Sinds 2022 zijn twee academische leerstoelen opgericht in Zuid-Afrika en Namibië. De wisselleerstoel is georiënteerd op taal- en letterkunde en cultuurkunde en wordt bekleed door een senior onderzoeker. De Taalunie leerstoel Nederlandse taalbeheersing wordt bekleed door een junior onderzoeker (https://www.ivn.nu/nieuws/wisselleerstoelen-zuid-afrika-2106). In overleg met de Taalunie, SAVN en IVN is van meet af aan beslist een rotatiesysteem te hanteren. In 2025 zal de onderzoekhoogleraar gastcolleges aanbieden op uitnodiging van het Kaapse Forum (UCT, UWK en Stellenbosch), de docent taalbeheersing biedt taalonderricht aan in het NKN (Noordwes-Universiteit, Universiteit Pretoria en Universiteit van die Vrystaat). Na afloop van de derde jaargang worden beide projecten geëvalueerd in overleg met de betrokken institutionele partners. Mede dankzij de steun van de Vlaamse regeringsvertegenwoordiging in zuidelijk Afrika en de Nederlandse ambassade zijn de leerstoelen geïnstalleerd.
In 2018 is door Wannie Carstens (NWU) en Yves T’Sjoen (Universiteit Gent en Universiteit Stellenbosch) daartoe het initiatief genomen (zie https://www.ivn.nu/nieuws/plannen-van-ugent-voor-een-leerstoel-nederlands-in-zuid-afrika-1716 en https://neerlandistiek.nl/2019/09/nieuwe-leerstoel-nederlands-in-zuid-afrika/). Zij traden in gesprek met de Taalunie, SAVN, IVN en de Vlaamse en Nederlandse diplomatieke vertegenwoordigers en legden in gesprekken de plannen voor. Het is dankzij de inhoudelijke en financiële inbreng van de vermelde organisaties dat die plannen ook effectief zijn gerealiseerd. Beiden stelden voor dat naast de leerstoelen Zuid-Afrika in de Lage Landen, in Amsterdam en Gent, ook in Zuid-Afrika en Namibië dergelijke ambten of dus interuniversitaire posities kunnen bijdragen aan de kennis van de Lage Landen – bij uitbreiding het Caribisch gebied en Indonesië – en de studie van het Nederlands. Het aantal departementen Afrikaans en Nederlands is na 1994 beduidend afgenomen aan Zuid-Afrikaanse universiteiten. Ook de financiële middelen om gastdocenten aan te stellen zijn niet vermeerderd. De bilaterale overeenkomsten tussen universiteiten in Zuid-Afrika, Namibië, Nederland en België hebben er wel toe bijgedragen dat een actieve studenten- en docentenmobiliteit bestaat. De leerstoelen Nederlands garanderen nu al drie opeenvolgende jaren de aanstelling van een hoogleraar (2023: Yra van Dijk, 2024: Timothy Colleman) en een docent (2022: Jessie Dupont, 2023: Sen Joostens, 2024: Ekaterina Tereshko). Binnenkort maken SAVN en IVN de namen bekend van de geselecteerde docenten in 2025. (https://www.suiderafrikaanseverenigingvirneerlandistiek.org/wisselleerstoele en https://neerlandistiek.nl/2025/02/vacature-onderzoeksdocent-wisselleerstoel-zuid-afrika/).
Door voortaan meer gebruik te maken van online tools, zoals virtuele leeromgevingen, kunnen studenten in Zuid-Afrika en Namibië, en ook elders (Nederlands buiten het taalgebied), de cursussen volgen. Op die manier zullen de leerstoelen niet alleen meer studenten en docenten bereiken dan uitsluitend in zuidelijk Afrika. De lesopnames functioneren in een mondiale context en worden ingezet voor opleidingen Nederlands internationaal.
Yves: Wannie, in 2022 hebben we in onderling overleg de plannen uitgewerkt voor een onderzoekleerstoel (https://www.ivn.nu/nieuws/vacature-wisselleerstoel-zuid-afrika-2032), ingevuld door een wisselhoogleraar (ieder academiejaar een docent uit Nederland of België, idealiter ook uit Suriname of de Antillen), met aandacht voor drie vakgebieden: taalkunde, letterkunde en cultuurkunde. Het voornemen is dat in de nabije toekomst dus ook neerlandici in Suriname en de Antillen betrokken zijn bij de rekrutering van kandidaten. Hoe blik jij terug op de plannen destijds en hoe die met de steun van SAVN, Taalunie, IVN en diplomatieke instanties van Nederland en Vlaanderen uiteindelijk zijn bewerkstelligd? Het initiatief is destijds door de Taalunie en met goedkeuring van het Comité van Ministers opgenomen in het meerjarenbeleidsplan 2021-2024 (zie: Werkplan Zuid-Afrika 2021-2024).
