Op dinsdag 5 oktober vond in het Zuid-Afrikahuis een symposium plaats onder de titel “De oogkleppen af. Historici bekennen kleur”. De directe inspiratiebron voor dit symposium was het boek The Lie of 1652 van de Zuid-Afrikaanse erfgoedactivist Taric Patriq Mellet.
De documenten in onze archieven weerspiegelen een verleden dat voor sommigen een bron van trots vormt, voor anderen een oorzaak bron van pijn en woede en armoede en ongelijkheid. Archieven vertellen verschillende verhalen, afhankelijk van de blik waarmee je ernaar kijkt. Maar ze kunnen ook het beginpunt vormen voor verwerking en herstel.
Het symposium, dat deels fysiek in het Zuid-Afrikahuis plaatsvond en deels online, werd op een deskundige, betrokken en warme wijze gemodereerd door Wim Manuhutu (NL), historicus en erfgoeddeskundige. De andere sprekers waren Patric Tariq Mellet (ZA), journalist Niels Posthumus (NL), kunstenaar, curator en wetenschapper Carine Zaayman (ZA/NL) en historicus, archivaris en hoogleraar archiefwetenschap Charles Jeurgens (NL).i
Archieven van het Zuid-Afrikahuis mogen ook tegendraads gelezen worden
Dit symposium is een initiatief van de directeur van het Zuid-Afrikahuis, Angelie Sens. Als historicus houdt zij zich al jaren bezig met onderwerpen als kolonialisme, slavenhandel, slavernij en abolitionisme. Helaas is Sens op de dag van het symposium wegens persoonlijke omstandigheden verhinderd. Ze heeft echter een introductie tot het thema geschreven die namens haar wordt voorgelezen door Simon Scholte ter Horst, de archivaris van het Zuid-Afrikahuis.
...
Er staat volgens Sens inmiddels een nieuwe generatie historici op.
...
In haar introductie spreekt Sens haar vreugde uit over de snelheid waarmee het gesprek over dekolonisatie de laatste jaren wereldwijd op gang is gekomen. Het is volgens Sens de hoogste tijd dat het flagrante racisme in de samenleving ter discussie gesteld wordt. Dat geldt ook voor de vooroordelen die doorklinken in de geschiedenisboeken die gebruikt worden in lager en middelbaar onderwijs en zelfs op de universiteit. Deze vooroordelen worden volgens Sens verder versterkt en uitgedragen door onder meer de overheid en de media. Er begint iets te veranderen, constateert ze, maar we staan nog slechts aan het begin van het proces. Gevestigde historici doen hun werk nog grotendeels op de traditionele manier. Maar er staat volgens Sens inmiddels een nieuwe generatie historici op. Deze jonge historici stellen nieuwe vragen, kijken met een frisse blik naar het bekende archiefmateriaal, brengen andere stemmen aan het licht en aarzelen niet om hun bevindingen te delen, zowel op academische als publieke fora. Sens vindt het vreemd dat deze jonge wetenschappers soms afkeurend als “geëngageerd” of zelfs “activistisch” weggezet worden.
...
Volgens zijn critici was Mellet geen “echte” historicus.
...
Een belangrijke inspiratiebron voor dit symposium is het boek The Lie of 1652. A Decolonised History of Land (2020) van Patric Mellet. Sens refereert aan het feit dat Mellet na verschijning van zijn boek naast positieve reacties ook kritiek kreeg. Volgens zijn critici was Mellet geen “echte” historicus. Er zou in de bekende archieven geen bronnenmateriaal te vinden zijn om zijn beweringen te staven. Mellet zou de leemten ingevuld hebben met interpretatie of speculatie. Volgens Sens had Mellet deze kritiek waarschijnlijk al zien aankomen. Ze haalt aan uit zijn boek:
“All histories are versions, and this book, like all works, is a version or interpretation of a lived reality and a path of learning. In making my thoughts and explorations part of public discourse, I am opening this narrative to engagement by others with a wide array of views that may challenge my own – that is the nature of discourse. There are a great many fascinating perspectives in other works, and I encourage all to explore these. My only caution is that, as soon as someone presents their version as being the absolute truth rather than a perspective, healthy distrust should set in.”
