Zijn imitaties eigenlijk wel grappig?

  • 0

Erik van Muiswinkel / Foto: Mauritsvink, via Wikimedia Commons

Tijdens het Onze Taal-congres gunde Erik van Muiswinkel het publiek een kijkje in de keuken van de cabaretier. Een goede imitatie is gebaseerd op opmerkingsgave, vakmanschap en taal. ‘Maar waarom zou je het dóen?’

Voor liefhebbers van de Nederlandse taal is het tweejaarlijkse congres van Genootschap Onze Taal al sinds 1955 een belangrijke gebeurtenis op de sociale kalender. Op 17 juni vond in theater PHIL in Haarlem het eerste congres na de coronapandemie plaats. Een gelukkig weerzien dus, met ’s  ochtends in een uitverkochte Grote Zaal boeiende lezingen en cabaret en ’s middags verspreid door het gebouw een gevarieerd workshop-aanbod. De dag werd traditiegetrouw geopend door prinses Laurentien, die beschermvrouwe is van het 20.000 leden tellende genootschap. Eveneens volgens de traditie werd de dag aan elkaar gepraat door taalkundige en cabaretier Wim Daniëls en vond vanuit de foyer van het theater een live-uitzending plaats van het radioprogramma De Taalstaat, gepresenteerd door Frits Spits. In de foyer was ook een uitgebreide informatiemarkt te vinden.

...
Volgens Van Muiswinkel is imiteren ‘de laagste vorm van amusement’.
...

Thema van het congres dit jaar was ‘Hoor ik dat goed? – over gehoorde en ongehoorde taal’. Want, aldus de organisatie: ‘De hele dag zijn we omringd door taal: niet alleen de taal die we horen, maar ook taal die onuitgesproken blijft.’ Sprekers tijdens het ochtendprogramma waren de taalkundigen Mark Dingemanse (over ‘mm-hm’, ‘nja’ en ‘hè?’) en Jenny Audring (over ‘het meisje, die…’) en de cabaretiers Katinka Polderman (over het maken van een beslisboom) en Erik van Muiswinkel (over de kunst van het imiteren). ’s Middags konden de bezoekers onder meer kiezen uit workshops van Marjo van Koppen en Marlou Rasenberg (dierentaal), Mieke Kerkhof (taal in de spreekkamer), Bianca van der Horst (gebarentaal), Vivien Waszink (over wat je óók (al niet meer) mag zeggen), Marc van Oostendorp (het herkennen van dialecten), Yoïn van Spijk (uitspraak van oud-Nederlands) en Fieke van der Gucht (slechtnieuwsgesprekken). De dag werd afgesloten met een optreden van schrijver Rodaan Al Galidi, die in 1998 als vluchteling uit Irak naar Nederland kwam, over thuiskomen in een nieuwe taal. 

‘Imiteren is een vorm van agressie’

Anders dan bij de vorige editie van het Onze Taal-congres in 2019 viel er dit keer niet een duidelijke take-away uit de dag te destilleren. Een van de prikkelendste voordrachten kwam van cabaretier Erik van Muiswinkel. Van Muiswinkel (1961) heeft in de jaren tachtig Nederlands gestudeerd en zijn werk heeft een sterk talige inslag. Hij publiceerde meerdere boeken en won onder meer de Annie M.G. Schmidt-prijs 2001 (samen met Diederik van Vleuten, voor het beste theaterlied van het jaar) en de Musical Award 2022 (voor het best vertaalde script, voor de musical Aladdin). Gezien zijn affiniteit met taal was Van Muiswinkel, die als Haarlemmer ook nog eens een thuiswedstrijd speelde, dan ook een uitstekende keuze voor deze dag.

...
‘Als je iemand imiteert, ga je diens persoonlijke grenzen over.’
...

Van Muiswinkel begint zijn bijdrage, waarin hij voortdurend schakelt tussen zijn eigen voorkomst en het stemgebruik, de gebaren en de karakteristieke zegswijzen van door hem geïmiteerde bekende Nederlanders, met een vraag. Hoeveel mensen in de zaal zijn jonger dan 40, en wie is er ouder dan 40? Gezien het hoge aantal 40-plussers dat de hand opsteekt, kan hij zijn imitatie van Swiebertje, de held uit een populaire tv-serie uit de jaren zestig en zeventig, er nog wel een keer ingooien, concludeert Van Muiswinkel. Met dit voorbeeld laat hij zien dat een cabaretier zijn publiek moet kennen.

