Tweespraak met Peter Verhelst: Over het "wye en droewe land"

  • 0

Peter Verhelst (By Filip Naudts | WikiMedia, CC-BY-SA 4.0)

Niet alleen in het verleden maar ook vandaag onderhouden schrijvers in Nederland en Vlaanderen contacten met collega’s in Zuid-Afrika. Hun werk is beschikbaar in vertaling of ze zijn er te gast op literatuurfestivals. In het werk duiken hier en daar soms reminiscenties op aan Zuid-Afrika en/of aan teksten uit de Afrikaanse literatuur. Voldoende bekend zijn literaire relaties van schrijvers zoals Adriaan van Dis, Alfred Schaffer en Tom Lanoye met Zuid-Afrika. Schaffer is er al bijna twintig jaar aangesteld als docent van de Universiteit Stellenbosch en participeert in het literaire leven. Daarenboven is hij de vertaler van Ronelda S. Kamfer, Antjie Krog en Marlene van Niekerk in het Nederlands. Ook de connecties Van Dis–Breytenbach en Lanoye–Krog genieten aandacht. Romans en dichtbundels van hedendaagse Nederlandse en Vlaamse auteurs zijn vertaald in het Afrikaans. Helaas is het aantal vertaalde boeken uit het Nederlands de afgelopen jaren gekrompen: de verkoop van vertalingen uit het Nederlands valt tegen. Er is behalve vertalingen of uitnodigingen voor literaire feesten ook sprake van teksten met verwijzingen naar of een decor dat is gesitueerd in Zuid-Afrika.

In deze gesprekkenreeks worden Vlaamse schrijvers uitgenodigd die op een of andere manier in hun persoonlijk leven en/of in het literaire werk een verbintenis met Zuid-Afrika hebben.

Peter Verhelst reist al vele jaren naar de Moederstad samen met zijn echtgenote Maud Bekaert, gereputeerd letterbeeldhouwer die geregeld workshops aanbiedt en samenwerkt met kunstenaars in Khayelitsha. Nicol Stassen, de uitgever van Protea Boekhuis, vertaalde het boek Het geheim van de keel van de nachtegaal (2008) met illustraties van Carll Cneut. De Zuid-Afrikaanse uitgave verscheen in 2011. In zijn poëzie refereert Verhelst aan Zuid-Afrika, zoals in de bundel Zon (2019): in de openingsafdeling ‘Marines’ staan de gedichten ‘Terwijl je wegzwom (Green Point, Cape Town)’, ‘Terwijl ik op je wacht (Sea Point Pavillion, Cape Town)’ en ‘Alof een leeuw uit de zee zal komen (Green Point, Cape Town)’. De novelle Lichamen (2022) is, in zoverre ik het weet, voor een deel geschreven in Kaapstad. Verhelst signeerde er bij een vorige ontmoeting mijn persoonlijk boekexemplaar.

Yves: Vooreerst van harte gelukgewenst met de Grote Poëzieprijs 2024 die jouw jongste poeziebundel Zabriskie (2023) is te beurt gevallen. Ik lees in de ‘Verantwoording’ dat de bundel behalve in Brugge is geschreven in Kaapstad (2021-2022). Ook in vorige bundels verwijs je naar Kaapstad. Kun je iets meer zeggen over je fascinatie voor de Moederstad? De passages van de afgelopen jaren hebben duidelijk sporen nagelaten in jouw dichtwerk, met aantekeningen die dus expliciet melding maken van de plaats waar gedichten zijn tot stand gekomen of in intra- en intertekstuele verwijzingen. In hoeverre hebben jouw interesse voor Zuid-Afrika, de contacten met bevriende schrijvers en persoonlijke ervaringen het werk van de afgelopen tijd mee bepaald?

