de witte man, die pocherige allesweter, die supremacist, die billenknijper, die homohater en die van empathie gespeende narcist, moet ten grave worden gedragen. Maar alle andere beknellende harnassen net zo goed. Volgens de identiteitsdoctrine had ik dit boek zelfs helemaal niet kunnen of mogen schrijven. Had ik aan dergelijke dogmatiek gehoor gegeven, dan zou ik nooit op de overeenkomsten tussen country en blues zijn gestuit en zou ik ‘zwarte pijn’ hebben afgewimpeld als aanstellerij.”
Het boek van De Vries komt daarmee precies op tijd. Want waar de Verenigde Staten en Zuid-Afrika al tientallen jaren met de zwart-witproblematiek worstelen, begint het in Nederland nu pas echt een beetje te broeien. The Black Archives of de Black Heritage Tours, een roetveeg-Piet in plaats van Zwarte Piet, de grote Suriname-tentoonstelling in de Nieuwe Kerk in Amsterdam of de tentoonstelling over de slavernij in het Rijksmuseum (in 2020), het is allemaal erg bescheiden vergeleken bij Zuid-Afrika of de Verenigde Staten. Maar het zijn signalen waar roomblank Nederland niet meer onder uit kan.
.........
Fred de Vries, Wiegelied voor de witte man
Amsterdam: Uitgeverij Nijgh & Van Ditmar
€ 22,50 (e-book € 12,99)
.........
Buro: IG