Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist III

  • 0

......

“Hoe internationaler de onderzoekfocus, hoe beter de particulariteit van de Nederlandstalige literaturen wereldwijd kan worden belicht. Globalisering betekent geen onachtzaamheid voor lokale ontwikkelingen.”

......

Monoloog in vijf scherven

Ter nagedachtenis aan Hugo Brandt Corstius (1935–2014)

Op 22 en 23 november 2019 sprak ik op uitnodiging van José Vandekerckhove op de Conferentie Onderwijs Nederlands HSN, acroniem voor Het Schoolvak Nederlands. Het referaat voor de sectie Taal- en Letterkunde is gehouden in de Hogeschool Windesheim (Campus Zwolle). Met het oog op de bijeenkomst van leerkrachten en universitaire collega’s Nederlands, vakdidactici, onderwijsbegeleiders en inspectie bewerkte ik eerder gepubliceerde bijdragen over de studie van het Nederlands in de Lage Landen. Ik vulde passages aan en trachtte de bevindingen te structuren in een essay. Het essay leg ik hier voor. De coauteurs van enkele opinieteksten ben ik ten zeerste erkentelijk voor de gedachtewisseling, met name Carl de Strycker, Alicja Gescinska en Jacques van Keymeulen. Vandaag scherf 3. 

Meertaligheid en literatuuronderwijs

De Internationale Vereniging voor Neerlandistiek verwoordde in het voorjaar van 2019 in het dagblad NRC (27 maart 2019) haar standpunt over de studie van het Nederlands. Met de titel “Stop met dat ge-Calimero, Nederlands is geen kleine taal” lees ik in een ronkende volzin: “Wie de eigen taal geen plaats gunt in een internationale context, die doet zichzelf ernstig te kort”. We moeten bij wijze van “eerste stap”, zo luidt de boodschap, een “Calimero-mentaliteit” afwerpen. Vraag is of wij ons inderdaad met zijn allen in een egelstelling bevinden. We lazen de afgelopen maanden vooral veel oproepen en voorstellen van universitaire neerlandisten (taal- en letterkundigen, vakdidactici), leerkrachten, studenten en scholieren. Het vakgebied is in beweging, het beraadt zich. Het is goed in gesprek met vele betrokkenen na te denken over de opleiding Nederlands en voorstellen te formuleren voor vandaag en in de toekomst.

Wat merken we van die IVN-oproep voor “een radicaal internationaliseringsoffensief” in opleidingen Nederlands aan universiteiten in het moedertaalgebied, de zogeheten intramurale neerlandistiek? Waar is het “internationaal curriculum”? In zoverre ik het overzie, wordt Nederlandse literatuur maar beperkt in een internationaal perspectief onderwezen aan onze academische instellingen. Al weet ik dat er hier en daar een kentering is waar Nederlandse letterkunde is opgenomen in een opleiding Cultural Studies en vergelijkende literatuurwetenschap. Vraag is dan vervolgens of de letterkundige neerlandistiek nog voldoende van belang is om als dusdanig in stand te houden.

......

“In een Europese context, in de Europese Unie, met zoveel talen en inter-artistieke contacten, is het een gemiste kans aan universiteiten de studie van de Nederlandse literatuur niet van meet af aan in dat Europees en zelfs het globaal perspectief te plaatsen. Nederlands in een context van veeltaligheid.”

......

De taal- en literatuurstudie vandaag biedt gezien de soms logge opleidingsarchitecturen onverkende mogelijkheden – onderzoeksperspectieven die na ruim tien jaar sinds het Bologna-decreet (herstructurering van het hoger onderwijs in bachelor- en masteropleidingen) wellicht onvoldoende zijn geëxploiteerd. Jongeren met belangstelling voor het Nederlands bestuderen aan een Vlaamse universiteit zoals voorheen gezegd daarmee samen ook een tweede taal. Teneinde de kennis van het taalsysteem en de letterkunde te verdiepen en taalcompetenties te verwerven, volgen steeds meer jonge mensen, gesteund door een Erasmusbeurs, gedurende een semester colleges in het buitenland. We hadden nooit eerder zoveel studenten in het buitenland. Met de coronacrisis en het “social distancing” weten we niet hoe dat nu verder zal gaan.