Imitatoren zijn niet altijd sympathieke mensen, waarschuwt Van Muiswinkel. Zelfs Adolf Hitler genoot er volgens zijn biograaf van om mensen in woord en gebaar te imiteren. Hij kon blijkbaar sprekend de Italiaanse dictator Mussolini of het geluid van mitrailleurvuur nadoen.

Ook Van Muiswinkel is geboren met het talent om te imiteren. Zo deed hij als kind in de jaren zestig al tv-personages als Swiebertje, Pipo de Clown en de indiaan Klukkluk na. Later zou hij onder meer prins Bernhard, Herman van Veen en markante figuren uit de wereld van sport en politiek aan zijn repertoire toevoegen. Hij merkte al snel dat je met zo’n personage onmiddellijk bijval uitlokt, vertelt Van Muiswinkel. Blijkbaar is herkenning heel belangrijk. Ook wordt er vaak gedacht dat iemand die goed kan imiteren erg empathisch is, omdat hij zich zo goed in een ander kan verplaatsen.

Volgens Van Muiswinkel is imiteren echter ‘de laagste vorm van amusement’. Het is ‘een vorm van agressie’, verduidelijkt hij. ‘Als je iemand imiteert, ga je diens persoonlijke grenzen over.’ Imiteren, of nabouwen, zoals een jengelend kind wel doet, wordt in gewoon gezelschap als onbeleefd gezien. Van Hitler is bekend dat hij een Mussolini-imitatie ten beste gaf onmiddellijk na hij Il Duce op de trein had gezet, op het perron en nog voor de trein met de Italiaanse leider aan boord was weggereden. Uiteraard werd er door omstanders hard om gelachen. Ze moesten wel. ‘De slachtoffers voelen zich over het algemeen betrapt,’ bekent weet Van Muiswinkel, ‘en ze vinden het over het algemeen niet leuk.’

Zelf heeft Van Muiswinkel tijdens zijn loopbaan zo’n twintig personen geïmiteerd. Zijn collega Paul Groot, onder meer bekend van de satirische tv-programma’s Kopspijkers en Koefnoen, heeft wel 120 imitaties gedaan, en Robert Paul, een imitator die in de jaren tachtig op het hoogtepunt van zijn roem was, zelfs 300.

‘Je doet het om satirische redenen’

Van de mensen die Van Muiswinkel geïmiteerd heeft, was er precies één die het leuk vond: Harry van Raaij (1936-2020), van 1996 tot 2004 voorzitter van voetbalclub PSV. ‘Een buitengewoon intelligente, gevoelige en sportieve man die er onmiddellijk de lol van inzag’, zegt Van Muiswinkel, niet zonder ironie. ‘En zijn vrouw ook – dat is heel belangrijk.’ Van Raaij heeft de cabaretier zelfs nog gevraagd om op te treden op zijn 65e verjaardag, maar dat heeft hij toch maar niet gedaan.

Een ander slachtoffer, oud-judoka Anton Geesink (1934-2010), vond het daarentegen ‘gewoon verschrikkelijk’, omdat hij naar eigen zeggen zo ‘dom’ afgeschilderd werd. ‘En dat was natuurlijk ook zo’, bevestigt Van Muiswinkel fijntjes.

Dat brengt hem op de volgende vraag: ‘Waarom zou je het doen?’ Imiteren in huiselijke kring, en vooral als kind, kan er nog mee door. ‘Maar als je het op latere leeftijd gaat doen, wordt het een beetje treurig’, vindt Van Muiswinkel. Tenzij je in het cabaret belandt, natuurlijk, laat hij er snel op volgen, ‘want dan vindt iedereen het leuk als je bekende mensen te grazen neemt.’

Iemand ‘te grazen nemen’ doe je alleen bij mensen waar iedereen een beetje een hekel aan heeft. Van Muiswinkel: ‘Je doet het om satirische redenen. Omdat je iets wil beweren, of omdat die persoon of het systeem waar hij voor staat, erom vraagt.’