Het Zuid-Afrikahuis, vertelt Sens, dateert uit de tweede helft van de negentiende eeuw. De strijd van de Boeren tegen de Britten sprak in Nederland zozeer tot de verbeelding dat er verschillende Boerenvriendenorganisaties opgericht werden om de Boeren te ondersteunen. Onder meer vanuit die organisaties is het Zuid-Afrikahuis ontstaan. Na de Zuid-Afrikaanse Uniewording (1910) zetten dezelfde organisaties hun steun aan de witte Boerenbevolking voort, onder meer door het sturen van onderwijzers, predikanten, boeken en ander drukwerk. Ze waren ook betrokken bij het uitsturen van Nederlandse migranten om het “Hollandse element” in Zuid-Afrika te versterken.
In de Unie van Zuid-Afrika telden echter alleen de rechten van de witte bevolking. Wie de verkeerde huidskleur had, telde niet mee. Sens haalt de zwarte schrijver Sol Plaatjie aan. In zijn dagboek noemt hij iemand zoals hijzelf na aanvaarding van de Land Act in 1913 “een paria in zijn geboorteland”. Sens draait er geen doekjes om. “Apartheid”, schrijft ze, “was een manier om de vrijheden van de zwarte bevolking van Zuid-Afrika op elke mogelijke manier te beknotten.”
Sens erkent dat de bibliotheek en het archief van het Zuid-Afrikahuis nog steeds de sporen tonen van deze ontstaansgeschiedenis. De bibliotheekcollectie is sinds de tweede helft van de twintigste eeuw meer divers geworden, maar met name het archief weerspiegelt nog steeds de activiteiten van de Boerenvriendenorganisaties uit de laat-negentiende en vroeg-twintigste eeuw. Vandaag de dag moeten onderzoekers dus met een andere blik naar het materiaal kijken om stem te geven aan de stemlozen die in deze bronnen opgesloten liggen.
Sens wijst er echter op dat het Zuid-Afrikahuis niet alleen bestaat uit een bibliotheek en een archief. Het is ook een cultureel ontmoetingspunt dat ruimte biedt aan boekpresentaties, tentoonstellingen, lezingen, cursussen, leeskringen en niet in de laatste plaats debatten en symposia over een wijd spectrum aan onderwerpen. Via deze evenementen wordt ernaar gestreefd om te komen tot een nieuw en meer inclusief beeld van Zuid-Afrika, om verdrongen stemmen een podium te bieden en vraagtekens te plaatsen bij de eigen rol van het Zuid-Afrikahuis in verleden, heden en toekomst. Dit symposium past binnen dat streven.
...
De geschiedenis van Zuid-Afrika begon niet pas met de komst van Jan van Riebeeck in 1652.
...
“Geen restauratieve gerechtigheid zonder restauratieve herinnering”
Hoofdgast van het symposium is Patric Mellet, de schrijver van het geruchtmakende The Lie of 1652. Mellet is opgegroeid in het voormalige Distrik Ses in Kaapstad. Tijdens de apartheidsjaren was hij actief binnen het ANC en leefde hij enige tijd in ballingschap. Vandaag de dag is Mellet erfgoedactivist, verhalenverteller en specialist op het gebied van slavernij in de Kaapregio.
Mellet opent zijn presentatie (in de video: 10:40 tot 50:16) met twee afbeeldingen: een schilderij van de Nederlandse vloot aan de Kaap in 1648 en een foto van ruïnes van stenen forten van de Bokoni uit Mpumalanga, die al een eeuw eerder werden gebouwd. Met de juxtapositie van deze beelden laat Mellet zien dat zuidelijk Afrika vóór de komst van de koloniale machten niet “leeg” was. Die mythe van het lege land is een van de leugens waar hij naar verwijst in de titel van zijn boek. De geschiedenis van Zuid-Afrika begon niet pas met de komst van Jan van Riebeeck in 1652.
