De vele malen bekroonde Zuid-Afrikaanse auteur Ingrid Winterbach geniet bekendheid in de Lage Landen. Naar aanleiding van Roerige tijden, de Nederlandse vertaling van Die troebel tyd, merkte Annemarié van Niekerk op in de Nederlandse krant Trouw (22 januari 2022) dat Winterbach behoort tot “de top van de hedendaagse Zuid-Afrikaanse literatuur” maar dat “internationale erkenning” vooralsnog ontbreekt. Aan de aanwezigheid van Winterbachs werk in het transnationale domein wijd ik bespiegelingen en vervolgens leg ik de schrijfster een paar vragen voor.
Nadat in 1995 het kortverhaal ‘Kennismaking’ is opgenomen in de bundel Kort Afrikaans (Nijgh & Van Ditmar) – de eerste vertaling van een Winterbach-tekst in het Nederlands – en ‘De Gamtoos-rivier over’ in het Zuid-Afrikanummer van Armada. Tijdschrift voor wereldliteratuur (samenstelling Ena Jansen, 2004), zijn inmiddels drie romans vertaald: het met de prestigerijke Hertzogprijs bekroonde Niggie (Cossee, Amsterdam, 2007, vert. Riet de Jong-Goossens), Het boek van toeval en toeverlaat (Cossee, Amsterdam, 2008, vert. Riet de Jong-Goossens) en Roerige tijden (Zirimiri Press, Amsterdam, 2021, vert. Robert Dorsman). De auteur heeft daarnaast eigen werk vertaald in het Engels: The elusive moth (2005; Karolina Ferreira, 1993), in samenwerking met Elsa Silke To hell with Cronjé (2007; Niggie, 2002) en met Dirk Winterbach The book of happenstance (2008; Die boek van toeval en toeverlaat, 2006). Ook Die benederyk (2010; The road of excess, 2014, vert. Leon de Kock), Die aanspraak van lewende wesens (2012; It might get loud, 2015, vert. Michiel Heyns) en Vlakwater (2015; The shallows, 2017, vert. Michiel Heyns) zijn vertaald in Engels. Karolina Ferreira verscheen ook in Franse vertaling: Au café du rendez-vous (vert. Pierre-Marie Finkelstein, 2015) en is dus de meest vertaalde roman van Winterbach.
Daarnaast trad Winterbach een paar keer op in Nederland en België, onder meer naar aanleiding van de derde editie van de Week van de Afrikaanse roman (29 september-8 oktober 2017). Ik herinner mij naast de optredens van Willem Anker, Andries Bezuidenhout, Amy Jephta, Rudie van Rensburg en Ingrid Winterbach in de Koninklijke Academie voor Nederlandse Taal en Letteren (Gent) de lezing door Ena Jansen over intermediale verbanden in het oeuvre van Winterbach.
Bovenstaande bibliografische lijst laat zien dat behoorlijk wat titels circuleren in de transnationale ruimte. De schrijfster heeft daar zelf in aanzienlijke mate toe bijgedragen sinds de zelfvertaling van Karolina Ferreira. Over de betekenis van vertaling, de zelfvertaling en het vertaalproces voer ik een gesprek met Ingrid Winterbach.
Yves: Naast het Engels, met een zelfvertaling en twee duovertalingen, is jouw werk vooral beschikbaar in het Nederlands. Riet de Jong-Goossens vertaalde twee romans, enkele jaren geleden heeft Robert Dorsman Die troebel tyd (2018) in het Nederlands omgezet. Je studeerde Afrikaans en Nederlands aan de Universiteit van die Witwatersrand en ook beeldende kunst. Je was jarenlang verbonden aan het departement voor visuele kunst in Stellenbosch.