Van Muiswinkel had bijvoorbeeld wel respect voor de prestaties van Anton Geesink als sportman (drie keer wereldkampioen, eenentwintig keer Europees kampioen en een keer olympisch kampioen). Maar in zijn latere leven, als lid van het Internationaal Olympisch Comité (IOC), werd Geesink een van de meest invloedrijke sportbazen ter wereld, en zwaaide hij volgens Van Muiswinkel te pas en te onpas met brieven van IOC-voorzitter Juan Antonio Samaranch, een aanhanger van dictator Franco, lid van diens fascistische partij en in de jaren zestig zelfs staatssecretaris van Sport in Franco’s regering. ‘Dat die man de baas was van het IOC, is een grof schandaal’, fulmineert Van Muiswinkel, ‘maar in de sportwereld is het vrij normaal.’

Van Muiswinkel maakte van 2000 tot 2003 deel uit van het wekelijkse satirische sportprogramma Studio Spaan. ‘Wij als linkse jongens hadden een appeltje te schillen met het IOC als organisatie – hoe die de Spelen aan bepaalde landen toewezen; hoe ze omgingen met de mensenrechtensituatie in deze landen – en Anton Geesink ontleende zijn complete status en wereldwijde invloed aan die semicriminele organisatie. Daarom moesten we hem wel kapotmaken. Ik vond het wel vervelend voor hem dat hij er op zijn oude dag nog last van had en dat mensen die filmpjes van ons maar bleven spelen. Zelfs kort na zijn overlijden kwamen ze weer op televisie.’

Sleutelwoord

Het wordt tijd voor Van Muiswinkel om, op dit Onze Taal-congres, in te gaan op techniek en taal van de imitator. Wat de techniek betreft, verwijst hij hoofdzakelijk naar twee sketches van collega-cabaretier Jochem Myjer.

 

In zijn tijd bij Studio Spaan realiseerde Van Muiswinkel zich dat hij voor elk personage een of meer sleutelwoorden moest vinden waar het publiek de uitgebeelde persoon onmiddellijk aan zou herkennen. Bij voetballer Willem van Hanegem (1944) werd dat bijvoorbeeld het woord ‘flauwekul’. In de manier waarop Van Muiswinkel dat woord uitspreekt, klinken de dialecten door van verschillende plaatsen waar Van Hanegem gewoond heeft: Breskens, Rotterdam en Utrecht. ‘Bovendien was het een woord waarin zijn hele wereldbeeld opgesloten lag.’ Tijdens een theatershow met Diederik van Vleuten laat Van Muiswinkel, met de stem van Willem van Hanegem, Tolkiens roman Lord of the Rings binnen twee minuten verschrompelen tot ‘flauwekul’. ‘Wat het ook is!’

De grootste ‘appel’ had Van Muiswinkel tijdens zijn loopbaan te schillen met de extreemrechtse politicus Hans Janmaat (1934-2002), die namens de Centrumpartij en later de Centrum Democraten tussen 1982 en 1998 in de Tweede Kamer zat. Van Muiswinkel liet Janmaat aan het begin van zijn gefingeerde toespraken steevast het woord ‘landgenoten’ zeggen, een sleutelwoord dat Janmaat zelf nooit gebruikte. ‘Je kunt je typetjes dus ook, als een soort deep fake, bepaalde dingen in de mond leggen.’

Na de periode-Janmaat is het aantal rechts-populistische politici in het Nederlandse parlement, met de opkomst van achtereenvolgens Pim Fortuyn, Geert Wilders en Thierry Baudet, alleen maar toegenomen. Tegen het einde van zijn bijdrage stelt Van Muiswinkel vast dat de meesten van zijn ‘slachtoffers’, zoals Harry van Raaij, Anton Geesink en Hans Janmaat, inmiddels overleden zijn. Wat de vraag oproept, merkt hij spottend op, wie hij nu weer eens te grazen zou moeten nemen.

Lees ook:

Moedertaal: de taal van je leven

Alles is bespreekbaar als je de juiste woorden kent

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top