Feest der Afrikaanse poëzie: Yves T’Sjoen in gesprek met de samenstellers van Merang

  • 0

Ter gelegenheid van het honderdjarige bestaan van het decreet waarin is bepaald dat naast het Engels en ten koste van het Nederlands het Afrikaans een officieel ambtelijk statuut kreeg in de Unie van Suid-Afrika, worden in Zuid-Afrika tal van herdenkingen, lezingen, een tv-documentaire alsook academische en culturele evenementen op het getouw gezet. Een van de meest opmerkelijke gebeurtenissen is op het gebied van de lyriek – een viering van de linguïstische en cultureel-etnische diversiteit van het Afrikaans in een lijvige bloemlezing.

Merang (2025) is de titel van een omvangrijke keuze uit gedichten van hedendaagse Afrikaanstalige schrijvers. De samenstellers Alwyn Roux en Neil Cochrane, beiden vertegenwoordigd met gedichten in de bundel, selecteerden 182 gedichten van in totaal 88 dichters. Daarbij zijn gevestigde en bekende namen zoals Tom Dreyer, Louis Esterhuizen, Diana Ferrus, Joan Hambidge, Marlise Joubert, Lynthia Julius, Ronelda Kamfer, kleinboer, Danie Marais, Charl-Pierre Naudé, Jolyn Phillips, Heilna du Plooy, Bibi Slippers, hilda smits, Ilse van Staden en Hein Viljoen, maar dus ook een hele resem debutanten in de lyriek. Zo maakt Klara du Plessis binnenkort haar Afrikaanse poëziedebuut. Werk van haar hand is opgenomen in Merang. Er is ook poëzie gekozen van drie overleden dichters: Johann de Lange, Mellet Moll en Joha van Dyk. In de promotietekst van Naledi wordt de boektitel als volgt toegelicht:

Die bundeltitel beklemtoon die idee van feesviering, want ‘merang’ beteken ‘fees’ en behoort tot die leksikon van Kaapse Moesliemafrikaans. Die etimologiese oorsprong van ‘merang’ is Maleis (‘rame’an’) wat ‘skare’ beteken, terwyl die woord ‘marang’ in Javaans ‘na’ beteken, soos in ‘kom na’ (dus ook in die sin van ’n uitnodiging). ‘Merang’ is gewoon ’n mooi en klankryke woord wat ook Afrikaans se diverse karakter beklemtoon.

Ter gelegenheid van het eeuwfeest van het ambtelijk statuut van het Afrikaans hebben de bloemlezers ervoor gekozen de veelkleurigheid en de veel- of meerstemmigheid van de Afrikaanse dichtkunst te laten zien. De verzamelde teksten zijn niet in een enkele variëteit geschreven van het Afrikaans (te weten het Standaardafrikaans), maar in een linguïstische mengelmoes die doorgaans wordt ingedeeld in de regionaal bepaalde taalgroepen: Kaapse Afrikaans, Gariepafrikaans (Oranjerivierafrikaans) en Oosgrensafrikaans.

Het concept dat ten grondslag ligt aan de anthologiebundel laat denken aan een combinatie van I wish I’d said (AVBOB Poetry Project), waarin actuele stemmen in de veeltalige Zuid-Afrikaanse lyriek vertegenwoordigd zijn, en de zesdelige reeks Nuwe stemme, waarin debutanten in de Afrikaanse poëzie een forum aangereikt kregen. De zesde en laatste aflevering van Nuwe stemme verscheen trouwens in 2017 en was onder de redactie van Bibi Slippers en Charl-Pierre Naudé. Hierover schreven Alfred Schaffer en ik voor het Vlaamse magazine Knack deze beschouwing: https://www.knack.be/nieuws/wereld/nuwe-stemme-in-afrikaanse-poezie/.  Ik kan hier een passage hernemen uit het artikel omdat de uitspraak nog steeds van toepassing is:

De poëzie in het Afrikaans bloeit en fonkelt als nooit tevoren. […] Ondanks de penibele taalpolitieke situatie zorgen de Afrikaanse letteren vandaag voor gensters. Het buitenlandse succes van canonieke schrijvers is veelbetekenend, maar er is dus méér in de aanbieding.