In hoeverre ben je betrokken bij de vertaalslag? De samenwerking met twee eminente vertalers in Nederland, zo stel ik mij voor, verliep wellicht uiteenlopend. Net zoals een schrijver heeft ook een vertaler een poëtica, een esthetica die in de vertaling doorschemert. Die vertalers- en auteurspoëtica zorgen voor een interessante spanning in het vertaalde literaire werk. Ben jij het type auteur dat zich mengt in de vertaalproductie en/of wier inspraak wordt geduld door de vertalers? Vele vertalers doen een beroep op de auteur wanneer naar creatieve oplossingen wordt gezocht voor specifieke vertaalproblemen. Dergelijke problemen kunnen van lexicale en/of culturele aard zijn: niet alleen de tekst maar ook de culturele frames in de tekst worden vertaald voor een anderstalige lezer, een lezer met weer andere culturele referentiekaders dan de lezers in Afrikaans. In de teksttransmissie worden aanpassingen gemaakt. In hoeverre ben je hierbij betrokken? Gezien jouw kennis van het Nederlands en het gegeven dat je ook zelf werk vertaalt – weliswaar in het Engels – ben je je terdege bewust van mogelijkheden en moeilijkheden of valkuilen van de vertaalarbeid.
Zijn er verschillen in de manier waarop je inbreng hebt in vertalingen in Nederlands respectievelijk Engels? Of hangt het in hoge mate af van de vertaler die de auteur al dan niet betrekt bij het vertaalproces? Kun je bijvoorbeeld uitweiden over jouw samenwerking met de bekende vertaler Michiel Heyns, die Die aanspraak van lewende wesens en Vlakwater vertaalde?
Ingrid: Ek wil in die eerste instansie net noem dat ek nie ’n streng akademiese interesse of betrokkenheid het by vertaling en die debatte daaromheen nie. My romanmatige skryfingesteldheid (speels, nie-lineêr) is nie altyd ewe versoenbaar met die strenger/reglyniger aard van die akademiese diskoers nie. My antwoorde kan derhalwe nie altyd reg laat geskied aan jou uitgebreide en genuanseerde vrae rondom hierdie kwessies nie, Yves.
Ja, ek vind dit belangrik om met ’n vertaler saam te werk, en ja, my verskillende vertalers verskil in hulle benadering. My mees intensiewe samewerking tot dusver was met my Engelse vertaler Michiel Heyns. Ons werkwyse was dat soos sy vertaling vorder hy die nuutste gedeelte sou stuur per epos. Dit sou ek dan noukeurig nagaan. Dan het ons een maal per week ontmoet en woord vir woord deur hierdie gedeelte gegaan. Riet de Jong-Goossens het dieselfde prosedure gevolg, maar ons het per epos gekorrespondeer, dus minder direk. Omdat ek minder vertroud met Nederlands as met Engels is, het ek haar, en Robert, waarskynlik ’n groter mate van vryheid met die vertaling gegee. Robert Dorsman het pas aan die einde vir my enkele vrae aangestuur, nadat hy die vertaling reeds voltooi het.
Yves: Er is een verschil tussen zelfvertaling, dus ondernomen op eigen houtje, en een creatieve samenwerking met een collega-vertaler. In de inleidende notitie verwijs ik met name naar Karolina Ferreira – in drie talen beschikbaar – respectievelijk Niggie en Die boek van toeval en toeverlaat. Ben jij het auteurstype dat in het geval van een vertalerscollectief of zelfvertaling in de oorspronkelijke brontekst wijzigingen aanbrengt, zoals André Brink dat herhaaldelijk deed in de Engelse zelfvertaling van een Afrikaanse brontekst? In de canonieke roman, later verfilmd, A Dry White Season (1979) is ten opzichte van ’n Droë wit seisoen (1979) nogal wat gewijzigd. Schrijvers die hun eigen boeken vertalen genieten natuurlijk de vrijheid om in te grijpen in formulering, tekstcompositie of intrige, en particuliere keuzes te maken gericht op de recipiërende literatuur waarvoor het boek is bestemd. Hou jij zelf rekening met een doelpubliek of een doelcultuur (“target culture”) wanneer je eigen werk (mee) vertaalt?
