De Africa Thesis Award van het Afrika Studiecentrum Leiden is in 2021 toegekend aan de Zuid-Afrikaanse Tamia Botes voor haar masterscriptie getiteld “Where have the midwives gone?” Everyday Histories of Voetvroue in Johannesburg. Als student antropologie aan de Universiteit van de Witwatersrand in Johannesburg verdiepte Botes zich in de levens van de zogenaamde ‘voetvroue’ uit Eldorado Park.
De jury prees de manier waarop Botes de belangrijke, maar gemarginaliseerde rol van deze ongediplomeerde verloskundigen binnen de arme gemeenschap gedocumenteerd en onder de aandacht gebracht heeft. “In haar uitstekend geschreven scriptie komen de geschiedenissen van deze Voetvroue echt tot leven”, aldus de jury. Een interview.
...
Soms laten ze toch nog sporen na, als een afdruk in het papier.
...
...
Ik beschouw mezelf niet alleen als een onderzoeker, maar ook als een vehikel dat de kennis van deze vrouwen overdraagt.
...
Hoe kwam je op het onderwerp van je scriptie, voetvroue?
Aan het begin van het derde jaar van mijn studie medische antropologie zei een witte vriendin tegen mij dat andere mensen “zoals ik” (ik zou onder apartheid als “kleurling” geclassificeerd zijn) haar een bepaald geneesmiddel hadden aangeraden, Lennon’s hoestsiroop. Ik had daar nooit bij stilgestaan, maar op dat moment realiseerde ik me dat wij thuis ook altijd Lennon’s in het medicijnenkastje hadden. Dat bracht me op het idee mijn honneursscriptie te wijden aan zorgpraktijken in gemeenschappen die vroeger als “kleurling” geclassificeerd werden, en dan met name in Eldorado Park. Tijdens dat eerste onderzoek stuitte ik op een belangrijke figuur: de voetvrou. Vervolgens heb ik twee jaar lang geprobeerd het netwerk van voetvroue in Eldorado Park zo goed mogelijk in kaart te brengen.
Je gebruikt het woord “voetvrou”. In het Nederlands kennen we het woord “vroedvrouw”. In het Afrikaans is dat “vroedvrou” geworden. Waarom dan toch deze bijzondere spelling?
Dat is een lastige kwestie, waar ik met mijn begeleiders veel over heb gediscussieerd. Maar de vrouwen die ik geïnterviewd heb, noemen zichzelf “voetvroue”. Ik heb ze ook gevraagd hoe ze het woord spelden, en het antwoord was: “Met een t.” Ik beschouw mezelf niet alleen als een onderzoeker, maar ook als een vehikel dat de kennis van deze vrouwen overdraagt. Het is dus alleen maar rechtvaardig om in mijn voorstelling zo dicht mogelijk bij hun werkelijkheid te blijven. Ik heb het bij al mijn voetvroue nagevraagd en ze waren het er unaniem over eens. Sommigen zeiden: een voetvrou zijn betekent dat mensen een beroep op je doen, het betekent letterlijk dat je loopt, dat je van huis naar huis gaat en zorg verleent. Dat is waar die ‘voet’ vandaan komt. Daarom heb ik het zo gehouden.
Wat is jouw relatie met het Afrika Studiecentrum Leiden?
Ik beschouw het als toeval of serendipiteit. Ik had de aankondiging van de scriptieprijs op het internet gelezen. Toen ik het er met mijn scriptiebegeleider, Zimitri Erasmus, over had, vertelde ze dat zij in Leiden heeft gestudeerd; ze heeft haar PhD er gedaan. Daarom heb ik mijn scriptie ingestuurd.
En nadat ik de prijs had gewonnen, moest ik een besluit nemen over de afbeelding die op het omslag zou komen. Dat herinnerde me aan een boek dat ik ooit van Zimitri gekregen heb, Koekamakranka van Vernon February. Hij was Zimitri’s promotor. En February heeft ruim dertig jaar bij het Afrika Studiecentrum gewerkt. Is het niet verstommend hoe we allemaal symbolisch met elkaar verbonden zijn?
Hoe heb je je onderzoek aangepakt? En hoe heeft de coronapandemie jouw onderzoek beïnvloed?
Aanvankelijk zou mijn onderzoek bestaan uit rechtstreekse interviews en participerende observatie, waarbij de deelnemers mij op hun wandeling door hun buurt zouden nemen zodat ze me belangrijke plekken konden aanwijzen. En toen sloeg corona toe en moest ik mijn oorspronkelijke plan totaal overboord gooien. Sommige studenten kregen van de ethische commissie nog wel toestemming voor rechtstreekse interviews. Maar omdat de vrouwen met wie ik te maken had over het algemeen de vijftig al gepasseerd waren, behoorden ze tot de risicogroep. Het zou me in juridische problemen kunnen brengen. En natuurlijk wilde ik zelf mijn deelnemers ook geen enkel risico laten lopen.
