T’Sjoen vertel van uitkringende navorsing waartoe De ontdekking van het eiland lei: #1

  • 0

Deel 1:

Lees deel 2 hier.

Hoewel De ontdekking van het eiland. breytenbachiana die sluitstuk inhou van ’n trilogie oor Breyten Breytenbach, een van die grootste Afrikaanse skrywers, bied dit in werklikheid ’n verdieping en verbreding van die bestudering van hierdie betekenisvolle kontinentale stem. Die Belgiese literator Yves T’Sjoen het met Willem de Vries gesels oor sy onlangs verskene boek oor Breytenbach as deel van ’n terrein wat ryk aan geleenthede is om die veelvlakkige verhouding tussen skrywer, taal, kontinent en verbeelding verder te ondersoek. T’Sjoen vertel van die navorsing en vooruitsigte wat hierdie studieterrein ontsluit, met verdere publikasies en byeenkomste wat in die vooruitsig gestel word.

In die gang van sy skrywerskap het Breyten Breytenbach ’n prismatiese figuur geword wat uiteenlopende kontekste en leeslense op hom verenig het. Deur werk te skep wat in die sfeer van onder meer stryd en eksistensiële besinning funksioneer, het hy dié tematiek uitgebou en verruim op maniere wat dit steeds relevant en inleesbaar maak vir verskeie tydperke daarna. Gegewe die lees van sy werk in België, Nederland en Suid-Afrika, het hy as skrywer én digter ’n besonderse posisie binne die transnasionale, translinguistiese studie verkry. Hoe word hierdie dimensie in De ontdekking van het eiland ondersoek?

Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (2023, 423 blz.) en het eerste werkschrift Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (2023, 202 blz.) belichten diverse facetten van Breyten Breytenbachs literaire persoonlijkheid en zijn positie van publieke intellectueel. Vooral contacten met het Nederlandse taalgebied komen in beide uitgaven aan bod, in het bijzonder schrijvers in Nederland (Remco Campert, Gerrit Komrij, Rutger Kopland, Lucebert en H.C. Ten Berge) en Vlaanderen (Hugo Claus en Eddy van Vliet). Ook tijdschriften zoals het experimentele Raster en het Vlaamse Revolver krijgen uitgebreid aandacht.

De transnationale lens, meer bepaald de culturele cross-overs van Breytenbach en de Lage Landen, bepaalt in hoge mate mijn lezing. Ik bespreek literaire netwerken, de bemiddelende functie van de vertaler, Breytenbachs medewerking aan tijdschriften, boeken in het fonds van Nederlandse uitgeverijen, de kritische ontvangst in het doelcultuurgebied.

Het tweede werkschrift De ontdekking van het eiland. breytenbachiana (2025, 337 blz.), het recent verschenen slotdeel van mijn drieluik over Breytenbach, opent met een opstellenreeks over “Breytenbach en de Lage Landen”. De kronieken markeren een verbindingsstreep met de vorige boeken: de titels Kwintet-Breyvier-De ontdekking van het eiland haken in elkaar: in de cahiers worden losse eindjes uit Kwintet verder uitgewerkt en/of er wordt voortgebouwd op bio- en bibliografische aanzetten. In het “eilandboek” is bijvoorbeeld een tweespraak opgenomen met H.C. ten Berge, destijds redacteur van het modernistische Raster, het tijdschrift waarin de Sestiger Breytenbach in Nederland zijn eerste (Afrikaanse) gedichten publiceerde. Dat vraaggesprek bouwt voort op twee uitgebreide artikels, waarvan één bijdrage samen met Camille Bourgeus, in Kwintet. Voorts bespreek ik in deel 1 een “crossmediale dialoog” met Henk van Woerden (zie ook twee hoofdstukken over Van Woerden en Breytenbach in Breyvier), de betekenis van Breytenbachs verhalenbundel De boom achter de maan (vertaling Adriaan van Dis en Jan Louter, tekeningen van Breyten Breytenbach, Van Gennep, Amsterdam, 1974) voor het prille schrijverschap van de Nederlandse dichter Esther Jansma, in januari 2025 overleden. En verder een schrijversoptreden in Brugge (2004) op basis van een foto die de dichter Arjen Duinker deelde én een open brief van Ampie Coetzee, samensteller van de anthologie Die hand vol vere (1995) uit Breytenbachs poëzie. De Nederlandse versie van Coetzee’s “Oopmaakbrief” aan Breytenbach, die de bloemlezing uit Breytenbachs werk inleidt (blz. 17-22), is door Robert Dorsman vertaald. De tekst verscheen in het Nederlands naar aanleiding van een van de laatste optredens van Breytenbach in Rotterdam op uitnodiging van het Poetry International Festival (1996).