Volgens Mellet zijn er verschillende manieren om naar de vroege koloniale geschiedenis van de Kaap te kijken. Die geschiedenis kan ten eerste opgevat worden in termen van “winst”, zowel vanuit het Nederlandse, Aziatische als Afrikaanse perspectief. Vanuit het Nederlandse perspectief wordt de VOC dan bijvoorbeeld gezien als de eerste multinational, een baken van nationale trots. Maar diezelfde geschiedenis kan voor elk van deze drie invalshoeken ook uitgelegd worden in termen van “verlies”. Vanuit Aziatisch perspectief heb je het dan bijvoorbeeld over deportaties en slavernij, en vanuit Afrikaans perspectief om landonteigening zonder compensatie, slavernij en volkerenmoord.
Er is in het verleden dus nogal wat gebeurd, constateert Mellet. En zolang de misdaden uit het verleden niet onder ogen zijn gezien, zullen zij blijven doorwerken in het heden. “Restauratieve herinnering is essentieel voor het tot stand brengen van restauratieve gerechtigheid”, zegt hij.
De hoofdmoot van Mellets lezing bestaat uit een overzicht van zijn boek, The Lie of 1652. Hij volgt hierbij de hoofdstukdeling van zijn boek. In hoofdstuk 1 weerlegt hij de leugen dat er in zuidelijk Afrika vóór 1652 geen sociaal en economisch leven zou zijn geweest. In hoofdstuk 2 richt hij zijn pijlen op de mythe dat er in Tafelbaai vóór 1652 geen havenactiviteit zou hebben bestaan en dat de lokale bevolking geen handel met de passerende schepen zouden hebben gedreven. In hoofdstuk 3 bestrijdt hij de mythe van het lege land en de voorstelling dat Europeanen zich niet schuldig zouden hebben gemaakt aan landonteigening zonder vergoeding en zelfs genocide. Hoofdstuk 4 gaat over de gedwongen verhuizingen onder de zwarte bevolking van zuidelijk Afrika gekoppeld aan gedwongen tewerkstelling zonder compensatie en hoofdstuk 5 over verschillende fasen van “social engineering”, culminerend in het apartheidsstelsel, die leidden tot amalgamering van verschillende bevolkingsgroepen, de-Afrikanisatie en de constructie van kunstmatige nieuwe identiteiten. Veel van wat hij hier beschrijft kan volgens Mellet geclassificeerd worden als misdaden tegen de menselijkheid.
...
“Wát we ons herinneren en hóé we ons dat herinneren, bepaalt hoe we verdergaan”
...
“Wát we ons herinneren en hóé we ons dat herinneren, bepaalt hoe we verdergaan”, aldus Mellet. “In een proces van restauratieve gerechtigheid kunnen we geen gebruik blijven maken van de methodes en terminologie van de koloniale geschiedschrijving. Pas als de geschiedwetenschap gedekoloniseerd wordt, ontstaat er ruimte voor gesprek. Een gedekoloniseerd beeld van de geschiedenis kan als basis dienen voor sociale, economische en culturele transformatie. Daarnaast kan het een schans vormen tegen neokolonialisme vanuit Europa en Azië. Restauratieve herinnering, restauratieve gerechtigheid, restitutie en transformatie zijn cruciale processen in onze vrijheidsstrijd.”
Het boek The Lie of 1652 was volgens Mellet maar één stap in het proces van restauratieve herinnering. Inmiddels heeft hij zijn aandacht verlegd naar het Camissa African Centre for Restorative Memory. Mellet wil de omstreden en door sommigen als pijnlijk ervaren term “kleurling” vervangen door “Camissa Afrikaan”. De Camissa is een rivierenstelsel dat in het verleden vanaf de helling van de Tafelberg dwars door Kaapstad liep. Tegenwoordig is daar bovengronds niets meer van zichtbaar. Maar volgens Mellet lopen er onder het oppervlak van de stad nog altijd verschillende waterstromen waar dagelijks miljoenen liters water doorheen vloeien. Mellet ziet dat rivierenstelsel als een metafoor voor de bevolkingsgroep die door het apartheidssysteem als “kleurling” bestempeld werd. In ruwe lijnen zijn er zeven culturele identiteiten te onderscheiden die onder deze noemer samengebracht zijn. Terwijl het apartheidsdenken die identiteiten respectloos op één hoop gooide, symboliseert het beeld van de Camissa-rivier met al zijn zijrivieren het samenvloeien van die verschillende identiteiten die elk hun eigen oorsprong hebben. Met financiële steun van het Nederlandse consulaat in Kaapstad is er inmiddels een website gebouwd (https://www.camissamuseum.co.za/) waarop de “restauratieve geschiedenis” van de Camissa Afrikanen verteld wordt. De volgende stap is de inrichting van een fysiek Camissa Museum. En welke locatie is daarvoor meer geschikt als het oudste gebouw in Kaapstad, dat nauw met de koloniale geschiedenis van de Kaap verbonden is: Kasteel de Goede Hoop?