Ingrid: Ek het, terloops, geen vertaling op eie houtjie onderneem nie. Met sowel Karolina Ferreira as Die boek van toeval en toeverlaat het ek ’n eerste, nie heeltemal bevredigende vertaling nie, ingrypend aangepas. In albei gevalle het ek baie min aan die Afrikaanse bronteks verander. Dit was nouliks nodig – die doelpubliek was in elk geval Suid-Afrikaanse lesers. (Daarna het ek besef ek skryf liefs ’n nuwe roman voor ek weer een van my romans self vertaal.)
Riet en Robert het aanpassings waar nodig vir ’n Nederlandse leserspubliek gemaak. Waarskynlik in Riet se geval ook, maar ek weet dat dit vir Robert belangrik was om die vertaling so idiomaties as moontlik te maak – wat dit uiteraard besonder vlot/vloeiend laat lees. (Hoewel my Afrikaans die idiomatiese register opsetlik vermy.)
Yves: Vertalingen zijn discursieve vormen van creatieve productiereceptie. Of anders gezegd: een vertaling biedt een interpretatie van de tekst. Traduire, c’est trahir, zo wordt gezegd, maar het is tezelfdertijd een taalhandeling met creatieve mogelijkheden die een interventie toelaat in de tekst en bijvoorbeeld verhaallijnen verschillend aanzet, karakters of plotlijnen anders vormgeeft. Er zijn natuurlijk ook de verwachtingen in een verschillend taal- en cultuurgebied, met andere literaire tradities en culturele frames. Een tekst in verschillende talen is nooit dezelfde tekst. Dat blijkt onder meer uit een andere titelkeuze of verschillende paratekstuele ingrepen. Hoe bekijk jij de manier waarop een vertaler zich jouw roman toe-eigent, soms naar eigen hand zet en in elk geval idiosyncratisch keuzes maakt die van de brontekst een andere (toegeëigende en anders culturele ingebedde) tekst maken?
Ingrid: Ek aanvaar al hierdie keuses en ingrepe as deel van die vertaalproses. Dis vir my belangiker dat die teks vertaal word as dat dit miskien nie meer hééltemal dieselfde teks is nie. Wel, binne perke natuurlik. Dit is vir my belangrik dat my stem behoue bly. Ek vermoed wel dat dit nie ’n maklike stem is om te vertaal nie – ’n direkte vertaling sal vreemd wees, omdat ek nie ’n idiomatiese Afrikaans skryf nie. Terwyl ’n idiomatiese vertaling dalk verder van my stem wegbeweeg. Hoewel die belangrikste seker is dat die tóón dieselfde bly.
Ek is dankbaar dat daar wel iets soos vertaling bestaan. Wie sou daarsonder toegang tot ander letterkundes gehad het? Ek ken Spaans nie, ek ken Japannees nie, ek ken Russies of Pools of Hongaars of Frans nie. En tog. Vreemd en verwonderlik dat werk uit ’n ander literêre tradisie en uit ’n ander kulturele raamwerk sowel verrukkend as verrykend kan wees. Ek skryf dit toe aan die krag van verbeelding – in staat tot ongekende spronge van meelewing en inbeelding.
Yves: Volg je de kritische receptie van het vertaalde werk, hoe in een andere taal wordt gereageerd op jouw teksten? Lezers lezen om evidente redenen altijd binnen (wisselende) cultureel en maatschappelijk bepaalde referentiekaders. In de buitenlandse literatuurkritiek worden daarom andere beelden geproduceerd van een tekst of van een auteurschap in vergelijking met (de beeldvorming in) het brontaalgebied. Hoe bekijk jij die verschuivingen of uiteenlopende benaderingen in de kritische aandacht? De schrijver Ingrid Winterbach heeft in het transnationale domein een meervoudige gestalte: de beeldvorming geschiedt door bemiddeling van de literaire tekst, de vertaler en de uitgeverij, de boekbesprekers en andere literaire agenten. In vertaling wordt zoals gezegd een andere tekst gegenereerd die vervolgens met andere maatstaven dan in de broncultuur wordt gerecipieerd.