Kirstenbosch (Izak de Vries)

Peter: Dank voor de gelukwensen, Yves. En ja, sinds 2009 vergezel ik mijn vrouw naar Kaapstad. We komen elk jaar 4 à 6 weken. Al tijdens ons allereerste gesprek kon ze niet zwijgen over/stroomde haar mond over van Zuid-Afrika – wat me toen al charmeerde omdat ik enthousiaste mensen onweerstaanbaar vind. Het was dan ook evident dat ik samen met haar naar Kaapstad zou komen, al was het maar om de Afrikaanse versie van mijn vrouw, toen nog vriendin, te ervaren. Het gekke was dat ik van mezelf dacht dat ik eerder Aziatisch georiënteerd was en zeker niet Afrikaans, en dat ik dus met weinig verwachtingen vertrok. Maar alle gemeenplaatsen bleken waar: zodra het vliegtuig geland was rook ik de lucht, voelde ik de warmte, zag ik kleuren, hoorde ik de weirde muziek van het Afrikaans… Voor iemand als ik die heel erg met zijn lichaam en zintuigen denkt en schrijft, voelde Kaapstad aan als een gigantische bruistablet die tot ontlading kwam. Sowieso staan je zintuigen op scherp als je op reis bent, maar blijkbaar werkten de Kaapse impulsen wel heel erg in op mijn sensoren. Vanzelfsprekend heeft dat ook met mensen te maken. De humor, de volle lach, de joie en het naturel waarmee Capetonians je benaderen doen daar natuurlijk uiteraard veel aan. Na al die jaren zorgt dit alles vrijwel onmiddellijk voor een ontspanning die mijn ontvankelijkheid openzet (openspert) en die me filterloos en in volle vrijheid laat waarnemen en denken (ik noteer alle invallen en selecteer ze niet onmiddellijk zoals ik thuis doe, waardoor ze langer inwerken en andere ideeën opleveren). Ik herinner me bijvoorbeeld een ochtend waarbij ik in Sea Point wachtte op mijn vrouw die naar de fysiotherapeut was. Ik zag/hoorde golven op een vrijstaande rots inbeuken, nevelwolken verspreidden zich, ik kon het zilt proeven (combinatie van zee, oesters en zout). Het inbeuken van de golven op de rots had iets van een mantra. De zwarte rots glansde als geolied. De golven waren als beesten die de rots te lijf gingen. Enzovoorts. Kortom: beelden begonnen woorden te worden en die woorden vormden betekenissenwolken (= gedichten). De plek was dicht bij Drieankerbaai waar Ingrid Jonker jaren voordien aanspoelde: later kwam haar echo (haar verdriet) in een van de gedichten. En ik herinner me ook dat ik die dag een vetplantje (een Tradescantia pallida – een Purple Heart) zag toen ik gehurkt een sigaret zat te roken aan de rand van de Prom (de wandelweg langs de kust) en daar besliste om ‘planten en bloemen naar levend model te beschrijven’ (oh, Kirstenbosch botanical garden!!). Wat bijvoorbeeld overal in de roman De Kunst van het Crashen opdook. Enzovoorts. Ik kijk met nieuwe ogen, proef met een nieuwe tong, voel met andere handen enz…

(Tradescantia pallida door Forest & Kim Starr | WikiMedia, CC BY 3.0)

Uiteraard krijgt die aangename schok heel snel iets wrangs door de almaar groter wordende townships, het toenemend aantal mensen dat in de vuilnisbakken naar voedsel zoekt, het toenemend aantal psychiatrische patiënten dat op straat leeft in settlements, de corruptie van de politieke kaste en van de politie, de hoop en het optimisme die bij vrienden omgeslagen zijn naar teleurstelling en kwaadheid, de onthutsende ongelijkheid en het systeemgeweld tegenover de allerzwaksten. En de onmogelijkheid om uit die townships te geraken. Als westerling/Europeaan word je je bewust van je ethische reflex (je wijst onmiddellijk schuldigen aan) en van je morele superioriteitsgevoel. Vooral als je aangesproken wordt als ‘the oppressor’ en je eerst kwaad en daarna nederig wordt. Het besef van de gordiaanse knoop: onontwarbaar kluwen. En het besef dat literatuur ook hiervan een afspiegeling kan zijn. Of een stem kan geven aan.

Mooi (want klein en weloverwogen) is het project van mijn vrouw met mensen uit Khayelitsha: ze leerde hen letterbeeldhouwen en een zelfstandige zaak opzetten en drie van hen kunnen daar nu van leven. Anderen hebben een sociaal reservoir opgebouwd van ervaringen en kennis en plukken daar in hun leven volop de vruchten van. Die mensen hebben mij veel geleerd over veerkracht, ondanks de puinhoop waarin ze leven. Ze leren me wat ertoe doet. De essentie. En tegelijk word ik almaar kwader over de schijnbare onmogelijkheid om zo’n afschuwelijke plek te ontvluchten, zelfs via goed onderwijs.