“Als schoolkinderen het Kasteel nú bezoeken, zien ze alleen een koloniaal gebouw”, observeert Mellet. “Er is daar niets dat ze herinnert aan hun voorouders. De jeugd moet horen wat hun voorouders is overkomen. Binnenkort wordt het Kasteel ook deel van het transformatieproces.”
“De geschiedenis mag je best een ongemakkelijk gevoel geven”
De tweede deelnemer aan het symposium is de Nederlandse journalist Niels Posthumus. Tegenwoordig is hij correspondent voor het dagblad Trouw in het Verenigd Koninkrijk, maar tot voor kort werkte hij acht en een half jaar lang als correspondent voor dezelfde krant in Zuid-Afrika. Tot besluit van die periode publiceerde hij in augustus het boek Alle problemen begonnen met Van Riebeeck, waarin hij de rol van de Nederlanders in Zuid-Afrika sinds 1652 bestudeert en op zoek gaat naar Zuid-Afrikaanse naamgenoten. Op die manier probeert hij erachter te komen wat hij zelf gedaan zou hebben, bijvoorbeeld als soldaat in dienst van de VOC of als pionier tijdens de Grote Trek. De geschiedenis raakt minder abstract wanneer je je probeert voor te stellen dat je er zelf deel van zou kunnen zijn.
In Zuid-Afrika verbaasde het hem hoe weinig zijn vrienden over hun eigen geschiedenis wisten, zegt Posthumus. “Een van hen vertelde me dat het geschiedenisonderwijs bij hem op school pas begon bij 1948, het begin van de apartheid. Maar de apartheid was de culminatie van een ontwikkeling die al driehonderd jaar eerder begon, zelfs, zoals Patric Mellet terecht opmerkt, al vóór de komst van Jan van Riebeeck. Ik denk dat het voor Zuid-Afrikanen in het algemeen en zeker voor Zuid-Afrikaanse kinderen belangrijk is te weten wat tot de apartheid heeft geleid. Die hele periode tussen Van Riebeeck en apartheid is vrijwel onbekend. Deze leemte in hun kennis moet worden opgevuld.”
Posthumus krijgt soms van lezers te horen dat ze zijn boek somber vinden; het zou alleen maar over problemen gaan. Daarom vindt hij Mellets onderscheid tussen een geschiedenis van “winst” en een geschiedenis van “verlies” zeer verhelderend. “Nederlanders zijn over het algemeen gewend om aan het VOC-tijdperk te denken in termen van ‘winst’”, zegt hij. “Daarbij vergeten ze hoe belangrijk slavernij was voor het verdienmodel van de VOC en voor hoeveel verwoesting die heeft gezorgd, niet alleen aan de Kaap maar ook elders in de wereld. Nederlanders moeten leren om vanuit verschillende perspectieven naar hun geschiedenis te kijken.” Posthumus moedigt Nederlanders dan ook aan musea te bezoeken of boeken te lezen over koloniale geschiedenis, of te luisteren naar mensen die in onze tijd nog steeds nadeel ondervinden van deze geschiedenis. The Lie of 1652 en de website van het Camissa Museum zijn, volgens hem, in dit verband een goed vertrekpunt. Posthumus vindt niet dat Nederlanders van nu zich persoonlijk schuldig hoeven te voelen over het Nederlandse koloniale verleden. “Maar mij geeft het wel een ongemakkelijk gevoel als ik erover nadenk wat mijn land in het verleden heeft aangericht”, bekent hij. “Het is goed om die ongemakkelijkheid toe te laten.”