Ingrid: My werk in vertaling het nog te min kritiese aandag in vertaling geniet vir my om ’n oordeel hieroor te kan uitspreek. Die persoon wat hom tot dusver die indringendste met my vertaalde Engelse werk bemoei het, is die Engelse literator Andrew van der Vlies. Hy is Suid-Afrikaans van oorsprong, wat beteken dat hy vertroud met Afrikaans en Suid-Afrika is. Dit verklaar miskien hoekom hy uit die staanspoor ’n beter aanvoeling vir die werk gehad het.
Yves: Het grensverkeer tussen talen bepaalt het literair gesprek. Teksten worden in een taalgebied geproduceerd en functioneren door bemiddeling van vertaling en/of schrijversoptredens in andere cultuurgebieden. De auteur leest en schrijft niet uitsluitend in één taal- of literair systeem waar de productie van de literatuur tot stand komt. Tal van buitenlandse invloeden, ook de meertaligheid en de multiculturaliteit in een nationale letterkunde (zoals de literatuur van Zuid-Afrika), bepalen mee het schrijverschap. Welke internationale auteurs en teksten zijn bepalend voor jouw lees- en schrijfproces? Ik doel dan vooral op het recente werk, met romans zoals Die troebel tyd (2018), Voorouers. Pelgrim. Berg (2021) en het binnenkort te verschijnen Onrus op Steynshoop (2024)? Van harte gefeliciteerd alvast met de roman!
Ingrid: Ek lees en herlees steeds Saul Bellow om my te herinner daaraan hoe detail op die mees veelseggende manier gebruik kan word – veral ten opsigte van karakterisering. Hy is ’n portrettis by uitnemendheid! Ek lees JM Coetzee om my op die smal weg te hou – die weg van gestrooptheid en ekstreme ekonomie van segging.
Ek lees baie. Hier is ’n paar skrywers by wie ek die meeste aanklank vind, hoewel ek nie noodwendig deur hulle beïnvloed is nie. Ek lees Don DeLillo en Peter Carey vir hulle fyn oor vir dialoog. Thomas Bernhardt, Roberto Bolaño, Samuel Beckett as skrywers sonder mededoë – genadeloos! Javier Marias, W.G. Sebald vir hulle verskuiwing van die grense van wat moontlik is in ’n roman. Nadine Gordimer vir haar gesofistikeerde morele en politieke intelligensie. Olga Tokarczuk vir haar aweregse verbeelding, Jenny Erpenbeck vir haar verhelderende blik op die eertydse Oos-Duitsland. Bellow, Thomas Pynchon en die laat Cormac McCarthy vir hulle indrukwekkende erudisie.
Lolita (Nabokov), Doctor Faustus (Thomas Mann), Sewe dae by die Silbersteins (Etienne Leroux), The Age of Iron en The Master of Petersburg (JM Coetzee), Hierdie lewe (Karel Schoeman), Life A Users Manual (Georges Perec), 2666 (Roberto Bolaño), Underworld (Don DeLillo), Austerlitz (WG Sebald) is enkele van my gunstelingromans.
Yves: Zijn er met name in het Nederlandse taalgebied schrijvers en teksten die jouw werk mee hebben bepaald of waarvoor je uitermate belangstelling hebt?