Kortom: je zou inderdaad kunnen zeggen dat Zuid-Afrika, en meer bepaald Kaapstad, me niet onverschillig laat.

Yves: Ik ben bekend met jouw belangstelling, méér dan alleen maar waardering, voor het werk van Zuid-Afrikaanse kunstenaars in diverse disciplines. Heb je als schrijver een specifieke voorkeur voor Afrikaanse en/of anderstalige Zuid-Afrikaanse literatuur? Ik weet dat je het werk van Antjie Krog bijzonder hoog schat. Zijn er andere referenties met betrekking tot de (Zuid-)Afrikaanse letteren, bij uitbreiding de kunstwereld, die je wil toelichten?

Peter: Ik hou al tientallen jaren van het werk van Marlene Dumas omdat het zo brutaal is en tegelijk subtiel, gelaagd. Met een directe kracht. Ongegeneerd ‘foefelt’ het met de geschiedenis. Het laat het obscene zien. Het is seksueel. Soms vulgair – soms ‘staat er haar op’. Het laat de dood zien zoals de dood is – ongeschminkt. Het is een aanklacht. Het is een ode aan de schilderkunst. Het is onbeleefd (= het houdt zich niet aan regels). Het is een natuurkracht. Alles wat ik zou willen voor mijn werk dus.

Even lang hou ik al van het werk van William Kentridge en dan vooral van zijn speelse omgang met materie: beeldjes, sculpturen, tekeningen, film, theater, optochten enz… Een duivelskunstenaar. Een vulkaan.

Ik hou van de rauwe foto’s van Pieter Hugo. Wat je volgens de normen van het goed fatsoen niet laat zien wordt hier in je gezicht gegooid. Albino’s, kinderen met bavianen, mannen met hyena’s, figuranten uit Nollywood. Naturalistisch en tegelijk surreatistisch. Onthutsende beelden die een volstrekt dolgedraaide wereld laat zien waarin we leven (zijn uitzinnige foto’s van Mexico zijn gewelddadig, extravagant, hilarisch en nooit eerder zag ik de comédie humaine zo expressief). Misvormde spiegels.

Ik hou van het werk van Neo Matloga dat de verkniptheid laat zien van een structureel gewelddadige wereld in zwartwit collages. Mensen met gezichten die alleen nog bestaan uit samengeplakte stukken van gezichten. Samenhokkend in te krappe ruimtes (want buiten loert het gevaar).

Zeits Mocaa (Izak de Vries)

Ik hou van Zeitz Mocaa, het prachtige museum voor Afrikaanse kunst. Een toren met een diamantvormige kop. Silo’s die er aan de binnenkant als een gotische kathedraal uitzien. Een schatkamer vol Afrikaanse kunst die je voor eens en altijd van je vooroordelen afhelpt dat kunst in Afrika bestaat uit rare maskers. Een sublieme plek met slimme expo’s.

Ik hou van de rusteloze zoektocht in het werk van Antjie Krog. Hoe ze zich ten dienste heeft gesteld van de geschiedenis van haar land (Country of My Skull), maar ook van haar hartstochtelijke gedichten waarin je de strijd voelt over de functie van poëzie. Haar hartstocht, ja. De manier waarop ze haar poëzie brengt, als een verzameling natuurelementen die uitbarsten.

Ik hou van Buys van Willem Anker. Het portret van een absolute klootzak. Fabuleus geschreven. Literatuur als een vorm van geweld (= ontkenning van welke ethiek ook).

Ik hou van het ongekuiste, onpoëtische, onwelriekende, hartverscheurende van Nu de slapende honden, Santekraam, Mammie en Chinatown van Ronelda Kamfer, vertaald door Alfred Schaffer. Ik hou van haar onderkoelde manier van schrijven en hoe dat tegelijk een feilloos, lyrisch oog verraadt. (En ik hou van schok die dat soort poëzie moet hebben toegebracht aan een dichter als Alfred Schaffer, waardoor zijn blik op poëzie onherroepelijk moet zijn veranderd.)

Ik hou van de speelse eruditie van Ingrid Winterbach (en van haar beeldend werk – ik hou ervan als je het ‘beeldend oog’ van een schrijver doorheen de tekst voelt.)

Ik hou van het feit dat ik nog bijna niets ken van de Zuid-Afrikaanse poëzie, ik bedoel van de podiumdichters, de slammers, de beoefenaars van spoken word.