In mijn eilandboek heb ik de vertalers van Breytenbach in het Nederlands (Krijn Peter Hesselink en Adriaan van Dis) en in het Frans (Georges Lory) betrokken (deel 4). Eerder schonk ik al aandacht aan het vertaalwerk van Laurens van Krevelen. Doorgaans krijgen vertalers weinig aandacht in de literatuurstudie, evenmin in de navorsing over Breytenbach. Door tweespraken op te nemen met Hesselink en Lory geef ik deze vertalers een stem en verneemt de lezer meer over vertaalkeuzes en vertaalstrategieën, de dialogen met en de betrokkenheid van Breytenbach in het vertaalproces. Het hoofdstuk over Adriaan van Dis als vertaler van Breytenbach laat zien hoezeer Breytenbach al sinds de jaren zeventig aanwezig is in het Nederlands, sinds de Meulenhoff-uitgave Skryt. Om ’n sinkende skip blou te verf (1972, nawoord H.C. ten Berge), en welke bemiddelaarsrol vertalers in de constructie van een postuur vertolken. Niet te vergeten is ook de Nederlandse uitgever: na Laurens van Krevelen (uitgeverij Meulenhoff) en Rob van Gennep (uitgeverij Van Gennep) gaat het over Joost Nijsen, voormalig uitgever van Podium (Amsterdam). Ik nam een gedocumenteerd vraaggesprek op met Nijsen in het afsluitende deel van het eilandboek dat de titel kreeg: “Breytenbach en vertaling”.

De afgelopen jaren is veel aandacht gegaan naar Breytenbach in het Nederlands. Het spreekt voor zich dat de transnationale lens ook de beeldvorming en kritische receptie van Breytenbach in andere talen, zoals Engels, Frans, Spaans en zelfs Pools, betreft. Vele institutionele spelers en actoren met agency, zoals uitgevers en vertalers, bepalen de beeldformaties van een buitenlandse schrijver. Zoals je zegt moet Breytenbach worden beschouwd als prismatische figuur, niet alleen cultureel en/of politiek-ideologisch maar evenzeer vanuit linguïstisch oogpunt. In diverse taal- en cultuurgebieden is Breytenbach, meestal door bemiddeling van vertaling, op diverse manieren gelezen. De transnationale onderzoeklens laat de “prismatische” multiculturele en veeltalige beeldvorming zien die bijdraagt aan Breytenbachs internationaal postuur. Het is een belangwekkend aspect van de internationale aanwezigheid van de schrijver die vooralsnog grotendeels onderbelicht bleef.

Jy is ten nouste betrokke by die verkenning van fasette, fases en inskakelings binne hierdie verband. Wat was vir jou die sentrale vraagstelling vir De ontdekking van het eiland, dus ná Kwintet en Breyvier, en wat het jou daartoe laat besluit?

Nadat ik de academische opstellenbundel Kwintet voltooide, met een verzameling academische en journalistiek-essayistische bijdragen verspreid gepubliceerd in geaccrediteerde periodieken en op websites, ben ik de voorbije twee jaar met het Breytenbach-onderzoek verder gegaan.