Wannie: Yves, niks gebeur sommer net so nie. Ook nie met hierdie wisselleerstoele nie. Daar is altyd mense wat geleenthede raaksien en dan werk daarvan probeer maak. Dit is waar ons twee inkom.
Ek was bevoorreg om in die tydperk September tot Desember 2018 die tweede bekleër van die Leerstoel Zuid-Afrika: talen, literatuur, cultuur en maatschappij by die Universiteit Gent te kon wees. (Ons twee was terloops ook betrokke, natuurlik saam met ander belanghebbendes aan die Universiteit Gent, by die oprigting van die Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika in 2013.) En soos altyd was dit vir my ’n vreugde om in die Lae Lande, in die besonder in Vlaandere, te kan wees. Die leerstoel het vereis dat ek klas moes gee aan bachelor-studente (voorgraads) en meesterstudente. In die tyd tussenin kon ek werk aan my eie navorsing, in hierdie geval aan die tweede deel van Die storie van Afrikaans (gepubliseer 2019 by Protea Boekhuis). Dit is ’n vol program wat my goed besig gehou het.
Oor ’n koppie koffie het ons op ’n dag besin oor die wederkerigheid van ooreenkomste. Dit was duidelik dat danksy die welwillendheid van Nederlandstalige organisasies (Vlaamse regering, Vlaams-Zuid-Afrikaanse Vereniging, Algemeen-Nederlands Verbond, Stichting Zuid-Afrikahuis Nederland) Afrikaans redelik eensydig voordeel trek uit die samewerking, want met die hulp van hierdie organisasies kon daar twee leerstoele Afrikaans en Suid-Afrika in die Lae Lande tot stand kom: die een in Amsterdam, Nederland (wat sedert 1933 in werking is, en wat tans deur Margriet van der Waal beklee word), en die tweede een in Gent, Vlaandere (wat in 2017 afgeskop het toe Hein Willemse die eerste leerstoelbekleër was). Twee leerstoele in Afrikaans en niks vir Nederlands in Suid-Afrika nie. Dit is nie billik nie. Natuurlik is daar taal- en letterkundiges aan SA universiteite wat aktief deel van die wêreld van die Neerlandistiek is, maar dit is net deel van hulle taak. Nie een is uitsluitlik aan Nederlands toegewy nie.
Ons gedagte was dus: Daar moet ewewig in die verhouding tussen die wêrelde van Afrikaans en van Nederlands kom. Daar moet, soos in die Lae Lande met die twee leerstoele in Afrikaans, ook ooreenstemmende leerstoele in Nederlands in Suid-Afrika wees. Oftewel ten minste een leerstoel in taal- of letterkunde en dan ook iemand wat taalverwerwing aan die universiteit onderneem. Soveel van die leerstoele fokus op die letterkunde; taalkunde moes ook ’n geregverdigde aandeel kry. Dus iemand (taal- of letterkunde uit die Nederlandstalige gebied) wat vir ’n tydperk Suid-Afrika besoek (drie maande as dit kan, soos die leerstoelbekleër in Gent), aan ’n universiteit of universiteite gekoppel word, les gee en ook sy/haar navorsing met Afrikaanse taal- en letterkundiges deel. Of selfs saam met Afrikaanse kundiges aan ’n projek werk. So ’n professor word dan vir ’n tyd die “gesig van Nederlands” in Suid-Afrika. Dit illustreer dan ook die wederkerigheid in die verhouding.
Wat my betref, moet hierdie leerstoelhouer ook direk met SASNEV in Pinelands gekoppel word en ten minste een lesing daar aanbied vir ’n breër gehoor, juis ter wille van die sigbaarheid wat die leerstoel aan Nederlands in Suid-Afrika moet gee.
Soos dit met dromers gaan, moet vennote gesoek word om die plan ten uitvoer te bring. Gelukkig kon dit gebeur.
Dus: Mense droom, maak planne en voer dit dan uit met die hulp van ander. Ek is trots op ons twee se visionêre denke met hierdie projek, al moet ek dit self sê.