Yves: Kun je iets meer vertellen over de Afrikaanse vertaling bij Protea Boekhuis van Het geheim van de keel van de nachtegaal? Heb je de vertaalslag door Nicol Stassen gevolgd en was je betrokken bij bepaalde vertaalkeuzes. Hoe vind je jouw tekst klinken in het Afrikaans? Heb je ook de respons op het boek van jou en Carll Cneut gevolgd in Zuid-Afrika?

Peter: Ik kan daar niet veel over vertellen. Ik ben niet geraadpleegd in de vertaling van Nicol Stassen, geen idee of het een goeie vertaling is. Het Afrikaans klinkt zoals altijd weird, het maakt me blij, het heeft een kracht die ik niet kan uitleggen – ik betrap mezelf erop dat ik na een minuut niet meer naar de inhoud luister, maar ‘onder bedwelming val’: ik hoor de klanken, zweef weg op de klanken maar heb in de verste verte geen idee meer waarover het gaat. Soms klinkt het Afrikaans me even vertrouwd als mijn eigen dialect (ik ben West-Vlaams en geniet ervan me te wentelen in mijn dialect). Soms is het vreemder dan Sanskriet. Geen flauw idee overigens hoe het boek ontvangen is in Zuid-Afrika.

Yves: Al langer pleit ik in gesprekken met uitgevers en vertalers in Zuid-Afrika voor een selectie uit jouw poëzie in het Afrikaans. Heb je daar zelf over nagedacht? Mocht een vertaalsubsidie worden toegekend voor de vertaling van een van jouw teksten, romans, verhalen of eventueel een poëzieverzameling, wat zou je dan zelf voorstellen of graag zien gebeuren? Welk facet van je omvangrijke oeuvre verdient naar jouw oordeel een Zuid-Afrikaans lezerspubliek? Een schrijver die zich zo betrokken weet bij, of in ieder geval belangstelling toont voor land en volk van Zuid-Afrika, zo stel ik het mij voor, wil op een manier ook met zijn werk aanwezig zijn op die plek. Hoe stel jij je dat voor?

Peter: Ik blijf Tongkat een boek vinden dat veel vertelt over de wereld waarin we leven en vermoedelijk ook over de toekomst, al zou ik dat liever niet hebben. Maar ik ben eerst en vooral een dichter en daarom zou ik een selectie voorstellen uit Zon, 2050 en Zabriskie. Daarin staan zowel hoopvolle als illusieloze gedichten, gedichten die geloven in de menselijke creativiteit, gedichten die een poging doen om nieuwe rituelen uit te drukken, gedichten die alleen nog uiting zijn van destructie, gedichten die het cynisme van onze huidige machthebbers uitdragen, gedichten die geloof uitdrukken in een nieuwe maatschappij enz… Al is uiteraard ook een vertaling mogelijk van de verzamelbundel Koor, maar dan wel aangevuld met een vijftigtal gedichten uit Zon, 2050 en Zabriskie.

Yves: Veel dank voor jouw reactie, Peter.

De tweespraak wordt gebundeld in Twee overzijden. Kronieken en tweespraken (Academia Press, Gent, 2024). De reeks op Voertaal bevat in totaal vijfentwintig dialogen met schrijvers en vertalers: Benno Barnard, Robert Dorsman, Babs Gons, Lynthia Julius, Antjie Krog, Tom Lanoye, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, S.J. Naudé, Fanie Olivier, Jolyn Phillips, Alwyn Roux, Alfred Schaffer, Riana Scheepers, Marlies Taljard, Marc Tritsmans, Hans ten Berge, Charlotte van den Broeck, Adriaan van Dis, Miriam Van hee, Etienne van Heerden, Marlene van Niekerk, Eben Venter, Peter Verhelst en Ingrid Winterbach.

Lees ook:

Tweespraak met Alfred Schaffer (deel 2): "Het is alsof mijn taal begint te verbrokkelen"

Tweespraak met Ronelda S. Kamfer: "I view my work as overlapping with that of activists, but I do not consider myself one."

"I address women in the world."

Tweespraak met SJ Naudé #1: Tweevoudig Hertzogpryslaureaat over (zelf)vertaling en de Lage Landen

Tweespraak met SJ Naudé #2: Ontstigtende sololiedere en ’n woeste koor van stemme

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top