In het Departement Historical Papers van de Universiteit van Witwatersrand in Johannesburg trof ik documentair materiaal aan over beide hofzaken tegen Breytenbach (1975 en 1977). De lectuur van honderden krantenknipsels en tal van andere documenten, zoals het OKHELA manifesto (door Breytenbach samengesteld en later opgenomen in The True Confessions of an Albino Terrorist, 1984), deel uitmakend van de Alexandre Moumbaris Papers, gaf aanleiding tot een reeks kronieken die als “Breytenbach notities” op Voertaal zijn geplaatst. De teksten gebaseerd op dat krantenarchief zijn aangevuld met bijdragen over onder meer Conny Braams autobiografische boek De bokkeslachter (1993; over de zaak Berend Schuitema) opgenomen in deel 2 van het eilandboek: “Breytenbach en het verzet”. Ze zijn een supplement bij Breyvier, met name de dertien uitgewerkte kronieken (op een totaal van twintig hoofdstukken) waarin wordt gereflecteerd over Breytenbachs visie op taal (Afrikaans), Afrika en kritisch burgerschap.

In 2024 reisden Mia en ik naar de West- en de Oostkust van Afrika, Accra in Ghana en Zanzibar voor de kust van Dar es Salaam, waar ik op basis van toespraken en essays verzameld in Parool/Parole (red. Francis Galloway, 2015) en ook van Afrika-gedichten van Breytenbach, onderzoek verrichtte. Deel 3 van het eilandboek handelt over “Breytenbach en Afrika”. Het merendeel van deze bespiegelingen is geschreven naar aanleiding van mijn lectuur van speeches en beschouwingen van Breytenbach over “het land van MOR” en essays in The Memory of Birds in Times of Revolution en The Middle World Quartet. De titel van het tweede werkschrift, De ontdekking van het eiland, verwijst natuurlijk naar het eiland Gorée en het GORIN (Gorée Institute), dat in 1992 op initiatief van Breytenbach en Frederik van Zyl Slabbert voor de kust van Dakar in Senegal is opgericht. Het instituut is voortgevloeid uit het bekende Dakar-beraad in 1987, waar naast leden van het in Zuid-Afrika verboden ANC, Afrikaners onder wie Breytenbach en Slabbert, de politieke transitie van apartheid naar democratie hebben voorbereid.

Het denken over Afrika in Breytenbachs verbeeldingsruimte en publieke optreden levert de fundamenten van het eilandboek. Ik wijd onder meer bespiegelingen aan het pan-Afrikaanse gedachtegoed, met referenties aan Aimé Césaire, Frantz Fanon en Léopold Senghor, Afrika-filosofieën en politieke frames die in Breytenbachs werk en denkprocessen van bijzonder belang zijn. Een tweespraak met Alwyn Roux, opgenomen in het boek, deelt inzichten over het onderwerp en is een voorzet voor een monografie over de constructie(s) van Afrika in het werk van Breytenbach.

Tevore het ons gesels oor die vormgewing en omslagkuns van Breyvier en Kwintet. Vertel asseblief oor De ontdekking van het eiland. Wat daaraan was vir jou 'n afsluiting (en hoekom), en wat dui op 'n voortsetting wat jy in ander publikasies, platforms en samewerkings voortsit en beoog?