Yves: Het is de verdienste van Kris van de Poel, destijds Algemeen Secretaris van de Taalunie, en Maarten Vidal dat een rotatiesysteem is uitgewerkt (zie: https://www.litnet.co.za/persbericht-vacature-wisseldocentschap-zuid-afrika-reageren-tot-6-december/). Ik herinner mij nog de eerste online presentatie en de bespreking van het Taalunie-voorstel. Nadat het plan voor een onderzoekleerstoel is voorgelegd is door de Taalunie beslist als complementaire leerstoel ook in te zetten op Nederlandse taalbeheersing. De Taalunie financiert daarnaast opleidingen Nederlandse taalverwerving voor Zuid-Afrikaanse en Namibische docenten (Docentenscholing Nederlands als Vreemde Taal), zoals eerder dit jaar: https://neerlandistiek.nl/2025/03/docentenscholing-voor-nederlandse-taalverwerving-in-zuid-afrika-eenintensieve-leerervaring/.
Op de door jou geschetste manier zijn beide leerstoelen tot stand gekomen en is een structuur opgezet in functie van de vraag en de behoeften van departementen Afrikaans en Nederlands in Zuid-Afrika. Er bestaat al langer een raamakkoord tussen NWU (Potchefstroomkampus) en de Universiteit Antwerpen. Heeft die betrokkenheid bijgedragen aan de realisatie van het voornemen, net zoals de institutionele samenwerking van Nederlandse, Vlaamse en Zuid-Afrikaanse universiteiten? Welke is volgens jou de meerwaarde van beide instituties voor de neerlandistiek in Zuid-Afrika? Ik verwijs naar een bijdrage in 2017 toen ik sprak over “bloesems” van de neerlandistiek in Zuid-Afrika (https://www.litnet.co.za/bloesems-van-de-zuid-afrikaanse-neerlandistiek/). Wat is sindsdien, na de oprichting van beide leerstoelen, ten gunste veranderd?
Wannie: Daar is altyd gebeure wat ’n klimaat help skep vir iets wat innovasie bring. Ek glo daarom dat bestaande uitruil- of doseerooreenkomste aan universiteite in Vlaandere direk meegehelp het tot die behoefte aan ’n uitbreiding van die bestaande ooreenkomste. Maar ook hier gaan dit om mense wat oor jare saamgewerk het, saam kongresse bygewoon het en mekaar mettertyd goed leer ken het. En dit sou lei tot samewerking wat die formele aanbied van Afrikaans in Vlaandere moontlik gemaak het.
Afrikaans is vroeër lank aan die Universiteit Leuven aangebied, maar dit het, soos so dikwels gebeur, doodgeloop toe die betrokkenes wat dit geïnisieer het, nie meer daar was nie. Toe Marcel Janssens afgetree het (1997) aan die KU Leuven, was dit die begin van die einde van die uitruilprogram met hierdie universiteit. Soveel Afrikaanse letterkundiges (oorwegend helaas) het oor jare tye in Leuven deurgebring met die oog op studie (vir ’n M of D) of met die oog op ’n navorsingsprojek – ek dink hier aan mense soos Jacques van der Elst, Hennie van Coller, Bernard Odendaal, et al.
Luc Renders se seminariereeks by die Universiteit Hasselt in die tydperk 2001–2010 het daarna vir die groot deurbraak gesorg. Jaarliks het Afrikaanse taal- en letterkundiges (om die beurt) daar ’n week lank les gegee vir ’n gehoor bestaande uit belangstellende dosente en studente van Europese (en by geleenthede selfs Amerikaanse) universiteite. Daarmee is die effek van die kulturele en akademiese boikot grootliks verbreek. Afrikaans is Luc groot dank verskuldig dat hy hierdie inisiatief geneem het en ’n gaping geskep het wat gevul moes word. Dus weer eens ’n persoon wat iets van die grond af kry.
Daar is reeds sedert 1995 danksy Kris van de Poel aan en af kursusse in Afrikaans aan een van die destydse drie universitêre instellings in Antwerpen aangebied. Maar die Hasselt-kursus het uiteindelik die gaping gegee om die aanbied van Afrikaans as akademiese vak in Antwerpen moontlik te maak. Ek en Kris van de Poel kon dit met onderhandelinge, wat oor bykans 10 jaar gestrek het, beding en goedgekeur kry dat Afrikaans vanaf September 2006 formeel aangebied word via ’n ooreenkoms tussen die Fakulteit Letteren en Wijsbegeerte van die Universiteit Antwerpen (sedert 2003 nadat drie vroeëre universitêre instellings in Antwerpen saamgesmelt het) met die destydse Departement Afrikaans en Nederlands van die PU vir CHO (die hedendaagse NWU). Daarvolgens sou een van die departement se personeellede elke semester ’n kursus Afrikaanse taal- of letterkunde aanbied, met die verstandhouding dat studente en personeel uit Antwerpen ook die PU vir CHO sou besoek. Die wederkerigheid was belangrik. In 2025 bestaan die program al 19 jaar – ek is byvoorbeeld tans die gasdosent in taalkunde (al my derde keer) en Ilse de Korte die gasdosent in letterkunde. En hierdie program moet gekoester word omdat dit die samewerkingsnetwerk tussen Afrikaanse en Nederlandse taal- en letterkundiges nie net in stand hou nie, maar ook uitbrei sodat ’n jonger geslag daarby kan baat.
