Oroppa
Safae el Khannoussi
Amsterdam / Antwerpen: Uitgeverij Pluim
Augustus 2024
396 blz.
Een uitbundige, dartelende en spectaculaire debuutroman, zeer aansprekend en onnavolgbaar. Nodigt uit tot herlezen. “Over hoe macht mensen dingen kan laten doen waarvan ze niet wisten dat ze ertoe in staat waren. En over degenen die weigeren nog deel te nemen aan dat systeem.”
- Onder veel meer ook over verwerken van marteling en detentie.
- Over spoken uit het verleden.
- Over migratie en vluchten.
- Over Europa (Amsterdam, Parijs, Berlijn) en over Noord-Afrika (Marokko, Algerije, Tunesië).
- Veel drank en drugs. Met thrillerachtige passages.
- Veel originele typeringen, zoals de kapitaalleproos (54), de narcolepticus (67), ingewandelijke turbulentie (160); stokbroodmartelaren (217).
Opmerkelijke passages
- “Rafael was een Argentijn, die weigerde Nederlands te spreken, ‘omdat het klonk als een verstopte afvoer’, en het leven was te kort om aan zoiets mensonterends en onesthetisch bij te dragen (...) (33)
- “Kinderen. God verhoede dat hij zich inliet met dat gedonder. Een wezen dat aan je jeugd vrat, aan je centen, zelfs aan je geestelijke rust?” (48)
- “... Amerikanen waren vriendelijker en zeiden alleen vervelende dingen achter je rug om. Europeanen beschikten over het natuurlijke dedain van mensen die zich het middelpunt van de wereld waanden, al wist hij niet waar dat aan lag.” (50)
- “Tussen hen heerste onbegrip. Desondanks kon wat zij hadden nog vriendschap genoemd worden omdat door hun absurde uitersten dat onbegrip was uitgekristalliseerd in schaamteloze fascinatie.” (59)
- “Slaoui is in Amsterdam gestrand omdat deze stad hem onaangeroerd laat. Hij associeert het noorden van Europa met het purgatorium – ergens tussen hemel en aarde in, tussen paradijs en hel. Een morbide rustoord. Voor hem wordt het land bewoond door bejaarden, geregeerd door goddelozen, en zijn de nationale productendrugs, hoeren en flikkers. Hij kan zich verzoenen met deze plek omdat zijn verblijf van temporele aard is. Maar vooral omdat hij met rust gelaten wordt.” (157)
- “Het isolement woekert om hem heen als staalwolspons, metersdikke tralies van schaamte en zwavel.” (162-163)
- Verwijzing naar Ghassan Kanafani (169).
- “Van Lohuijzen, biseksueel en alleenstaand, was naar eigen zeggen getrouwd met het Woord.” (188)
- “Voor ieders vergelding was geen budget.” (216)
- “Hij vermoedt dat de jongen helemaal niet Marokkaans is, hij vermoedt eerder dat de jongenniks is, dat wil zeggen, dat hij een mengelmoes is van alles, een product van een Europese arbeiderswijk.” (246)
- “Azzedine slaat zijn glas op de tafel en zegt dat de Arabische eenheid een fabel is van demagogen, zoals elke vorm van politiek het product is van de menselijke verbeelding, maar dat dit vooral een illusie is die niet werkt, die misschien zelfs averechts werkt. Solidariteit is een tot leven geblazen fabel zodat het zielige volk naar elkaar kan wijzen terwijl de stropdassen en de kefiyyes met peperdure wagens elkaars opritten op- en afrijden.” (295)
- “De dood van een vrouw begint al vroeg, als een soort ritueel van collectieve wraak. En wat weten die teringlijers nou eigenlijk? Ze zeggen dat mannen een langer leven beschoren is, dat ze tot hun laatste dag op deze aardkloot nog tot in het diepst van een jong meisjeshart kunnen doordringen, de oevers van een onbekend land kunnen aandoen, een onvoorzien avontuur beginnen. Maar de meesten worden geboren met een ziekelijke melancholie, die hen van het leven vervreemdt, of het is juist andersom, en het is het vervelende leven dat de bron van alle ellende is.” (320)
- “... passeerden we een onverlichte passage waar overvolle kliko’s in een keurig rijtje hun inhoud bloot gaapten.” (343)
- “Europa, zo dacht ik, voelde alsof je je begaf op de rug van een monsterlijk maar stokoud dier dat, getroffen door een zeldzame aandoening, zijn bewoners op ieder moment een weerzinwekkende catastrofe kon bezorgen door met zijn lijf te schudden. (U moet weten dat dit geen sneer is naar de kerkklokken, die om mysterieuze redenen hun weerklank vinden in het hart van mensen ...)” (359–360)
- “Vluchtlijnen: in de cipressen- en dennenbossen rondom maritieme landsgrenzen, havensteden, alternatieve routes via bergketens, stations, volgepakte asielcentra, wachtkamers in ziekenhuizen, en eigenlijk alle plekken waar de toegang wordt versperd door een hogere orde die de kaart den het territorium in een oneindig doorlopende configuratie wijzigt, uitbreidt, van grenzen voorziet, deze wegvaagt. ( ...) Zeven jaar wachtte ik op een paspoort om de grens over te mogen. (...) een waarlijk vernederend en ellendig proces, waarin je eigenlijk al weet dat je daarginds, waar her ook is dat je naartoe gaat, niet welkom bent. (...) GRENZEN, WACHTEN, ANGST, iedere dag doorkruis ik het terrein van deze woorden, als een asemische kaart, soms hurk ik met hangend hoofd uitgeput in hun moeras, soms raak ik dermate in paniek dat ik met een aanloop mezelf, hoofd voorop, tegen de broze muur van mijn woning werp.” (360–361)
Lees ook:
Leesimpressie: Een dag uit het leven van Abed Salama door Nathan Thrall