………
“Wie zich openstelt voor een taal, ziet een hele wereld voor zich opengaan. De sociale cohesie en de verbondenheid tussen culturen en landen worden met talenkennis groter … In hoeverre kan je van een Europese Unie spreken wanneer je elkaar tussen Stockholm en Athene nauwelijks nog verstaat, tenzij in dat brokkelig Engels? Scholen en universiteiten moeten een pioniersrol spelen en in hun opleidingen investeren in meertaligheid.”
………
Monoloog in vijf scherven
Ter nagedachtenis aan Hugo Brandt Corstius (1935–2014)
Op 22 en 23 november 2019 sprak ik op uitnodiging van José Vandekerckhove op de Conferentie Onderwijs Nederlands HSN, acroniem voor Het Schoolvak Nederlands. Het referaat in de sectie Taal- en Letterkunde is gehouden in de Hogeschool Windesheim (Campus Zwolle). Met het oog op de bijeenkomst van leerkrachten en universitaire collega’s Nederlands, vakdidactici, onderwijsbegeleiders en inspectie bewerkte ik eerder gepubliceerde bijdragen over de studie van het Nederlands in de Lage Landen. Ik vulde passages aan, actualiseerde en structureerde de overpeinzingen in een essay. De bespiegeling leg ik hier voor. De coauteurs van enkele opinieteksten ben ik ten zeerste erkentelijk voor de gedachtewisseling, met name Carl de Strycker, Alicja Gescinska en Jacques van Keymeulen. Vandaag een vierde scherf.
Belang van talenstudies
Korte gedachtestrepen over het schoolvak Nederlands. Katholiek Onderwijs Vlaanderen, de katholieke onderwijskoepel, liet bij aanvang van het schooljaar 2019–2020 bij monde van directeur Lieven Boeve weten dat de eindtermen voor middelbare scholieren veeleisend zijn. Het mag naar zijn oordeel wat minder. Elke constructieve bijdrage aan het debat over de organisatie van het onderwijs is broodnodig: we hebben te maken met een nijpend lerarentekort (zeker voor bepaalde vakken, niét alleen taalvakken); over administratieve overlast wordt geklaagd; leren we de leerlingen niet vooral vaardigheden en hebben we niet te weinig tijd voor kennisverwerving en inzichten? Het debat over ons onderwijs is toe aan intensivering, want de staat van het onderwijs in Vlaanderen is zorgwekkend. Dat zal na de coronacrisis niet anders zijn dan ervoor. Ondanks alle inspanningen, fantastische leerkrachten, geëngageerde schooldirecties heeft het onderwijs nood aan een visie. En méér talen in het curriculum. Of het lager leggen van de lat een oplossing biedt, is twijfelachtig. Misschien moet het zelfs wat meer zijn; zo schreven Carl de Strycker en ik in een opinietekst. Er is niet op gereageerd door onderwijsdeskundigen-ambtenaren en beleidsverantwoordelijken. Nochtans is wat we aankaarten niet eens zo veel gevraagd.
Onheilswolken stapelen zich al een tijdlang op boven het Vlaams lager en middelbaar onderwijs. Dat blijkt uit verschillende onderzoeken. Het PISA-rapport van de OESO toont al jaren aan dat het met de taal- en leesvaardigheid van leerlingen droevig is gesteld. Begrijpend lezen gaat er aanzienlijk op achteruit en met de taalvaardigheid (laat staan de veeltaligheid) van onze jongeren is het nogal pover gesteld. Uit ander onderzoek blijkt dat Vlaamse scholieren niet bijster goed scoren voor STEM-vakken (Science, Technology, Engineering & Mathematics), alle promotie voor de bètawetenschappen ten spijt.