Maar toe die seminariereeks in Hasselt in 2010 afgeloop het, het personeel van die Universiteit Gent besluit om ook iets in Gent aan te bied, alhoewel daar reeds sedert 1996 programme in Afrikaans aan die Universiteit Gent was (Afrikaans: taal- en letterkunde, met Johan Taeldeman en Dirk Coigneau). Die oprigting van die Gents Centrum voor het Afrikaans en de Studie van Zuid-Afrika (2013) het dit nog meer geformaliseer – so ’n sentrum skep oneindige moontlikhede. Daarna het weer eens mense (jy, ek, Jacques van Keymeulen, Timothy Colleman en Annelies Verdoolaege) begin besin oor ’n leerstoel wat die profiel van die Centrum sou verhoog. Die feit dat die leerstoel in Gent (die eerste in Vlaandere) in 2017 afgeskop het, is ’n bewys dat ons klomp se droom en ywer vrugte gedra het.
Ek moet wel ook noem dat die (Nederlandse) Taalunie ’n enorme rol gespeel het om die regte klimaat te skep vir die bogenoemde inisiatiewe. In die tydperk 1995–1998 (as ek reg onthou) het die Taalunie in ’n visionêre poging om Afrikaanse taal- en letterkundiges ná die kulturele boikot weer in die wêreld van Neerlandistiek te integreer, taal- en letterkundiges aan SA universiteite in groepe van 15–20 onder leiding van onder ander Dorothea van Zyl vir ongeveer ’n maand na die Lae Lande gebring.
Die doel was om opnuut in ’n uitgeslote kring opgeneem te word. Taalverwerwing is gedoen in Utrecht en Gent, lesings oor taal- en letterkunde is deur kundiges aangebied, plekke van belang is besoek. Dit het onder Afrikaanse taal- en letterkundiges die bewustheid geskep van ’n wêreld wat uitreik en wil deel. Die inisiatiewe wat hieruit voortgespruit het, het oor die jare besondere dividende gedra: op persoonlike vlak (diep vriendskappe is gevorm, wat in my geval vandag steeds bestaan), op akademiese vlak (soos bogenoemde ooreenkomste), navorsingsamewerking tussen individue en universiteite, die sluit van ooreenkomste wat nagraadse studie vir ’n nuwe geslag studente moontlik gemaak het, die intrek in die Internationale Vereniging voor Neerlandistiek (IVN), en so meer.
Dus weer eens mense wat dinge laat gebeur het.
Yves: De voorbije maanden is na afloop van de derde ambtstermijn – drie opeenvolgende aanstellingen – het project geëvalueerd door de drie faciliterende vakorganisaties: SAVN, Taalunie en IVN. Ook de subsidiënten in Nederland en Vlaanderen maken een balans op. Hoe kijk jij als mede-initiatiefnemer terug op de periode van drie jaar? Ikzelf zie de meerwaarde: hoe de leerstoelhouders betrokken zijn bij het academisch gesprek in Zuid-Afrika op het gebied van de Nederlandse taal- en letterkunde, hoe zij hun bijdrage leveren op kunsten- en literaire festivals, in gesprek treden met literaire actoren, studenten en collega’s (https://voertaal.nu/de-nieuwe-leerstoel-in-zuid-afrika-gaat-verder-dan-de-traditionele-neerlandistiek/).