Vanuit letterkundig opzicht presenteert een universitaire twee-talencombinatie impulsen voor een bredere internationale kijk op literaire fenomenen. Wie de Nederlandse literatuur bestudeert, volstaat al lang niet meer met een eenzijdige en uitsluitend op het eigen taal- en cultuurgebied gerichte aandacht, met alleen teksten uit de Nederlandstalige canon. In een context van globalisering, meertaligheid en interculturele relaties, vroeger en nu, is het vakgebied gebaat bij een supranationale en veeltalige benadering. Hoe internationaler de onderzoekfocus, hoe beter de particulariteit van de Nederlandstalige literaturen wereldwijd kan worden belicht. Globalisering betekent geen onachtzaamheid voor lokale ontwikkelingen. Geert Buelens hield tijdens het Colloquium Neerlandicum aan de KU Leuven (2018) een pleidooi voor vergelijkende neerlandistiek. Pieter Coupé citeert in Ons Erfdeel (2018/4) de volgende passage: het vak situeert zich “midden in de wereld […] omdat het zich talig, cultureel en geografisch altijd tot de rest van die wereld verhoudt”. De visie op Nederlandse literatuur is cultureel en geografisch bepaald. In verschillende taal- en cultuurgebieden leest men de Nederlandse literatuur anders, complementair ten opzichte van de intramurale benaderingen. Buelens stelt dat vanuit vergelijkend perspectief “het compartimentaliseren” of dus het artificieel onderverdelen van Nederlandse literatuur weinig relevant is.

......

“Nochtans is de wereld spectaculair anders geworden; vandaag beduidend ingrijpender dan gisteren. Studenten hebben vandaag andere verwachtingen dan toen.” 

......

Niet alleen wordt in opleidingen taal- en letterkunde aan Vlaamse universiteiten optimaal ingezet op kennis en kunde op het gebied van twee talen, maar door poëtica’s en esthetische paradigma’s vanuit meertalig perspectief te verkennen, met oog voor soortgelijke fenomenen in anderstalige literaturen en verschillende culturen, kan zoals gesteld de specificiteit van Nederlandse literatuur méér in reliëf worden geplaatst. Hoe verhouden literaire ontwikkelingen in ons taalgebied zich ten opzichte van anderstalige letterkundes? Het ligt voor de hand binnen een veeltalig onderzoekkader het concept van wat doorgaans met “Nederlandse literatuur” wordt aangeduid, bijvoorbeeld in opleidingscurricula, niet langer nationalistisch, of in het geval van het Nederlands monolinguïstisch, op te vatten.

Een voorbeeld. Studenten Nederlands die Frans opnemen in het studiepakket onderzoeken bijvoorbeeld neoclassicistische tendensen in Nederlandse en Vlaamse interbellumpoëzie met dichtbundels in de rugzak van Francis Jammes, Charles Péguy en Paul Verlaine of werk van de “mouvement fantaisiste” (Derème, Pellerin, Toulet). Wie het Revisor-proza of de Raster-poëzie verkent, leest idealiter vanuit comparatief standpunt ook anderstalige schrijvers van het High Modernism (Borges, Cortázar, Gombrowicz, Joyce, Kafka, Henry James, Rilke). Lezen we “Awater” van Nijhoff, dan ook “The Waste Land” van Eliot; Buysse in combinatie met Zola en Couperus; Van de Woestijne en Henri de Régnier; Marsman en August Stramm. We kunnen ons beter richten op een transnationale of veeltalige literatuurstudie en de Nederlandstalige teksten in dat perspectief belichten – zeker indien we nieuwe impulsen wensen te geven aan het universitaire letterkundeonderwijs Nederlands. In hoeverre onderscheiden Nederlandse schrijvers zich van hun Vlaamse tijdgenoten die doorgaans in hetzelfde literatuurhistorische hokje worden geplaatst? Zijn er varianten in ons cultuurgebied van esthetica’s of literaire paradigma’s die zich op hetzelfde ogenblik, vroeger of later, ook in buitenlandse literaturen hebben gemanifesteerd? Hoe verloopt het vertoog over literatuur in internationale context? Is de afbakening van Nederlandse literatuur niet veel breder dan de literatuur die in het Nederlands is geschreven? Els Andringa, Sophie Levie en Mathijs Sanders (2006) spreken over een literair veld waarin “allochtone” en “autochtone” tendensen zich gelijktijdig manifesteren. Dergelijke vragen en keuzes maken de Nederlandse literatuurstudie spannend en relevant, bijdetijds. Onze studenten worden idealiter in die trans-linguïstische (d.i. meertalige) richting opgeleid, taalgroep-overschrijdend. Velen zullen het met mij eens zijn. Waarom zien we dat niet terug in het curriculum, in onze institutionele organogrammen?