...
Vandaag de dag weten jongeren vaak niet wie ze zijn of waar ze thuishoren.
...
Waar hoor ik bij?
Terwijl Posthumus bij het werk aan zijn boek vooral de algemeen geïnteresseerde lezer voor ogen had, liet Patric Mellet zich bij het schrijven van The Lie of 1652 inspireren door de mensen uit zijn eigen gemeenschap, in zijn woorden: de Camissa Afrikanen. “Het traditionele beeld van de geschiedenis werd gevormd op de missiescholen en door het christelijk-nationaal onderwijs”, zegt hij. “Indoctrinatie dus. Vandaag de dag weten jongeren, vooral in mijn gemeenschap, vaak niet wie ze zijn of waar ze thuishoren. Ze snappen ook niet hoe zij bij de rest van Afrika passen. Sommigen denken dat ze geen Afrikanen zijn. Ik wilde een boek schrijven dat de basis kon leggen voor een verdere zoektocht. Het idee achter het Camissa Museum is ook om een erfenis achter te laten van onderzoek, begrip en herinnering.”
Verzet tegen de dominantie van de tekst
Carine Zaayman is een kunstenaar, curator en wetenschapper die zich inzet voor een kritisch engagement met koloniale archieven en collecties, met name met betrekking tot het verleden van de Khoe. Ze werkte tot voor kort als docent aan de Michaelis School of Fine Art en het Centre for Curating the Archive, beide deel van de Universiteit van Kaapstad. Momenteel is Zaayman bezig met een postdoctoraal onderzoeksproject aan de Vrije Universiteit in Amsterdam.
“Het punt waarop mijn wetenschappelijke belangstelling voor deze onderwerpen samenvalt met mijn artistieke praktijk is dat ik het idee heb dat we gedomineerd worden door het geschreven woord”, aldus Zaayman. “Er wordt vaak gedacht dat archivale bronnen transparant zijn over het verleden dat ze zogenaamd aan ons onthullen. Maar het geschreven woord is slechts één vorm. Als kunstenaar ben ik geïnteresseerd in de vraag hoe de vorm een verhaal of een idee beïnvloedt of welke vormen een verhaal of idee kan aannemen. Hoe kun je het verleden een vorm geven die niet alleen maar bestaat uit tekst?”
...
Want wat Van Riebeeck schreef, beantwoordde niet aan wat ik hoopte te vinden.
...
Als nazaat van Krotoa, de jonge Khoe-vrouw die door Jan van Riebeeck in huis genomen werd en die een centrale rol zou gaan spelen als tolk en bemiddelaar tussen haar eigen gemeenschap en de Nederlanders, vond Zaayman Van Riebeecks Daghregister pijnlijke lectuur. “Het viel me op dat ik tijdens het lezen van zijn dagelijkse aantekeningen moeite had om visuele correlaties te vinden voor wat hij beschreef”, vertelt ze. “Want wat hij schreef, beantwoordde niet aan wat ik hoopte te vinden. Zuid-Afrikaanse kunstenaars moeten voortdurend heen en weer bewegen tussen ten eerste dit wat gevoeld en gezocht wordt en waar men zich mee verbonden voelt, ten tweede dit wat in de archieven te vinden is, en ten derde het daar een andere vorm aan geven. Dat kan in poëzie (denk bijvoorbeeld aan het werk van de Zuid-Afrikaanse dichteres Toni Stuart), maar ook door een performance, muziek of samenwerkingsprojecten. Er wordt vaak gedacht dat tekst de enige vorm is waarin het verleden verteld kan worden, maar dat is niet zo. Daar verzet ik me tegen.”
...
Het is belangrijk om je bewust te zijn van de dominantie van geschreven bronnen en om kritisch te zijn ten aanzien van wat er geschreven staat.”
...
Wat doet de curator?