Naast gedichten van debutanten bevat Merang vooralsnog ongepubliceerde poëzie van gevestigde schrijvers. In de aankondigingstekst wordt het ruime selectiecriterium als volgt toegelicht:

Die digters het werklik vrye teuels gehad, omdat geen tematiese, stilistiese of verstegniese vereistes aan hulle voorgehou is nie. Die belangrikste maatstaf en gemene deler was literêre gehalte. Merang is voorwaar ’n uitsonderlike viering van die Afrikaanse poësie in haar velerlei gedaantes. Dit is selde dat ’n versameling so verteenwoordigend is van verskillende style, poëtiese tegnieke en tematiese wêrelde soos die liefde, verlies, nostalgie, die natuurlike omgewing, plant- en dierspesies, sosiopolitieke kwessies, kunstenaarskap en tegnologie.

Mijn gesprekspartners zijn Neil Cochrane en Alwyn Roux, collega’s van het departement Afrikaans en Literaire Theorie van Unisa en samenstellers van Merang. In het vraaggesprek wordt ingegaan op keuzestrategieën en keuringsproces, de esthetische en culturele focus van de anthologie en het belang van een dergelijk initiatief als impuls of katalysator voor de dichtkunst in het Afrikaans.

Yves: Aanleiding voor de poëzieverzameling, zo lees ik in de aankondiging, is de herdenking van de ambtelijke status van het Afrikaans in 1925. De voorbije eeuw heeft de literatuur in het Afrikaans een bijzondere ontwikkeling doorgemaakt. Zeker na apartheid is ruimte ontstaan voor uitgaven in variëteiten van het Afrikaans. Zo is het Kaapse Afrikaans – een verzamelterm voor diverse taalvariëteiten van het Kaaps – uitgegroeid tot een literaire taal van een cultuurgemeenschap die voor zichzelf het recht opeist om in de eigen taal te spreken, te schrijven en uit te geven. Ook in andere regiolecten van het Afrikaans wordt inmiddels gepubliceerd. Talen van gemarginaliseerde bevolkingsgroepen, lange tijd onder de literaire radar in Zuid-Afrika, worden niet alleen erkend. Ze zijn het werkinstrument van schrijvers die de stemlozen een stem geven in de taal van hun gemeenschappen. Het is prachtig ook ongepubliceerd werk te lezen van Veronique Jephtas, Lynthia Julius en Jolyn Phillips. Uitgeverij Naledi laat optekenen dat de verzameling niet alleen een spectrum biedt van stijlen en thema’s, maar ook de veel- en meerstemmigheid van de actuele Afrikaanse lyriek laat zien. De nadruk ligt op culturele diversiteit en de staalkaart van gedichten presenteert zich als inclusief en polyfoon. Kunnen jullie ingaan op het script van inclusiviteit en diversiteit dat als uitgangspunt fungeert van het boekproject?

Neil: Die inklusiewe en diverse bedoeling van die projek word reeds in die bundeltitel openbaar. Ons was op soek na ’n bundeltitel wat nie in Standaardafrikaans is nie. Daarom het ons op Merang besluit, wat deel vorm van die leksikon van Kaapse Moslemafrikaans –  ’n variëteit met ’n besonders ryk geskiedenis. Min mense weet van hierdie geskiedenis en die belangrike werk wat Achmat Davids in dié verband gedoen het. Geen versamelbundel kan noodwendig die volle spektrum van diversiteit weerspieël nie, want uiteindelik is die samestellers gebonde aan die voorleggings wat ontvang word. Uiteindelik is die enigste maatstaf of die gedigte van hoogstaande gehalte is. Ek dink inklusiwiteit hou ook nou verband met die feit dat ons van die begin af geen beperkings van enige aard gestel het nie. Ek vind dit problematies indien mens allerlei beperkinge en voorskrifte begin stel betreffende tematiek, styl, digvorme en taalgebruik. Beperkinge kelder kreatiwiteit.

Alwyn: Merang was uit die staanspoor gekonseptualiseer as ’n inklusiewe projek wat diversiteit omarm. Die bedoeling van die versamelbundel was nie om Afrikaans as amptelike taal te vier nie, alhoewel 2025 ’n bakenjaar is vir die viering daarvan; die bedoeling was veel eerder om Afrikaans as poëtiese taal te vier, wat veel ouer as die amptelike status van Afrikaans is. Poëtiese taal stel die moontlikhede van die taal as medium voorop. As samesteller van die projek is jy egter oorgelewer aan die gedigte wat deur die digters aangestuur word en was ons nie voorskriftelik in die aanbieding daarvan nie. Merang is daarom ’n momentopname in tyd en ’n bewys dat Afrikaans springlewendig en gesond is. Afrikaans word nie net in ’n enkele variëteit geskryf nie en is by uitstek ’n medium wat die volle reikwydte van die menslike ervaring tot uitdrukking bring.