Met uw goedvinden voeg ik hier nog een paar losse gedachten aan toe. Het DNA van de taal- en letterkundige opleidingen aan Vlaamse universitaire instellingen is internationaal. In Gent zijn 29 talencombinaties mogelijk (Germaanse, Romaanse en klassieke talen), naast andere taal- en/of cultuuropleidingen (Oost-Europakunde en Slavistiek, Oosterse talen, Afrikanistiek, Indologie etc.). De studie is idealiter gericht op een horizonsverruiming van de student. Voor (de toekomst van met name) de letterkundige neerlandistiek is het een noodzaak méér in te zetten op interculturele relaties en contacten met, invloeden van en referenties aan buitenlandse literatuur. Schrijvers en teksten zwemmen immers buiten hun taalgebied. Op die manier komen voor hedendaagse studenten, met een universitaire talenopleiding in het hart van Europa, vanuit diachroon en synchroon perspectief literaire ontwikkelingen in het Nederlandse taalgebied in een meertalig, cultureel divers en multi-perspectivistisch daglicht te staan. De neerlandistiek is per definitie internationaal: ook vertaalde teksten en buitenlandse schrijvers, onderwerpen van het vertoog over literatuur in het Nederlands, behoren tot het domein van de Nederlandse letterkunde. Er liggen ongelooflijk veel kansen voor het grijpen die vandaag niet of veel te weinig worden benut.

......

“We hadden nooit eerder zoveel studenten in het buitenland. Met de coronacrisis en het ‘social distancing’ weten we niet hoe dat nu verder zal gaan.”

......

Toch durf ik te beweren dat de neerlandistiek bloeit als nooit te voren. Het is al vaker gesteld: de neerlandistiek is een kleurrijk en verkaveld landschap met, in vergelijking met decennia geleden, een ongekende dynamiek, veelzijdigheid op het gebied van methodiek en interdisciplinariteit. In letterkundige opleidingen maken we evenwel nog steeds te weinig gebruik van perspectieven en mogelijkheden: bijvoorbeeld samenwerking met neerlandici buiten het taalgebied; het buitenland waar de Nederlandse en Vlaamse literaire canon een heel andere is dan in de Lage Landen. Méér uitwisseling van studenten in beide geografische richtingen, en op het gebied van leerinhoud en leerlijnen kunnen we maar beter kiezen voor het internationaal perspectief.

In een Europese context, in de Europese Unie, met zoveel talen en inter-artistieke contacten, is het een gemiste kans aan universiteiten de studie van de Nederlandse literatuur niet van meet af aan in dat Europees en zelfs het globaal perspectief te plaatsen. Nederlands in een context van veeltaligheid. Door bewust de kaart te trekken van een internationaal lees- en onderzoekkader in meertalige opleidingen, bijgevolg de smalle en een op enkel de taal gerichte opvatting van Nederlandse literatuur open te gooien, zullen docenten en studenten de blik verruimen. Nederlandse letterkunde moet die uitdaging aangaan en zal meer dan ooit relevant en spannend zijn omdat ze beslist méér is dan de studie van Nederlandse literatuur. Ik ben het kortom eens met de IVN: “Plaats de Nederlandse taal en literatuur tegen de achtergrond van internationale onderzoekstradities; onderzoek de dynamiek tussen het Nederlands en andere talen en culturen.” Pregnante woorden. Laten we inderdaad inzetten op “aankomende neerlandici [en laat ze] uitgroeien tot zelfbewuste, globale specialisten die kunnen aansluiten bij en opereren in het wereldwijde netwerk”. Ik voeg er graag aan toe: begin met grondige kennis van de Nederlandstalige literatuur en verbreed in de opleiding geleidelijk de focus. Meertaligheid is daarvoor het voor de hand liggend instrument. Het zijn desiderata die ik vandaag node mis in de opleiding Nederlands die wij de studenten aanbieden. Opleidingsprogramma’s aan universiteiten zijn niet spectaculair anders dan in mijn studietijd, een opleiding die toch alweer dateert van de jaren tachtig van een vorige eeuw. Nochtans is de wereld spectaculair anders geworden; vandaag beduidend ingrijpender dan gisteren. Studenten hebben vandaag andere verwachtingen dan toen.

Lees ook

Gerommel in de marge, gebakkelei bezijden de maatschappelijke realiteit

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist II

Opperlandse overpeinzingen van een neerlandist IV

Buro: MvH
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top