Ingrid: Op universiteit (Wits) het ek in die laatsestigs die kursusse Moderne Nederlandse poësie en Moderne Nederlandse prosa by respektiewelik NP van Wyk Louw en John Miles gedoen. Van die digters was dit veral Nijhoff, Bloem en Achterberg wat my aangespreek het. Van die prosaïste veral WF Hermans, Jan Wolkers en Hugo Claus. Hermans se meedoënlose blik in De donkere kamer van Damocles het ’n enorme indruk op my as jong student gemaak. Ook Nooit meer slapen. Ek het onlangs Onder professoren herlees, en dit verrassend snaaks gevind.
Ek moet bieg dat ek nie goed genoeg vertroud is met eietydse Nederlandse romanskrywers nie. Ek lees Nederlandse romans as’t ware los en vas – wat ek ook al toevallig op my pad teëkom. Ek is bekend met onder andere die werk van Hella Haasse, Maria Dermoût, Arnon Grunberg, Ilja Leonard Pfeijffer, Doeschka Meijsing, Kristien Hemmerechts, Stefan Hertmans, Jeroen Brouwers, Wytske Versteeg, Annelies Verbeke, Saskia de Coster, Lucas Ryneveld. (Bekend, maar nie altyd vertroud genoeg nie.) Wat ek egter mis is ’n werklik oorsigtelike beeld van die eietydse Nederlandse literêre landskap.
Terloops, tydens my studiejare op Wits was daar die boekwinkel van Marcus de Jongh, waar daar Nederlandse boeke beskikbaar was. Helaas is daar in Suid-Afrika nie meer soortgelyke boekhandelaars wat spesialiseer in Nederlandse letterkunde nie. In elk geval nie na my wete nie.
Yves: In Skrywers in die strydperk. Krachtlijnen in de Zuid-Afrikaanse letterkunde (2005) hebben Eep Francken en Luc Renders Winterbachs schrijverschap getypeerd als dat van een “critic’s writer” met een niet altijd toegankelijk oeuvre. In de eerder aangehaalde recensie in Trouw spreekt Van Niekerk over een schrijfster die “niet aan comfort writing doet”. Gelet op de talrijke literaire bekroningen, ook de gunstige receptie van het proza in binnen- en buitenland, mag ik stellen dat je boeken veel gelezen zijn, niet alleen door professionele literatuurbeschouwers of in taal- en letterkundige opleidingen van universiteiten. De beeldvorming van het literaire werk voor een Nederlandstalig lezerspubliek in Skrywers in die strydperk, intussen bijna twintig jaar geleden uitgegeven, kan dus worden genuanceerd. Omdat je teksten veelgelaagd zijn kunnen ze op uiteenlopende wijzen worden betekenis gegeven. Van Niekerk stelt: “Haar romans zijn intrigerend en lopen nooit uit op een rechtlijnige ontknoping. Je waardeert ze om de prikkelende, satirische en intellectueel uitdagende manier waarop ze zijn geschreven. Winterbach weet met woorden zo te jongleren dat ze een andere, verrassende nuance krijgen”. Zie je zelf verschillen in de manier waarop Zuid-Afrikaanse literaire critici jouw werk voorstellen, in de context van recente literaire ontwikkelingen in het Afrikaans, en hoe lezers in andere talen het werk benaderen?
Ingrid: Ja. Die meeste Suid-Afrikaanse literêre kritici is vertroud met my hele oeuvre. Wanneer Afrikaanssprekende literêre kritici oor ’n nuwe roman van my skryf, is hulle gewoonlik goed vertroud met die res van my oeuvre. Hierdie vertroudheid maak ’n beduidende verskil aan hoe my werk ontvang word. Dit is helaas nie die geval by die Nederlandse en Engelstalige literêre wêrelde nie. Een of twee vertaalde werke gaan lesers en kritici nie help om te begryp wat eiesoortig is aan my romans nie.