Yves: De indrukwekkende namenlijst en ruime tekstsamenstelling laten de disparaatheid en de vitaliteit van de Afrikaanse dichtkunst zien. De bloemlezing betracht uiteraard geen volledig beeld te geven van tendensen in de recente Afrikaanse poëzie. Het opzet van jullie tekstkeuze is volstrekt anders dan het concept dat ten grondslag ligt aan de poëziebloemlezing Poskaarte. Beelde van die Afrikaanse poësie sedert 1960 (1997). Toch kan niet worden ontkomen aan subjectiviteit en opvattingen die met esthetica en poëtische voorkeur te maken hebben. De samenstellers Ronel Foster en Louise Viljoen noteren in de verantwoording van Poskaarte:

Alhoewel kriteria soos gehalte, skoonheid en verteenwoordiging geproblematiseer kan word, kan daar nie ontken word nie dat hulle wel ’n rol gespeel het by die seleksie van tekste vir Poskaarte; die hoofdoelstelling was egter die verskeidenheid van tendensies in die Afrikaanse poësie, en omdat verskeidenheid so ’n omvattende konsep is, kan ons keuse nie as die enigste of die finale beskou word nie. Aan die subjektiwiteit van die eie keuse kan nooit ten volle ontkom word nie (blz. xxv).

Jullie opzet is niet historiserend, zoals Poskaarte, de eerste vermeldenswaardige poëzieanthologie die na 1994 in de Afrikaanse letteren is verschenen en in haar tekstselectie een verfrissend en ruimer beeld schetst van de Afrikaanse dichtkunst dan wat in de apartheidsjaren het licht zag. Voor Merang is geopteerd voor ongepubliceerd werk van levende dichters in het Afrikaans: een dwarsdoorsnede – mede bepaald door de bereidheid gedichten in te sturen voor het boekproject, maar ook door de overweging van de samenstellers en de externe keurders – van wat thans leeft en vibreert in de Afrikaanstalige lyriek.

In jullie boek zijn gevestigde namen zoals Gilbert Gibson, Antjie Krog, Loftus Marais, Johan Myburg, Marlene van Niekerk, Bernard Odendaal, H.J. Pieterse, Clinton V. du Plessis en Carina Stander niet aanwezig, of jongere stemmen zoals Ashwin Arendse, Pieter Odendaal en Ryan Pedro, van wie net een tweede dichtbundel is gepubliceerd. Dat is geen idiosyncratische beslissing van de samenstellers of een particuliere getuigenis van esthetische voorkeur. Hoewel het Afrikaans nog een relatief jonge taal is met een complexe geschiedenis, getuige de bijzonder informatieve achtdelige kykNET-documentaire Die stories van Afrikaans in een regie van Danie Marais en Erns Grundling (https://www.netwerk24.com/netwerk24/kunste/tv/die-stories-van-afrikaans-vier-ryk-geskiedenis-van-ons-taal-20250411), is het Afrikaans het medium van een bont gezelschap van schrijvers van diverse etnische, raciale en culturele gemeenschappen (https://www.litnet.co.za/die-stories-van-afrikaans-op-kyknet-n-onderhoud-met-danie-marais/). Voor de selectie van de gedichten is een “keuringsproces” gehanteerd. Kan iets meer worden gezegd over de manier waarop schrijvers zijn betrokken bij het anthologieproject en hoe het keuringsproces is verlopen?

Neil: Alle gedigte wat ontvang is is deur beide samestellers gekeur. Gewoon op basis van literêre gehalte. Hierna is uitgebreide redaksionele kommentaar op gekeurde gedigte gelewer. Ek dink dat veral nuwelinge baat by konstruktiewe kommentaar gevind het, want poësie kom in ’n groot mate neer op slyping en afronding. Soms is ’n objektiewe oog nodig om ’n gedig gewoon te verbeter. Uiteindelik is dit die digter se keuse watter voorstelle hy of sy wil aanvaar.

Alwyn: In Junie 2024 het ons ’n oop uitnodiging gerig aan digters via LitNet en Netwerk24 om gedigte voor te hou vir Merang. Gedigte kon tot einde Oktober voorgelê word. Ná die gedigte ontvang is, het ons hulle noukeurig deurgewerk en van kommentaar voorsien. Die nodige veranderinge moes ons op die laatste teen einde Januarie vanjaar bereik. Indien daar nog werk aan die gedigte nodig was, het ons dit verder met die onderskeie digters opgeneem. Op hierdie stadium is die versamelbundel ook aan eksterne keurders voorgelê en het hulle kommentaar op die bundel as geheel gelewer. Die redakteurs en samestellers se verse wat ingesluit is in die bundel, was ook intern en ekstern aan keuring onderwerp. Soos Neil genoem het, was literêre gehalte uiteindelik die belangrikste maatstaf vir die opname van gedigte in die versamelbundel.