Charles Jeurgens is historicus, archivaris en hoogleraar archiefwetenschap. Hij bevestigt het beeld dat Zaayman heeft geschetst. “We hebben onze archivale bronnen in zuilen ondergebracht”, zegt hij. “Geschreven bronnen bevinden zich in archieven, objecten in musea, we hebben centra voor orale cultuur… En we vinden het lastig om die verschillende soorten bronnen te combineren. Daar ligt een uitdaging. Het is belangrijk om je bewust te zijn van de dominantie van geschreven bronnen en om kritisch te zijn ten aanzien van wat er geschreven staat.”
...
Curatoren vormen de brug tussen wat er in het verleden geschreven is, hoe het voorheen gebruikt is en hoe het kán worden gebruikt.
...
Volgens Jeurgens moet er ook goed gekeken worden naar de rol van de curatoren. “Zij vormen de brug tussen wat er in het verleden geschreven is, hoe het voorheen gebruikt is en hoe het kán worden gebruikt. Curatoren van archieven moeten kritisch kijken wat er tot zwijgen gebracht (“silenced”) is, ze moeten dat inzichtelijk maken en ze moeten gebruikers bewustmaken van mechanismen van tot zwijgen brengen (“silencing”). We zijn op dit moment ook bezig om kritisch te kijken naar de instrumenten die archivarissen in het verleden ontworpen hebben. Welke taal wordt er gebruikt? Het koloniale narratief leeft voort doordat archivarissen het redupliceren. Het is vreemd als iemand uit Zuid-Afrika, Suriname of Indonesië koloniale terminologie moet gebruiken om iets te weten te komen over zijn eigen geschiedenis. We moeten een andere positie innemen ten aanzien van dezelfde koloniale archieven. Het geeft andere verantwoordelijkheden aan mensen die daar vandaag de dag mee bezig zijn.”
De verbeelding aan de macht
Niels Posthumus heeft ervoor gekozen om in zíjn boek, voor een Nederlands lezerspubliek, vooralsnog de omstreden term “kleurling” te gebruiken. De term “Camissa” is in Nederland nog onbekend. Carine Zaayman is wel gecharmeerd van de term “Camissa”, maar zij volgt Patric Mellets werk dan ook al een tijdje via sociale media. Vooral het beeld van de hoofdstroom waar meerdere zijrivieren in uit komen, spreekt haar aan. “In mijn werk verwijs ik vaak naar de geschiedenis van Krotoa. Ik toon hoe ik het verleden zie en wat het voor míj betekent. Maar ik beschouw mijn verhaal niet als representatief voor heel Zuid-Afrika, er zijn meer manieren om een verhaal te vertellen. In mijn artistieke werk onderzoek ik of het mogelijk is om onze herinneringen als het ware te herschrijven. Het verleden werkt door in het heden. De slavernij is niet weg, maar bepaalt nog steeds de patronen van werk, ras, gender. Hoe we met het verleden omgaan heeft daarom grote invloed op het dagelijks welbevinden van de mensen van nu.”
Daarmee loopt Zaayman vooruit op een vraag vanuit de chat: “Hoe bepalen deze verhalen het leven van mensen nu, en hoe beïnvloeden ze hun toekomst?”
“Dat is de vraag die wij ons ook voortdurend stellen”, reageert Mellet. “Als iemand mij vraagt wie of wat ik ben, is mijn eerste reactie dat ik afstam van mensen die – geconfronteerd met misdaden tegen de menselijkheid – boven hun problemen uitgestegen zijn.”
“Jan van Riebeeck landt in Tafelbaai in april 1652”. Charles Davidson Bell, publiek domein, via Wikimedia Commons
Mellet waarschuwt ervoor niet te véél waarde aan archiefstukken te hechten. Hij verwijst naar het bekende schilderij van Charles Bell van de eerste kennismaking van Van Riebeeck met de inwoners van de Kaap. “Gewoon een schilderij van een Europeaan die zich iets probeerde voor te stellen dat tweehonderd jaar geleden was gebeurd”, zegt hij. “Wat let jou om er nú een voorstelling van te maken?”
...
“Wat let jou om er nú een voorstelling van te maken?”