Voor de drie boeken mocht ik telkens een schilderij van Breytenbach gebruiken. De visuele referenties verbeelden de verbindingsas tussen de boekdelen. Op het boekomslag van Breyvier staat een reproductie van ensō 5 (2019). In diezelfde door het Zen-boeddhisme geïnspireerde schilderijenreeks koos ik ensō 1 (2019) voor het coverontwerp van De ontdekking van het eiland. Ik beschouw het eilandboek als een afsluiter van een beschouwend drieluik (gecomponeerd naar analogie met een middeleeuwse triptiek, in dit geval: een academisch middenstuk en twee flankerende luiken met werkcahiers), hoewel het in strikte zin natuurlijk helemaal geen afronding kan zijn van het onderzoek en schrijfproces. Het manuscript met de eilandnotities is op 24 november 2024 voltooid, kort voordat ik van vrienden in Zuid-Afrika het bericht ontving over het overlijden van Breytenbach nog diezelfde ochtend in Parijs. Ik heb met de schrijver per mail in de loop van 2024 en ook tijdens een laatste ontmoeting in januari 2024 in Seepunt over De ontdekking van het eiland kunnen overleggen, ook over de keuze van het schilderij voor het voorplat en een geschilderd zelfportret (fragment) op de backcover van het eilandboek. Mijn voorstel was dat ik net zoals Kwintet het essayboek De ontdekking van het eiland persoonlijk zou overhandigen in Parijs. Helaas is dat niet meer gelukt.

Breyten Breytenbach en Willem de Vries

De studie over Breytenbach is kortom work in progress. Inmiddels ben ik op Voertaal gestart met de reeks “Breyten schrijven”, kronieken waarin ik blijvend aandacht vraag voor leven en werk van Breytenbach en het zogenaamde Nachleben: een eerste beschouwende tekst is geschreven naar aanleiding van de Breytenbach Poëzieprijs die in september 2025 voor het eerst wordt uitgereikt. Een tweede aflevering presenteert een transcriptie van “het laatste interview” met Breytenbach, op 19 maart 2022 op uitnodiging van SASNEV (Kaapstad), waarover jij destijds rapporteerde op Voertaal. De neerslag van het vraaggesprek verschijnt eind 2025 in een omvangrijk boek met tweespraken: Twee overzijden. Vraaggesprekken op de literaire brug tussen Afrikaans en Nederlands (Academia Press, Gent). De gesprekkenreeks op Voertaal, over enkele maanden dus in boekpublicatie, bevat in totaal 30 dialogen met schrijvers, vertalers en uitgevers: Benno Barnard, Simone Atangana Bekono, Zandra Bezuidenhout, Dominique Botha, Breyten Breytenbach, Robert Dorsman, Babs Gons, Peter Holvoet-Hanssen, Lynthia Julius, Antjie Krog, Tom Lanoye, Lisette Ma Neza, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, S.J. Naudé, Fanie Olivier, Jolyn Phillips, Alfred Schaffer, Riana Scheepers, Francois Smith, Nicol Stassen, Marlies Taljard, Marc Tritsmans, Miriam Van hee, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Eben Venter, Peter Verhelst, Gert Vlok Nel en Ingrid Winterbach.

’n Sentrale tema in Breytenbach se (diaspora-)denke oor Afrika is die ryklik geskakeerde, idiomatiese en historiese bewustheid rondom die eiland Gorée wat verweef is met Dakar, demokrasie in Suider-Afrika en met ander dele van die vasteland. Jy en Alwyn Roux by Unisa doen argivale, interpreterende en navorsingswerk in hierdie verband. Wat was tot dusver die kerninsigte in jul navorsing? Watter noemenswaardige samewerkings met persone en instellings het ontstaan en wat beoog julle oor die volgende vyf jaar in hierdie verband?

Een van mijn plannen in 2022-2023 was om samen met Breytenbach een bezoek te brengen aan het GORIN. Op 19 maart 2022 en een paar dagen later hebben we hierover nog uitgebreid gepraat. Breytenbach was zo genereus mij na afloop van het gesprek bij SASNEV het strategisch beleidsplan van het instituut ter inzage te geven alsook een paar persoonlijke boekuitgaven over het voormalige slaveneiland Gorée. Een van zijn ideeën was een Europese alliantie tot stand te brengen. Volgens Breytenbach was het voortbestaan van het GORIN afhankelijk van een internationale coöperatie met instellingen in Nederland, zoals het gerenommeerde Afrika-Studiecentrum in Leiden. Naar aanleiding van mijn lectuur van het beleidsdocument heb ik destijds bevindingen online gepubliceerd (gebundeld in Breyvier, 2023).