Taal
In de storm van mediaverontwaardiging is het voorbije jaar meermaals verwezen naar de beslissing van de onderwijskoepels om één uur per week minder Nederlands aan te bieden op onze scholen. Dat is een betreurenswaardige keuze, zeker in een regio waar de omgangstaal toch vooral het Nederlands is, en ik weet niet of de ingreep effectief is doorgevoerd bij het begin van dit schooljaar. Over de nieuw onderhandelde eindtermen, goedgekeurd door de Vlaamse regering, is ook al veel inkt gevloeid. De minister van Onderwijs in de vorige Vlaamse regering, Hilde Crevits, verdedigde zich door te verwijzen naar het kleuter- en basisonderwijs, het belang van activerend leren en bijvoorbeeld de educatieve masteropleiding die vanaf dit academiejaar aan onze universiteiten van start is gegaan. Met horten en stoten. Alleen, deze actiepunten zullen niet volstaan. Huidig minister van Onderwijs Ben Weyts heeft de beslissing genomen een taalbad te organiseren voor kleuters. Wetenschappelijk (pedagogisch) onderzoek heeft aangetoond dat dit niet zo’n goed idee is.
Taal is de motor van onze gedachten, ze bepaalt wie we zijn. Wie op taalontwikkeling bezuinigt, beknibbelt op denk- en spreekvermogen, en dus op onze toekomst.
………
“In een democratie is het van cruciaal belang te investeren in de artes liberales – sociaal en geesteswetenschappelijk onderwijs. Kritisch en breed denken, zich kunnen verplaatsen in andere perspectieven en zienswijzen, helder formuleren als uitdrukking van helder denken. Niet alleen kennis van cultuur en maatschappij is fundamenteel. Ook argumentatieleer en spreek- en schrijfvaardigheid zijn bouwstenen van een democratische samenleving.”
………
Het kabinet Ben Weyts wacht voor de komende termijn (post-corona), en dus vanaf volgend schooljaar (over dit schooljaar hebben we het niet meer), een belangrijke taak.
Vrij is te vrijblijvend
De voorbije jaren heeft het Vlaams onderwijs minder ingezet op vakken die met kritisch denken en spreken te maken hebben. Daarenboven zijn de taalvakken stilaan uitgehold geraakt, met alle respect voor de enthousiasmerende taalleerkrachten. Zij strijden vaak zoals hun collega’s tegen windmolens en krijgen te maken met administratieve rompslomp, te strikte eindtermen, veelsoortige verordeningen en decreten. Taalonderricht is verworden tot een inwisselbare oefening in “kunstjes”, de toepassing van grammaticale en spellingregels, meer kunde dan kennis. Het zou “en/en” moeten zijn: kunnen en kennen. Het lezen van literaire teksten komt haast alleen nog aan bod wanneer het onderwerp van de roman maatschappelijk relevant is, indien op het eind van de week een vrij uurtje moet worden ingevuld. Maar zo’n vrij uurtje is te vrijblijvend. Het doceren van het schoolvak Nederlands vergt van de leerkracht vaardigheden en inzichten, precies zoals dat geldt voor andere vakken.
Menigte van talen
Ook meertaligheid dient meer gestimuleerd te worden op school. In onze samenleving zijn interculturaliteit en meertaligheid, zelfs intertaligheid, een dagelijkse realiteit. Taal is het cement van het maatschappelijk bestel. In een multiculturele en geglobaliseerde samenleving is het samenklinken van talen een feit. We leven in een menigte van talen. Met elkaar praten en naar de ander luisteren; dat moet jongeren op school aangeleerd worden. Waar anders? Wie talen onheus bejegent, geeft stuwkracht aan populisme, sectair of monologisch denken, en dus aan ongenuanceerd redeneren en spreken. In een democratie is het van cruciaal belang te investeren in de artes liberales – sociaal en geesteswetenschappelijk onderwijs. Kritisch en breed denken, zich kunnen verplaatsen in andere perspectieven en zienswijzen, helder formuleren als uitdrukking van helder denken. Niet alleen kennis van cultuur en maatschappij is fundamenteel. Ook argumentatieleer en spreek- en schrijfvaardigheid zijn bouwstenen van een democratische samenleving. Uiteraard hebben technische vakken, de bètawetenschappen, hun plaats in het curriculum. En natuurlijk moeten we begrip opbrengen voor het feit dat het geen sinecure is om alles ingepast te krijgen in het lessenrooster. Maar met de terugval van onze taalvaardigheid dreigt veel meer onheil. Ook andere vakken dan taalvakken, zoals geschiedenis, fysica en wiskunde, worden immers in een taal gedoceerd. Alles is taal. De macht van de taal is niet te overzien.