Daarom heb ik gekozen voor interviews via de telefoon of beeldscherm. Voor een deel van de voetvroue was dat geen probleem, omdat zij hier de middelen voor hadden. Maar bij anderen was het bijna onmogelijk. Ik moest via Facebook contact zoeken met familieleden of kennissen van de vrouwen om via hun apparatuur met de vrouwen te praten. Uiteindelijk kon ik mijn scriptie alleen maar baseren op de transcripties van die interviews-op-afstand. Voor etnografisch onderzoek is dat niet ideaal. Je mist er een bepaald gevoel bij.
...
Is het niet verstommend hoe we allemaal symbolisch met elkaar verbonden zijn?
...
Wat is een “voetvrou”? En wat is het verschil met een gediplomeerde verloskundige?
De voetvroue definiëren zichzelf als iemand die zorg biedt of die het leven ondersteunt. Een van hen zei: “Wij zitten in de business van het leven.” Het verschil zit in het diploma. Uit sommige gesprekken bleek dat de vrouwen het verschil tussen gediplomeerd en ongediplomeerd wel begrepen, maar dat ze er bewust voor hadden gekozen om de opleiding niet te volgen. Ik heb het niet zo op de term “ongediplomeerd”. Je kunt ook zeggen dat een voetvrou meer autonoom is.
Hoe word je een voetvrou?
Toen ik haar ernaar vroeg, vertelde de voetvrou uit Klipspruit Wes dat ze nog maar 18 jaar oud was toen er op haar deur werd geklopt en een man haar hulp inriep. Zijn vrouw stond op het punt te bevallen. Ze zei dat ze niet wist wat ze moest doen en dat hij beter een ambulance kon bellen. Toch liet ze hen binnenkomen. Ze gaf de vrouw een paar handdoeken. Op dat moment, vertelde ze, zei God tegen haar wat ze moest doen. “Geef haar sterke koffie om de pijn te verlichten!” Ze haalde de baby en dat was het begin. Er kwamen in haar familie verschillende voetvroue voor. “Ik heb het niet van hen geleerd”, zei ze, “maar het zit in mijn DNA en God zei me wat ik moest doen.”
Andere voetvroue vertelden hetzelfde. De kennis wordt via de vrouwelijke lijn overgedragen, door de moeder, een schoonzuster, tante of nicht. En het overkomt ze; zonder het te willen, worden ze in een bepaalde situatie gebracht. Maar zonder roeping van God kun je geen voetvrou worden. Het gaat zelfs zo ver dat je ziek kunt worden als je die roeping probeert te negeren.
...
“Misschien kun je iets geven om mijn pad open te houden”, zullen ze zeggen. “Geef me iets waardoor ik mijn gave kan blijven uitdelen.”
...
Welke plaats heeft een voetvrou binnen de gemeenschap?
In het begin vond ik het lastig om de voetvroue op te sporen. Jongeren weten vaak niet wie ze zijn. Maar toen ik eenmaal een netwerk had opgebouwd van vrouwen die al wat ouder waren – boven de dertig – was het makkelijk om met de voetvroue in contact te komen. Dan blijkt iedereen ze te kennen, of iemand te kennen die ze kent. Ze staan in hun gemeenschap in hoog aanzien.
Zorg verlenen doen de voetvroue zowel in hun eigen huis als bij de patiënt aan huis. De grootmoeder van een van de voetvroue die ik sprak had, had een “huishospitaal”. Vrouwen kwamen zomaar bij haar thuis opdagen, bijvoorbeeld een week voor de datum waarop ze dachten dat ze zouden bevallen, of zelfs drie maanden ervoor. Dat moet tussen 1950 en 1970 zijn geweest, een periode waarin vrouwen uit Eldorado Park geen toegang hadden tot een kraamkliniek. Deze voetvrou nam ze in huis en zorgde voor ze, zelfs tot tien dagen na de bevalling. De gemeenschap was straatarm, aan alles was gebrek. Die vrouwen kregen nog geen aardappel mee om in hun onderhoud te voorzien. Dus de voetvrou draaide voor alle kosten op.
Maar zo’n “huishospitaal” was uitzonderlijk. Wat meer voorkomt, is dat de voetvrou erbij geroepen wordt als een vrouw moet bevallen. Of ze gaat er zelf op af als ze denkt dat het ongeveer tijd is, en dan wacht ze bij de patiënt thuis tot de baby komt.