...
Volgens Mellet moet een eigentijdse kunstenaar zijn voorstelling niet laten bepalen door de traditie. “Het gaat om de blik waarmee je nú kijkt. De archieven moeten opengegooid worden, vooral voor zwarte jongeren, zodat er met andere blik gekeken kan worden naar dezelfde bronnen. Zij zullen er andere dingen uithalen.”
...
De archieven moeten opengegooid worden, vooral voor zwarte jongeren. Zij zullen er andere dingen uithalen.”
...
“Neem de Khoe-revival die op dit moment in Zuid-Afrika aan de gang is. Deze Khoe-nationalisten kiezen ervoor om de Khoe te laten herleven zoals die voorkomen in zeventiende-eeuwse bronnen. Waarom specifiek de zeventiende eeuw? En waarom boots je het Europese beeld van de Khoe uit die tijd na? De revivalists gebruiken ook Europese titels als ‘koning’, ‘kapitein’ en ‘opperhoofd’. Dat zijn geen inheemse titels. De oude Khoe-gemeenschap zat niet zo hiërarchisch in elkaar. Een woord dat ze destijds bijvoorbeeld gebruikten was ‘gaob’ (leider); trouwens de Nama en Damara in Namibië gebruiken dat woord nog steeds.” Uiteindelijk, concludeert Mellet, komt het aan op verbeeldingskracht.
...
Deze Khoe-nationalisten kiezen ervoor om de Khoe te laten herleven zoals die voorkomen in zeventiende-eeuwse bronnen.
...
Zaayman keert terug naar het voorbeeld van haar eigen oumagrootjie, Krotoa. “Krotoa is een icoon”, zegt ze. “Maar er bestaan allerlei verschillende en conflicterende claims over hoe zij vertegenwoordigd zou mogen worden, en door wie. Ze wordt vaak als jonge vrouw voorgesteld omdat ze 10 of 11 was toen ze bij Van Riebeeck in huis kwam. Maar haar werk als tolk en onderhandelaar begon pas een paar jaar later en haar huwelijk met Van Meerhof en het trauma van haar kinderen die bij haar weggehaald werden, gebeurden pas toen ze volwassen was. Toch krijgen we telkens dat beeld van een jong meisje te zien. Dat op een bepaalde manier ‘bevriezen’ van een historische figuur wordt problematisch. Het is, zoals Patric Mellet al aangaf, ook raar dat Krotoa soms ‘prinses’ genoemd wordt. Het raakt mij in mijn gebeente als zoiets gebeurt. Maar het is ook symptomatisch voor al het symbolische gewicht dat een figuur als Krotoa wordt opgedrongen.”
...
Dat op een bepaalde manier ‘bevriezen’ van een historische figuur wordt problematisch.
...
Een nieuwe kans voor het archief
Als hoogleraar Archiefwetenschappen is Jeurgens niet bang voor activisme in het archief; hij juicht het juist toe. “Activistische onderzoekers kunnen ervoor zorgen dat de narratief verandert”, stelt hij. “Ze kunnen laten zien dat er meerdere perspectieven op bekende archieven mogelijk zijn. Wat het boek van Patric Mellet zo interessant maakt, is dat hij laat zien dat je archieven die jarenlang met het grein mee zijn gelezen, ook tegendraads kunt lezen.”
...
“Activistische onderzoekers kunnen ervoor zorgen dat de narratief verandert.”
...
Archieven zijn volgens Jeurgens niet langer het exclusieve domein van wetenschappers. “Steeds vaker worden archieven gebruikt door mensen die geïnteresseerd zijn in hun eigen geschiedenis. Dat vereist een nieuwe vorm van ontsluiting van het materiaal.”
...
“Steeds vaker worden archieven gebruikt door mensen die geïnteresseerd zijn in hun eigen geschiedenis. Dat vereist een nieuwe vorm van ontsluiting van het materiaal.”
...
Jeurgens begrijpt ook precies wat Mellet bedoelt met zijn oproep om bronnen uit het verleden door de bril van het heden te lezen. “Archieven mogen dan in het verleden tot stand gekomen zijn, maar er zijn altijd twee mensen bij betrokken: de schrijver én de lezer.”
