Leesimpressie: Zwerfpost door Alfred Birney

  • 0

Zwerfpost: (tussen Oost en West)
Alfred Birney
Ingeleid door Gustaaf Peek
Amsterdam: De Geus
2024
603 blz.

Kloeke bundel met meer dan honderd teksten.

  • Een persoonlijke selectie uit wat Birney gedurende 25 jaar schreef: artikelen, blogposts, columns, essays, kritieken, lezingen, studies, schetsen, schotschriften, reisverslagen en portretten van onbekende schrijvers met afwijkende geluiden over Oost versus West. De kern vormt het tussenperspectief van de Indo, tussen Oost en West in, het toonbeeld van de onbegrepen en ongeziene figuur.”
  • “Indo’s zijn kinderen van de lust tussen kolonialen en ‘vrouwen van het land’.” (553)
  • Vooral over literatuur, maar ook over ontmoetingen, reiservaringen en enkele familieverhalen; betrokken, polemisch, informatief. Zeer uitgesproken. Nuanceringen domineren de teksten niet, herhalingen meer dan sporadisch.
  • Nadrukkelijk aandacht opeisend voor ten onrechte verwaarloosde publicaties van Dé-Lilah, Victor Ido, John Ernst Jasper: respectievelijk “heel smakelijk, zeer genuanceerd & tamelijk alarmerend.” (357)
  • Onverholen weerzin en/of krachtige relativering met betrekking tot het werk van vooral Hella Haasse, maar ook Paul A. Daum, Jacob Vredenbregt, Madelon Székely-Lulofs en Multatuli. (“Die vervelende zanik heet al heel lang onze belangrijkste schrijver te zijn.” (243))
Opmerkelijke passages
  • Peek (9–21): “Kolonialisme is het kloppende hart van de mythe van Nederland.” (9)
  • Literaire quarantaine voor Birney, “die van de ‘Indische letteren’, of de ‘tweede generatie’, of de ‘postkoloniale letteren’.” (13)
  • Geen vermelding Birney in het Kritisch literatuur lexicon van de 21e eeuw (14).
  • “Een essaybundel als Zwerfpost is niet allen een intellectueel stelsel, een conceptuele ordening van opgetekend denken, maar ook een vorm van autobiografie.” (18)
  • Over F. van den Bosch (30–47; 236­240): “Indië is voor mij in hoge mate wat je op foto’s en op de tv niet ziet: hitte, zweet, stof, stank, koorts en masturbatie.” (31)
  • “Als ik een top tien moest samenstellen van de beste verhalen uit de wereldliteratuur, dan zette ik er Het regenhuis van F. van den Bosch bij.” (33)
  • Over Birney's bloemlezing: Oost-Indische inkt: 400 jaar Indië in de Nederlandse letteren (47–55). “Literaire kwaliteit wordt afgemeten aan een bepaalde norm die voortkomt uit consensus. Consensus ontstaat waar één denkt en tien anderen ja knikken. Hanteer je de Nederlandse norm op wat ik heb gebloemleesd, dan kan driekwart in de prullenbak. Hanteer je de Europese norm voor de Nederlandse letteren, dan kan vrijwel alles in de prullenbak.” (50)
  • “Kunnen leven is in staat zijn te drinken uit de bodem onder je voeten. Het drinken gaat via de wortels, zoals bomen dat doen. Drinken via het blad is moeten leven van genadebrood dat toevallig uit de hemel komt vallen. Het regent veel in Nederland, maar het blijft behelpen.” (58)
  • De boekhouders van de Indische letteren (94–144).
  • Over de oprichters van Indische Letteren: “...zeuren doen deze aimabele lieden niet buiten hun vakgebied ” (94). Over Rob Nieuwenhuys, E.M. Beekman, Olf Praamstra, Bert Paasman, Jacqueline Bel, Siegfried Huigen, Gerard Termorshuizen & Peter van Zonneveld.