Alwyn Roux en ik hebben op internationale congressen meermaals een lezing verzorgd over Breytenbachs Afrika-discours (vorig jaar het IVN-congres in Nijmegen), ook op symposia van de Suid-Afrikaanse Akademie vir Wetenskap en Kuns en de Afrikaanse Letterkunde Vereniging en een Webinar “Breytenbach & his inner Africas”. De titel is geïnspireerd door het artikel “Modernities & our inner Africas” in Tydskrif vir Letterkunde (55(1), 2018, blz. 5-17.

In Tydskrif vir Nederlands en Afrikaans (26 (2019) 2, blz. 30-50) hebben Alwyn en ik in samenwerking een artikel gepubliceerd over het Afrika-discours van Breytenbach. De tekst is inmiddels gebundeld in Kwintet. Hierin verwijzen we onder meer naar het inzichtelijke hoofdstuk dat Louise Viljoen schreef over Breytenbach en Afrika in de opstellenverzameling Die mond vol vuur. Beskouings oor die werk van Breyten Breytenbach (SUN Press, Stellenbosch, 2014, blz. 57-82). Een van onze ambities is een bloemlezing samen te stellen met gedichten van Breytenbach over de verbeelding van Afrika. We treffen naast andere projecten - schrijfwerk dat in 2026 en 2027 moet resulteren in twee boeken getiteld Repliek. Trajecten van Zuid-Afrikaanse schrijvers in het Nederlands (op basis van een collegereeks Zuid-Afrikaanse Letterkunde van Alwyn Roux aan de Universiteit Leiden (februari-mei 2025), waarvoor ik een paar gastcolleges mocht verzorgen) en Repliek. Trajecten van Nederlandstalige schrijvers in Zuid-Afrika (Academia Press) - de voorbereiding voor een monografie. Naast die twee studieboeken bestemd voor universitair onderwijs schrijven Alwyn en ik gezamenlijk aan teksten over Breytenbachs visie op en (literaire) reflecties over Afrika in de verschillende genres waarin de schrijver actief was, alsook in diens schilderwerk.

In de loop van volgend jaar plan ik dan uiteindelijk het bezoek aan het archief van het GORIN en een verblijf op het eiland Gorée. We plannen aan de Universiteit Gent in 2026 ook een internationaal congres over de verbeelding van Afrika in Breytenbachs werk, met specifieke aandacht voor een intersectionele lezing van teksten uit het literaire oeuvre.

Breytenbach se konsep van die Middelwêreld is 'n deurwerkende idee wat ideëele gelaagdheid bring na ’n wêreld (veral Afrika) wat gekenmerk word deur onder meer ’n voortskuiwende metropolitaanse ingesteldheid en veral ’n nomadiese bewussyn. Hoe sien jy hierdie konsep reeds in sy leeftyd én dalk oor generasies heen internasionaal uitspeel? (Verskeie skrywers het hul skatpligtigheid aan Breytenbach erken, deels vanweë die ruimte wat sy werk vir hul eie geskep het.)

Sta mij toe twee fragmenten aan te halen uit het “Woord vooraf” in het eilandboek.

(1) “Breytenbach is niet het prototype van de schrijver die autonoom, buiten mens en wereld, zijn teksten als in zichzelf besloten kristallen presenteert. Het literaire en schilderkunstige werk dialogeert onafgebroken met de wereld rondom. De schrijver is allesbehalve een vertegenwoordiger van een dogmatische poëtica, in de betekenis van alleen op vorm en esthetiek gericht. Breytenbachs poëzie is metatalig: de dichter breekt conventionele taalgrenzen open en stelt bijgevolg de morele en ideologische denkbeelden ter discussie die eraan ten grondslag liggen. Zijn poëzie biedt een onafgebroken reflectie op de taal zelf, bij uitbreiding op mens en wereld. Het werk is daarnaast een lang uitgesponnen beschouwing over het continent Afrika, over wat hij systematisch aanduidde als de Middenwereld en haar ‘onburgers’. In dat opzicht is Breytenbachs werk actueel, zonder daarbij te vervallen in anekdotiek, directe commentaren of dagboekachtige notities. Het bevat diepzinnige beschouwingen, pregnante metaforen waarmee de wereld, de maatschappij en het culturele leven worden benaderd.