De meeste voetvroue willen geen geld aannemen, omdat ze vinden dat ze zich niet kunnen laten betalen voor een gave die ze van God gekregen hebben. Er is wel sprake van een systeem van geschenken. “Misschien kun je iets geven om mijn pad open te houden”, zullen ze zeggen. “Geef me iets waardoor ik mijn gave kan blijven uitdelen.” Dan geven de vrouwen die ze geholpen hebben wat ze kunnen missen, ook al is het maar 10 rand, wat kleingeld, eten, een kledingstuk.
Je scriptie is prachtig geschreven. Waarom vond je het uit methodologisch oogpunt nodig jezelf bijna als een personage in je scriptie op te voeren? Je beschrijft bijvoorbeeld uitvoerig hoe jij naar het huis van een voetvrou reist en hoe je door haar buurt wandelt.
Ik heb vaak bezwaar tegen de manier waarop een scriptie geschreven is. De academie kan heel kil en klinisch zijn. Het ontbreekt vaak aan hart, warmte, herkenbaarheid. Ik moet open zijn over mijn positie als onderzoeker en aan mijn lezers duidelijk maken waar ik sta. Een groot deel van mijn werk is auto-etnografisch.
Mijn eigen perspectief speelt een rol als ik etnografische data verzamel. Ik wilde de huizen in Eldorado Park bijvoorbeeld niet met een afstandelijke blik beschrijven. Ik wilde de lezer bij de hand nemen en hem of haar hetzelfde gevoel geven als ik had toen ik daar liep. Ik vind het heerlijk om daar rond te struinen. Deze gemeenschap ligt me na aan het hart. Ja, Eldorado Park is een arme gemeenschap. Ik beschrijf bijvoorbeeld een gammele buitenkraan die met een plastic melkfles bij elkaar gehouden wordt. Dat vind ik mooi. Ik vind het prachtig om te zien hoe mensen, ondanks de omstandigheden, van alles doen om hun leven te verbeteren.
De titel van je scriptie, Where Have the Midwives Gone?, suggereert dat er nu geen voetvroue in Eldorado Park meer actief zijn. Klopt dat?
Er bestaat heel weinig literatuur over de voetvroue. De belangrijkste bron is een artikel van Harriet Deacon, waarin zij schrijft dat zwarte zelfstandig werkende vroedvrouwen al sinds 1865 uit de openbare archieven verdwenen zijn. Maar Deacon heeft slechts een deel van het archief bekeken. Misschien heeft ze gelijk wat de openbare archieven betreft. Maar je komt voetvroue later nog wel tegen in medische tijdschriften en particuliere archieven. De vrouwen komen niet zelf aan het woord; er wórdt over hen geschreven. Bijvoorbeeld als een gezondheidsinspecteur een verslag schrijft over zogenaamde “medische wanpraktijken”, of als de gezondheidsraad zijn bezorgdheid uitspreekt omdat inheemse mensen voetvroue blijven bezoeken. De toon is vaak negatief en denigrerend. De voetvroue zijn niet verdwenen, maar ze zijn verkeerd voorgesteld.
Tegenwoordig vind je voetvroue vooral nog op het platteland, waar er minder medische faciliteiten zijn. Aanvankelijk dacht ik dat de voetvroue uitgestorven waren. Maar nu zou ik liever spreken van agressieve uitwissingspraktijken. De westerse gezondheidszorg rukt steeds verder op. Mensen uit de gemeenschap vertellen dat de verpleegsters in de kliniek aanraden om de medicijnen van de voetvroue niet meer te gebruiken en maar liever op de dokter te vertrouwen.
En niemand wil van de voetvroue leren. Een van hen nodigde me zelfs uit om terug te komen zodat ik het vak van haar kon leren. Anderen hadden het erover dat ze hun kennis, bijvoorbeeld over geneeskrachtige kruiden, wilden neerschrijven, zodat die bewaard zou blijven.
...
We kunnen het verleden niet ongedaan maken, maar we kunnen de voetvroue wel erkenning geven, op een gelijkwaardige en rechtvaardige manier. En in hun eigen woorden, of althans zo dicht mogelijk bij hun versie als voor mij mogelijk was.
...
Wat leert deze misrepresentatie ons over hoe het archief werkt?
Het archief is een rare plek. Ik vond het moeilijk om mijn weg erin te vinden. Het is een plaats van macht. Maar de machtigen slagen er niet altijd in om de machtelozen uit te wissen. De verhouding is meer ambigu. Het archief is een complexe en gelaagde plek. Maar het is ook een heel nuttig instrument. Ja, soms worden zaken verkeerd voorgesteld of zelfs uitgewist. Maar soms laten ze toch nog sporen na, als een afdruk in het papier.