Yves: Het boek Merang laat het kruim zien van de actuele dichtkunst in het Afrikaans, ofschoon belangrijke dichters niet aanwezig zijn met vooralsnog ongepubliceerd werk. Vele schrijvers zijn daarentegen wel ingegaan op de uitnodiging. Het literair belang van jullie onderneming zal later in literatuurgeschiedenissen worden toegelicht. Bloemlezingen zijn literaire instituties die in het gesprek over literatuur een bijzondere positie innemen. Ze dragen bij tot de canonisering en dus de (publieke) beeldvorming van de poëzie.  Dergelijke uitgaven met een anthologische inslag markeren een moment: ze zijn een bestekopname van wat in een taal op een bepaald ogenblik als markant of bijzonder wordt gezien. Vandaag kunnen we al stellen dat Merang technisch, stilistisch, thematisch en dus ook linguïstisch de geschakeerdheid van actuele stemmen in het Afrikaans een platform biedt. Naledi presenteert in een commerciële promotekst de bloemlezing als volgt:

Merang is ’n feesviering van die eietydse Afrikaanse poësie. Gevestigde digters en nuwelinge dig oor uiteenlopende temas. ’n Allegaartjie van digterlike style, taalvariëteite en stemminge is aanwesig. Baanbrekerswerk vir/in die Afrikaanse poësie. Meer as 300 bladsye ruimgeestige poësiegenot.

Hoe beschouwen jullie terugblikkend als medesamensteller van Merang de huidige dynamiek van de lyriek in het Afrikaans, het genre dat zoals gezegd een enorm vitalisme laat zien dezer dagen?

Neil: Ek dink dat die aanbod van gedigte in Merang op verskeie vlakke getuig van die dinamiese aard van die Afrikaanse poësie. Die bundel beskik oor elf tematiese indelings. Dit is boeiend om te sien hoe verskillende digters met dieselfde tema omgaan, maar steeds ’n eiesoortige perspektief bied. Die gedigte oor selfdood is ’n goeie voorbeeld hiervan. Verder domineer die vrye vers en narratiewe modus, alhoewel meer tradisioneel liriese verse ook aan bod kom. Daar is skitterende narratiewe verse van onder meer Kobus Kotzé, Joha van Dyk en Danie Marais en ewe kragtige liriese verse van byvoorbeeld Eunice Basson en Ihette Senekal, asook skerp satiriese verse van Mariëtte van Graan. Die kletsrymverse van Churchil Naudé en die eksperimentele gedigte van Charl-Pierre Naudé en Aryan Kaganof is ook interessant. Ek mis wel ’n groter bemoeienis met vaste versvorme. Daar verskyn wel hier en daar ’n kwatryn en ’n villanelle. Weereens kan samestellers slegs kies uit die oes gedigte wat ontvang is. Ek is wel bly dat voorheen afgeskeepte temas aan bod kom. Jacques Boshoff se gedig oor genadedood is ’n goeie voorbeeld. Digters verwoord ook bekender temas op vernuwende maniere. Ek dink nou byvoorbeeld aan Yolanda van der Mescht se gedigte oor die tegnologies-gedrewe wêreld waarin ons leef en Jaco Barnard-Naudé se gedigte oor queer seksualiteit. Die gedigte oor die verlies van kinders het my ook diep ontroer. Uiteindelik behoort elke poësieleser iets te vind in Merang wat hom of haar ontroer. Verder hou ek van die gebrek aan hierargieë. Die gedigte van Hertzogpryswenners verskyn saam met dié van relatief onbekende nuwelinge. Ek is veral verheug oor die opname van heelparty nuwelinge soos Hester Steenkamp, Rentia Weber, Erica Schoeman, Zebbiekaans Kochk, Yolanda van der Mescht om slegs ’n paar te noem. Al hierdie digters beskik oor die potensiaal om ’n debuutbundel te publiseer. Daar is tans ’n gebrek aan gedrukte publikasieruimtes vir nuwe stemme. Ja, digitale platforms vervul ’n belangrike funksie, maar volgens my wil digters ook hul werk in ’n gedrukte formaat sien.