Om twee voorbeelde te noem. Humor is dikwels problematies in vertaling. Wat vir een kultuur snaaks is, is dikwels nie snaaks vir ’n ander nie. (Ek dink hier aan Afrikaanse teenoor Nederlandse humor.) Voorts vind andertalige lesers dit skynbaar moeilik om my register te volg. Hier sou ek voorbeelde kon gee van Nederlandse resensies waarin die resensent so goed as toondoof vir die ironie en humor was, omdat hulle dit op face value gelees het. Dan is daar ook die soms snelle verwisseling van register – van byvoorbeeld humoristies na satiries na ernstig. Lesers wat nie hierop voorberei is nie, registreer dit dikwels nie of kan nie byhou nie.
Laastens is dit so dat my werk nie bepaalde buitelandse stereotipes bevestig of aan vooropgestelde verwagtinge voldoen nie – moontlik ’n verdere vervreemdende faktor vir andertalige lesers.
Yves: Je volgt de tendensen in de contemporaine Zuid-Afrikaanse letteren (Afrikaans en Engels). Kun je tot slot iets meer zeggen over de manier waarop je ontwikkelingen in de Afrikaanse letterkunde ervaart, met almaar méér schrijvers die in een eigen idiolect, vaak socio- of regiolect (of dus variëteiten van het Afrikaans), romans en gedichten schrijven?
Ingrid: Ek vind wat die afgelope jare in Kaaps geskryf word, uiters opwindend. Ek is ’n groot bewonderaar van die werk van Nathan Trantraal (ook van sy rubrieke), Ronelda Kamfer, Lynthia Julius, Ashwin Arendse, Jolyn Philips, Ryan Pedro. Kamfer se Kompoun is ’n pragtige roman, en Charmaine Africa se onlangsverskene Amma ’n aangrypende memoir.
Van die jonger skrywers wat in Standaardafrikaans skryf maak SJ Naudé en Willem Anker my opgewonde. Van die oueres is dit nog steeds Eben Venter wat my met elke nuwe roman verras, en Marlene van Niekerk wat my altyd verstom. Daar het onlangs ’n paar lieflike digbundels verskyn van jonger digters soos Tom Dreyer, Pieter Odendaal en Bibi Slippers.
Yves: Veel dank, Ingrid, voor jouw inzichten.
Jean Oosthuizen publiceert een verslag van het vraaggesprek in de reeks ‘Bruggenhoofden’ dat Yves T’Sjoen voerde met Ingrid Winterbach op uitnodiging van het Suid-Afrikaanse Sentrum vir Nederland en Vlaandere (SASNEV), Pinelands, zaterdag 1 juni 2024. Een opname is hier te bekijken: https://www.youtube.com/watch?v=RmIztiUQ7IE.
De tweespraak wordt gebundeld in Twee overzijden. Kronieken en tweespraken (Academia Press, Gent, 2024). De reeks op Voertaal bevat dialogen met schrijvers en vertalers: Benno Barnard, Simone Bekono, Robert Dorsman, Radna Fabias, Babs Gons, Lynthia Julius, Antjie Krog, Tom Lanoye, Lisette Ma Neza, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, S.J. Naudé, Fanie Olivier, Jolyn Phillips, Alwyn Roux, Alfred Schaffer, Riana Scheepers, Marlies Taljard, Marc Tritsmans, Hans ten Berge, Charlotte van den Broeck, Adriaan van Dis, Miriam Van hee, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Eben Venter, Peter Verhelst, Gert Vlok Nel en Ingrid Winterbach.
Lees ook:
Opwinding oor bruin skrywers se werk in die Afrikaanse letterkunde
Uit die argief: Niggie – ’n boek waarmee ’n mens moet saamleef soos ’n stuk vuur
LitNet Akademies-resensie-essay: Vlakwater deur Ingrid Winterbach
Hellevaart én herrysenis: Winterbach se Die benederyk 'n verbysterende boek
Frustrate the expectations of the public! – Ingrid Winterbach as a writer and artist
Voorouer. Pelgrim. Berg. deur Ingrid Winterbach: ’n resensie