Interpersoonlijk begrip
Het wordt kortom hoog tijd om de taalopleiding, die in het centrum van het curriculum dient te staan van lagere en middelbare scholen, opnieuw te evalueren. Méér taal en méér talenonderricht op school is het devies. Wie zijn of haar talen goed spreekt, zal ook excelleren in andere disciplines. Wie de taal verwaarloost en maar stuntelig of krakkemikkig hanteert, doet niet enkel zichzelf maar ook de ander tekort. We bewegen ons in taal. Taal is de voedingsbron van ieder gesprek, van interpersoonlijk begrip door middel van het gesproken en geschreven woord.
Cohesie en verbondenheid
De dringende vraag is op school en aan hogescholen en universiteiten meer in te zetten op algemeen-culturele vorming en taalonderricht. In de Europese Unie worden vele talen gesproken. Ik had het er in mijn vorige derde scherf al over. Het is stuitend dat aan onze universiteiten talenstudies worden geschrapt. In Gent geen Pools of Tsjechisch meer; aan de KU Leuven is de slavistiek opgedoekt. Ook de klassieke talen staan al langer onder druk. Collega’s moesten nog niet zo heel lang geleden in opinieteksten in het verweer gaan. Dat is toch ondenkbaar? Wie zich openstelt voor een taal, ziet een hele wereld voor zich opengaan. De sociale cohesie en de verbondenheid tussen culturen en landen worden met talenkennis groter. Nogal wat talen in Europa, gesproken door miljoenen moedertaalsprekers, worden aan onze universiteiten zelfs niet (meer) bestudeerd. In hoeverre kan je van een Europese Unie spreken wanneer je elkaar tussen Stockholm en Athene nauwelijks nog verstaat, tenzij in dat brokkelig Engels? Scholen en universiteiten moeten een pioniersrol spelen en in hun opleidingen investeren in meertaligheid.
Tot nut van ’t algemeen
Het zou echter te eenzijdig zijn om alleen naar het onderwijs te kijken. Aan een beschadigingspolitiek met beschuldigende vingertjes heeft niemand wat. De terugval in taal-, lees- en spreekvaardigheid is ongetwijfeld ook te wijten aan de algehele ontlezing. Ja, er wordt sinds de digital turn anders gelezen dan twintig jaar geleden. Boeken waren vroeger een veel belangrijker tijdverdrijf en bron van ontspanning. Nu zijn er legio alternatieven. Kinderen groeien op in een wereld met kleine en grotere schermen die hen weglokken van de wereld van boeken. “Lees méér!” De slogan zou in de lijn van de pleidooien voor STEM-vakken als boodschap van al-gemeen nut de wereld ingestuurd mogen worden. Bijvoorbeeld met de versregel van Charles Ducal waarmee ik deze monoloog in vijf scherven opende: “[wij] hang[en] als een teek aan de taal”, beste lezer. Ook STEM-vakken voeden zich aan en bedienen zich in onze scholen van taal. Elke leerkracht is een taalleerkracht. Wie taalonderricht geeft, is daar nog eens speciaal voor opgeleid – sinds dit academisch jaar zelfs in een educatieve masteropleiding. Niet alle leerkrachten zijn opgeleide neerlandici, germanisten, classici of romanisten en kunnen dus zomaar een taal onderwijzen.
Lees ook
Gerommel in de marge, gebakkelei bezijden de maatschappelijke realiteit
Buro: MvH