Voor een onderzoek naar de beeldvorming van Afrika in de Middenwereld-teksten, in het bijzonder de beeldconstructie van het alomtegenwoordige en betekenisvolle eiland in Breytenbachs oeuvre, moeten in The Middle World Quartet vooral in Nederlandse vertaling Woordvogel en Berichten uit de Middenwereld worden gelezen. Hierin komen opstellen voor over reizen in Afrika, beschrijvingen van mensen en onderwerpen uit het leven, reflecties over plaatselijke culturen en gebruiken. Verder zijn er opstellen met richtinggevende titels, zoals ‘Een verbeelding van Afrika’ en ‘De Afrikaner als Afrikaan’ in Berichten uit de Middenwereld en prachtige passages over Gorée in Woordwerk. Die kantskryfjoernaal van ’n swerwer (1999). Breyten Woorddwaas, een van de vele heteroniemen die de schrijver geregeld gebruikt, spreekt in zijn Middenwereldproza herhaaldelijk de ‘Lezer’ aan en deelt zijn bespiegelingen – letterlijk ‘Spiegelnotities’ – over Afrika. Zoals eerder gesteld moeten naast de lyriek en de narratieve en beschouwende teksten ook essays, toespraken en andere lezingen, onder meer verzameld in Parool/Parole, in het discursieve onderzoek worden betrokken.”

(2) “Breytenbach staat bekend als onafhankelijk, kritisch en creatief denker over Afrika. Hij manifesteert zich als homo viator, zowel in fysiek-geografische als in artistieke zin, die zich in alle genres kritisch uitspreekt over sociale wantoestanden, particuliere volksgebruiken, mythen en rituelen op het Afrikaanse continent. Hij is een schrijver en kunstenaar van Afrika, een denker die zich de verbeelding van Afrika als ultiem streven stelt, hoe uiteenlopend de voorstelling – met de nadruk op beweging en transformatie – zich ook heeft voltrokken in de loop der jaren en woorden. Breyten Woorddwaas noteert over Gorée onder meer: “Het is een eiland, een schip op zee en een plaats waar winden hun herinneringen komen koesteren en laten ritselen. Waar slavendrijver en slaaf hun speeksel en hun zaad en hun bloed hebben vermengd”. Hij stelt voorts: ‘Dus is het voor mij een plaats, een eiland van de Middenwereld, waar de dialectiek tussen ruimte en beweging kan worden uitgespeeld’. In de bundel Katalekte (2012) omschrijft het subject zich in ‘BB: Intieme en beknopte CV’ als ‘bywoner aan die Gorée Instituut op ’n vroeëre slawe-eiland / in die baai van Dakar’ (2016: 550). En in zijn ‘Letter to my daughter’ beschrijft hij een scène op Gorée tijdens de overtocht van het vasteland naar het eiland: ‘’n grys see wat teen die klipperige flanke van Gorée-eiland spoel. Klein kindertjies so raserig soos vinke het hulle eie intense verbeeldingslewe uitgespeel in die nou klipstegies tussen rooi mure […]. Op die agtergrond het ek die hipnotiserende ritme van djembes gehoor, soos elke aand wanneer daglig begin oud word oor die waters. Miskien was daar ’n verband: dat die aand nie kon aanbreek tensy die tromme pols nie’ (Breytenbach 2015: 146). Over de betekenis van het eiland voor zijn creatieve en intellectuele werk spreekt de auteur naar aanleiding van een schilderijexpositie bij Stevenson in Kaapstad (18 oktober-24 november 2018) in een uitgebreid vraaggesprek met Joost Bosland. Naar eigen zeggen heeft Breytenbach op Gorée, op het achterplat van Histoire de Gorée (Camara & De Benoist 2003) aangeduid als ‘sanctuaire africain de la douleur noire’, gedurende meer dan twee jaar langere periodes doorgebracht: ‘I actually spent more time in Gorée than away from it’ (Breytenbach 2018: 24). Het plan was zelfs om er zich blijvend te vestigen.