Archivarissen waren tot voor kort vooral geïnteresseerd in de herkomst van het materiaal. “Dan heb je het over de mensen die de documenten creëerden. Niet over de mensen die erin beschreven worden. Een van onze uitdagingen is dat we meer aandacht moeten besteden aan de mensen die beschreven worden. Hóé werden ze beschreven? Waaróm werden ze beschreven? In welke mate werden ze betrokken bij het schrijven? Zo’n benadering leidt tot een nieuw begrip van de bronnen en tot nieuwe kansen.”
Met het oog op de toekomst
Het gesprek keert terug naar de vraag of Nederlanders van nu zich schuldig zouden moeten voelen over het koloniale verleden. Niels Posthumus houdt het, zoals we al gezien hebben, liever bij “ongemakkelijk”. Jeurgens geeft de voorkeur aan het woord “verantwoordelijk”. Dat is volgens hem meer constructief. “Het is toekomstgericht, dus het betekent dat je iets gaat doen.” We moeten ons realiseren dat wij het product zijn van “generaties van denken”, zegt hij. Het is belangrijk om de oude mechanismen van uitsluiting te onderkennen. “Maar de grote vraag is: wat is de volgende stap? Daar ligt onze verantwoordelijkheid.”
...
“De grote vraag is: wat is de volgende stap? Daar ligt onze verantwoordelijkheid.”
...
“Er wordt in Zuid-Afrika vaak beweerd dat de apartheid voorbij is”, bespiegelt Zaayman. “Maar wat wij in het verleden belangrijk vinden, wordt bepaald door onze positie in het heden. Wie kijkt naar de verdeling van land, rijkdom en privilege, moet toegeven – of je je nu schuldig voelt of niet – dat de huidige situatie niet vol te houden is.”
Zaayman gaat nog een stap verder. “We kijken terug op het verleden vanuit een innerlijke wereld die bepaald wordt door het heden. Uiteindelijk ligt onze verantwoordelijkheid niet bij het verleden, maar bij die innerlijke wereld die bepaald wordt door onze positie in het heden. Beeldende kunst, poëzie en muziek kunnen uitdrukking geven aan die innerlijke wereld.”
...
“Als ik schrijf, stromen de tranen vaak over mijn wangen.”
...
Patric Mellet is ervan overtuigd dat zíjn “innerlijke wereld” – zijn ervaringen, intellect, emoties en spiritualiteit – bepalend is geweest voor de manier waarop hij zijn boek heeft geschreven. “Als ik schrijf, stromen de tranen vaak over mijn wangen”, vertelt hij. “Voor mij voelt het alsof ik te maken heb met echte mensen. Ik beweeg voortdurend heen en weer tussen leven en dood. Ik communiceer met de mensen die ons voorgegaan zijn, onze voorouders. Ik heb een syncretisch geloof waarin de voorouders een grote rol spelen.”
...
“Er komt een dag dat ik zelf ook een voorouder zal zijn.”
...
Hij lacht. “Er komt een dag dat ik zelf ook een voorouder zal zijn.” Maar hij wordt meteen weer ernstig. “Ik wil iets achterlaten dat deel is van dat verhaal over tegenspoed overwinnen, de uitdaging aangaan, confronteren. Ik zei het al: restauratieve gerechtigheid wordt gevoed door restauratieve herinnering. Ik heb veel tijd besteed aan restauratieve herinnering, aan opkomen voor cultureel erfgoed. Ik ben een erfgoedfluisteraar, een erfgoedactivist. Ik ben het met jullie eens dat het geen zin heeft om je schuldig te voelen en vervolgens niets te doen. Ik kan niet stil zitten; als ik onrecht of ongelijkheid zie, moet ik daar iets aan doen.”
**
i Dit artikel geeft een globale indruk van het verloop van het symposium en wat daar is gezegd. Het gesprek vond in het Engels plaats. Het volledige symposium is hier terug te kijken.
Lees ook:
Een boek dat alles heeft: Niels Posthumus neemt afscheid van Zuid-Afrika