Hoe laat dat jou zelf voelen?
Toen ik mijn begeleider de eerste versie van mijn literatuuroverzicht stuurde, kreeg ik het terug met de opmerking dat ik het eerst maar eens moest herschrijven. Het maakte me woedend om te zien hoe zogenaamd professionele historici, zoals Hariet Deacon en Charlotte Searle, het over bepaalde mensen hadden. Ik ben geneigd om me sociale kwesties sterk aan te trekken, en ik moet echt mijn best doen om een academische toon vast te houden. Ik probeer ervoor te zorgen dat mijn emoties mijn werk niet beïnvloeden. Maar ook niet tot op een punt waar het kil en harteloos wordt. Ik heb mijn tekst in de laatste versie wat lichter van toon gemaakt, maar ik denk dat je stukjes van mijn frustratie, mijn commentaar en mijn sarcasme nog wel kunt herkennen.
In je scriptie besteedt je veel aandacht aan het concept “creolisering”. Wat bedoel je daarmee en waarom is dit belangrijk?
Ik groeide op in een tijd waarin er op sociale media veel foute grappen gemaakt werden over mensen van kleur. Ook in de mainstream media overheerste het beeld dat mensen van kleur “cultuurloos” zouden zijn. Toen ik naar de universiteit ging, wilde ik dat soort denkbeelden aanvechten.
Toen ik aan mijn onderzoek begon, kon ik nergens een definitie van “colouredness” vinden. Wat was dat eigenlijk? Ik begon in te zien dat we allemaal binnen een paradigma werken waarin we raciale categorieën ongelooflijk realistisch maken. De impact van deze categorieën is enorm. We houden er niet van om in termen van raciale categorieën te praten, maar tegelijkertijd kun je niet ontkennen dat deze categorieën wel degelijk doorwerken in de ervaringen van de inwoners van een enclave als Eldorado Park.
Ik raakte geïnteresseerd in de manier waarop het concept “colouredness” in de loop van de geschiedenis telkens opnieuw is uitgevonden en verbeeld. Zo kwam ik op de term “creolisering”. Creolisering geeft uitdrukking aan dat proces van heruitvinden. Daarom is de laatste zin van mijn scriptie voor mij zo belangrijk: “When I stepped off the watch tower of race categories, I came to understand this ‘something else’ as a mengelmoes of the legacy and effects of classification and politics. This research report emphasises understanding life not by race categories but because of and despite race categories.”
Het belangrijkste wat ik van deze scriptie heb geleerd, is het loslaten van de dominante manieren om naar raciale categorieën te kijken, maar tegelijkertijd ook hun impact te doorgronden.
...
“Wij zitten in de business van het leven.”
...
Wat betekent het winnen van de Africa Thesis Award 2021 voor jouw persoonlijke leven en misschien ook voor je kansen op een academische loopbaan?
Deze prijs heeft de voetvroue academisch op de kaart gezet. We kunnen het verleden niet ongedaan maken, maar we kunnen de voetvroue wel erkenning geven, op een gelijkwaardige en rechtvaardige manier. En in hun eigen woorden, of althans zo dicht mogelijk bij hun versie als voor mij mogelijk was. Ik ben degene die deze scriptie geschreven heeft, maar ik doe mijn best om de vrouwen zelf aan het woord te laten. Mijn scriptie gaat de strijd aan met wat er in het archief geschreven staat, en daardoor ontstaat er een “levend archief”. Het is niet míjn prijs. Het is de prijs van de voetvroue. Ik ben alleen maar het vehikel.
En nu komt er zelfs een tentoonstelling over hen in het Adler Museum of Medicine, dat onderdeel is van de Universiteit van de Witwatersrand en dat de geschiedenis van de medische wetenschap in Zuid-Afrika in beeld brengt. We moeten nog kijken hoe we de tentoonstelling gaan vormgeven, want omdat de vrouwen hun werk doen zonder de verplichte papieren, kunnen ze niet herkenbaar in beeld komen. Maar daar vinden we wel iets op. Het belangrijkste is dat de verhalen van de voetvroue van Eldorado Park bewaard blijven.
- Tamia Botes’ bekroonde scriptie is te lezen via de site van het Afrika Studiecentrum.
Lees ook:
Maaike Verrips (DRONGO): "Meertaligheid is een enorm onderschat maatschappelijk verschijnsel"
Almatine Leene, Theoloog des Vaderlands 2021: "Zuid-Afrika is mijn redding geweest"