De Middenwereld, bevolkt door zwervers, vagebonden, dolende zielen en andere non-conformistische Middenburgers, is een biotoop waar geen compromissen worden gesloten, waar de creativiteit en de verbeelding niet aan bureaucratische en systemische banden worden gelegd. Het is precies wat Gorée, bij uitbreiding Afrika, voor het schrijvende ik betekent, wat hij de schrijvers te gast in het Gorée-instituut voorhoudt, ‘dat ze met de adem die hun werk tot leven wekt Afrika zouden moeten verbeelden’. We moeten als schrijver van Afrika ‘een horizon van verbeelding en hoop [scheppen]’. Hoe complex of hybride Afrika ook is, ‘afgrijselijkheid, waanzin en schoonheid’ – is het belangrijkste begrip van Afrika: ‘creativiteit’ (Breytenbach 2008b: 270).”

Tot slot. Het Middenwereld-discours en de belichaming van het nomadische denken, zijn inspirerend. Ik zie in de blogs die jij sinds begin dit jaar onregelmatig schrijft een voortzetting van of een inbedding in het nomadische denkproces waarvan Breytenbach een vurige pleitbezorger was. Het gaat over de positie van de “uncitizen” die zich niet laat inkapselen door systemische kaders maar die vrank en vrij in de wereld en het leven staat. In een laatkapitalistische samenleving staat hij op zijn non-conformistische eigenheid. De nomadische discursieve patronen betreffen ook het Afrikaans, door Breytenbach als creoolse taal beschouwd, en Afrika. Tom Lanoye merkte recent in een tweespraak op Voertaal op dat iedere taal in essentie creools is, in zijn woorden een “bastertaal”, en voortdurend invloeden van elders ondergaat. Een zuivere taal is een verzinsel, voor sommigen een wensdroom, een ideologisch (statisch of monologisch) construct dat in de onwelriekende adem bestaat van politiek nationalisme en een reactionair gedachtegoed.

De schrijvers, politieke denkers en filosofen die Breytenbach vermeldt in The Middle World Quartet vormen de Wall of Fame waarmee hij zich vereenzelvigde. Het vergt een studie op zich om die door Breytenbach omarmde community te situeren buiten de burgerlijke samenleving, te omschrijven. De schrijver-filosoof inspireerde beslist jongere kunstenaars in Afrika en Europa. Op zijn beurt was hij schatplichtig aan literaire schrijvers, wijsgerige en politieke denkers-auteurs in Afrika, in het Westen en in Zen-boeddhistische kringen die Breytenbachs menswording en intellectuele ontwikkeling mee hebben bepaald.

Wordt vervolgd.

Lees ook:

T'Sjoen verken komplekse, ryk nalatenskap van een van Afrika se mees enigmatiese literêre figure in De ontdekking van het eiland: #2

Breytenbach en sy innerlike Afrikas / Breytenbach en zijn innerlijke Afrikas

Durende waardering en wedersydse betrokkenheid kenmerk Breytenbach se bande met Lae Lande

Breyten schrijven #1: 'Altyd Breyten'. Breytenbach’s dream en de Afrikaanse poëzie

Breyten schrijven #2: Het laatste interview. "Ekstra spesiaal van Remco / wat sterk oorleef, dankie. En ook vir Lucebert"

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top