Alwyn: Terugskouend dink ek dat die saamstel van Merang bevestig dat Afrikaanse poësie tans ’n bloeitydperk beleef, asook dat hierdie bloei nie net uit één lewensaar gevoed word nie. Nee, Merang toon verskeie bronne waaruit die digterlike woord as’t ware in Afrikaans opborrel, soos byvoorbeeld Bibi Slippers se “HAT (p. 1068)”, waarin sy die digterstaak beskryf as “om dié wortelknoltaal / tot maniokmeel te maal waarvan elkeen / sin na eie smaak kan maak”, of Veronique Jephtas se “Hou sout”, waarin “kaaps kô stof opskop à la katjie vannie baan” (bl. 23). Nog iets mooi van taal is dat dit slaggereed is in die hand van die digter om gebruik te word in die aangesig van die vele “dinge” waarvoor ons in die lewe te staan kom. In Mellet Moll se “ars melancholiae iii” (bl. 211) word hierdie slaggereedheid soos volg aan die hand van ’n aanhaling deur Paul Celan voorgehou: “Only one thing remained reachable, close and secure amid all losses: language. Yes, language. In spite of everything, it remained secure against loss.”

Yves: Dank voor het gesprek, Neil en Alwyn. Jullie hebben formidabel werk geleverd. Ik kijk nieuwsgierig uit naar de kritische ontvangst en het gesprek over het boek in Zuid-Afrika en ook elders waar Afrikaans wordt gelezen en gedoceerd.

Merang in een uitgave van Naledi en bevat gedichten van (alfabetisch op voornaam gerangschikt): Adri Breed, Alwyn Roux, Amanda Marais, Anri Botha, Anton Döckel, Aryan Kaganof, Bibi Slippers, Caren Kearley, Carina van der Walt, Charl-Pierre Naudé, Chrisna Beuke-Muir, Christiaan Diedericks, Christili Muller, Churchil Naudé, Cobus Kruger, Danie Marais, Diana Ferrus, Dietloff van der Berg, Emma Bekker, Erica Schoeman, Eunice Basson, Franco Colin, Gerda Taljaard, Hannes Visser, Hendrik J. Botha, Hennie Meyer, Hennie Nortjé, Heilna du Plooy, Heinrich van der Mescht, Hein Viljoen, Hester Steenkamp, hilda smits, Ihette Senekal, Ilse van Staden, Jaco Barnard-Naudé, Jaco Fouché, Jacobus Swart, Jacques Boshoff, Jan Pretorius, Jerzy Koch, Jo Prins, Joan Hambidge, Joha van Dyk, Johann Lodewyk Marais, Johann Opperman, Johann de Lange, Jolyn Phillips, Kenan Davids, Klara du Plessis, kleinboer, Kobus Kotzé, Kobus Lombard, Linette van der Merwe, Louis Esterhuizen, Louis Jansen van Vuuren, Lynthia Julius, Marieta McGrath, Maritha Broschk, Marius Crous, Marié Nöthling, Mariëtte van Graan, Marlise Joubert, Marlize Hobbs, Marthé McLoud, Martjie Bosman, Martin Kruger, Martina Klopper, Melanie Grobler, Mellet Moll, Meyer van Rensburg, MG Schoombee, Nathan Trantraal, Neil Cochrane, Nini Bennett-Moll, Pirow Bekker, René Bohnen, Renée Marais, Rentia Weber, Retha van Deventer, Rina Cascione, Ronelda S. Kamfer, Selwyn Milborrow, Stefaans Coetzee, Toast Coetzer, Tom Dreyer, Veronique Jephtas, Yolanda van der Mescht en Zebbiekaans Kochk.

Het boek kan online worden besteld (https://naledi.co.za/product/merang/) en zal binnenkort beschikbaar zijn in de boekwinkel.

Lees ook:

Tweespraak met Marlene van Niekerk: "Ik vind het opwindend dat Afrikaans in al zijn variaties steeds meer wordt gepubliceerd, het brengt niet alleen een talige verrijking maar ook een morele rechtstelling"

Tweespraak met Lynthia Julius: "Daar’s ’n kokerboom in my hart wat wil groei"

Tweespraak met Antjie Krog: De witte canon van de Nederlandstalige literatuur in Zuid-Afrika, taalsleutels voor meerstemmig intercultureel verkeer

Alfred Schaffer als cultuurbemiddelaar: "O se boloke / Bescherm ons"

  • 0
Verified by MonsterInsights
Top