  • Over ouders en grootouders Birney (158–159; 286–297), overgrootvader stamde uit “den achterhoek van Gelderland” (384).
  • Allochtone auteurs vooral bejubeld vanwege de antipropaganda tegen het land van herkomst (160).
  • “Verhalen uit de Nederlandse literatuur die zich afspelen in de Lage Landen zijn doorgaans saai. De thema’s verschillen nauwelijks van die uit de andere Europese literaturen. Op zich interessant, maar veel Nederlandse verhalen missen brille, hebben geen schwung, missen gevoel achter een maskerade van emotie. De koloniale letteren zijn lang zo saai niet.” (161–162)
  • Over het koloniale ambtenarenproza: A. Alberts, F. Sringer, H.J. Friedericy (187).
  • “Jakarta vreet je op. Nederland spuwt je uit. Wie mocht denken dat het vol is in Nederland, die hoeft maar een dagje door Jakarta te tuffen in een taxi waar kakkerlakken wonen, omdat zelfs voor deze insecten geen plaats is in de honderdjarige Hollandse riolering, die ligt te verrotten onder de fundamenten van koele wolkenkrabbers.” (189; 249)
  • Lezing Birney over zijn oeuvre (197–203).
  • In heel literair Nederland momenteel niet één vaste boekbespreker met werkelijke kennis van zaken waar het gaat om “Indische” literatuur (223).
  • Over Multatuli als onze belangrijkste schrijver, een lijst met veel spruitjesauteurs en boerenkoolboeken als de Camera Obscura (243–244).
  • Over Ulbe Bosma & Remco Raben, De oude Indische wereld (258–261).
  • Superieur Indisch proza van Theodor Holman (283–285).
  • Over Lizzy van Leeuwen, Ons Indisch erfgoed (301–302).
  • Over Tjalie Robinson (305–307): “Tjalie had een betere biograaf verdiend.” (307)
  • Over Oeroeg van Hella Haasse, “doortrokken van koloniale onnozelheid” (313–314)
  • De dubieuzen. Over “de gebleekte Indo” Geert Wilders (2012­/2023) (337–347).
  • Over de term Indo en andere raciale aanduidingen (351-354).
  • Over 120 jaar genomen (1880–2000) heb ik een slordige dertig interessante Indo-Europese schrijvers gevonden.” (364)
  • Over Dé-Lilah: “pulpfuctie van zeer hoge kwaliteit” (370; 397). “Dé-Lilah staat overal tussenin en tegelijk overal buiten – dat doen Indo-Europeanen of Indo's altijd (...) (380).
  • “Het leven is voor de Europeanen, het óverleven voor de Aziaten.” (382)
  • Jaspers: “‘En wij, Indo's, staan nu tusschen die twee volken...’ Die laatste zin vormt (uiteraard) de kern van mijn artikelen, van de receptie van mijn verhalend proza, van mijn eigen ervaringen in Nederland, waar ik dan wel geboren ben, maar waar ik altijd weer moet uitleggen waar ik vandaan kom, hoe het zo gekomen is, enzovoort.” (477)
  • Over Adriaan van Dis (525–529).
  • Over David Van Reybrouck, Revolusi (534-550). “David Van Reybrouck wil alles, vertilt zich, overschat zichzelf en onderschat anderen.” (546)
  • Verwijzing naar Jan Pluvier, ten onrechte aangeduid als hoogleraar aan de VU (543).
  • “Het is thans mode om vergeten klassiekers als antikoloniaal te lezen. Om Orpheus in de dessa als een antikoloniale novelle te beschouwen moet je heel goed slecht kunnen lezen.” (555)
Lees ook:

Leesimpressie: De kolonie mept terug door Adriaan van Dis

Leesimpressie: In wat voor land leef ik eigenlijk? door Karin Amatmoekrim

Nederlandse migranten- & vluchtelingenliteratuur: Murat Isik

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top