Door in te zetten, zoals Yra van Dijk deed voor colleges in Kaapstad, Bellville en Stellenbosch, op postkoloniale letterkunde en literatuur in een meertalige context wordt het letterkundig onderwijs niet aangeboden zoals het aan universiteiten in de Lage Landen wordt gedoceerd, maar gepresenteerd op maat van de regio en rekening houdend met maatschappelijke en culturele contexten in Zuid-Afrika (https://yravandijk.nl/optredens/wisselleerstoel-zuid-afrika-cape-town-university-september-oktober-2023/ en https://voertaal.nu/wisselleerstoel-nederlands-in-zuid-afrika-en-namibie/). Het gaat dus niet over een transpositie van letterkundige colleges naar een Zuid-Afrikaans studentenpubliek. Met name in een postkoloniale samenleving, voor een bijzonder divers studentengehoor, worden vanuit het oogpunt van de neerlandistiek schrijvers en teksten behandeld die aansluiting vinden bij plaatselijke culturen en letterkundes. In dat opzicht vind ik wat de leerstoel taal- en letterkunde en cultuurkunde aanreikt beslist een meerwaarde voor gezamenlijk onderzoek en het intercontinentale gesprek.
In 2024 bekleedde Timothy Colleman (Universiteit Gent) de leerstoel en hij was aangesteld aan de NWU. Hij maakte van de gelegenheid gebruik om bij te dragen aan een vergelijkend taalkundig onderzoeksproject én bood er gastcolleges en lezingen aan. (https://www.ivn.nu/nieuws/vierde-wisselleerstoel-zuid-afrika-afgesloten-met-publiekslezing-bij-nwu-2294)
Wannie: Die eerste twee leerstoelhouers het gewys wat moontlik is. Ons het geweet daar gaan tandekryprobleme wees, maar dit word algaande opgelos. Soos ook die probleme met die leerstoel in Gent hanteer word. Vir my is die ideaal die besoek wat Timothy gebring het: Hy was vir ’n langer tyd in Suid-Afrika; hy het sy navorsingskundigheid met ander gedeel en saamgewerk met navorsers (personeel en nagraadse studente aan die NWU); hy het daaroor vertel in lesings. Ek dink ons is dus op die regte pad hiermee.
Yves: Hoe zie jij de nabije toekomst van beide wisselleerstoelen na de gunstige evaluatie (met verbeterpunten)? In hoeverre kunnen wij samen met de organiserende instanties, onder meer verantwoordelijk voor de aanstellingen, het pad effenen voor een voortgezette samenwerking? Hoe belangrijk acht je de symmetrische structuur, door jou als institutionele wederkerigheid aangeduid, van twee leerstoelen in Zuid-Afrika (voor Nederlands) respectievelijk de Lage Landen (Zuid-Afrikastudie). Welke veranderingen zou je adviseren voor een nog meer effectieve of productieve inzet van beide institutionele ambten in Zuid-Afrika (Kaapse Forum en NKN)?
Wannie: Ek hoop van harte dit word ’n langtermyninstelling, juis omdat dit die wêreld van Nederlandse kundigheid ’n menslike gesig in Suid-Afrika gee. Die Taalunie se rol hier moet erken word, want sonder hulle beginselsteun was dit nie moontlik nie.
Die wisselwerking wat ons in gedagte gehad het, is dus besig om in die praktyk vorm aan te neem. Vir my mag dit nie net ’n eenrigtingroete wees nie, soos dit lank was. Met hierdie leerstoel maak ons dit nou ’n snelweg met twee bane – heen en weer. En dit gee bevrediging om te weet ek kon daartoe bydra op my eie manier.
Ek dink wel die leerstoel moet heelwat meer blootstelling in die publiek kry, byvoorbeeld met radio-onderhoude, onderhoude op Voertaal, ensovoorts, sodat daarvan kennis geneem kan word. En daar moet myns insiens ’n verpligte lesing vir die publiek by SASNEV aangebied word, juis sodat mense ook kennis kan neem van SASNEV se pragtige versameling boeke.
Dankie vir die geleentheid om ’n paar kwessies in groter perspektief te plaas. Die jonger geslag neem kennis van programme en geniet ook die voordele daarvan, maar ek glo dit is tog belangrik dat hulle ook behoort kennis te neem van die werk wat soveel mense oor soveel jare agter die skerms gedoen het, gewoon omdat hulle geglo het dit is die regte ding om te doen.
Ek het byvoorbeeld onlangs aan iemand vertel dat ek bykans 15 jaar lank met elke besoek aan die Lae Lande by Den Haag aangedoen het om die amptenare van die Taalunie te besoek en te praat oor die een of ander vorm van die intrek van Afrikaans in die Nederlandse wêreld. Eers in 2018 het Hans Bennis duidelik gemaak wat gedoen moet word om dit te realiseer – die ooreenkoms wat in 2020 tussen die Taalunie en die ATR gesluit is, is die resultaat van my en Hans en sy opvolger Kris van de Poel se werk agter die skerms. Die voordele van die ooreenkoms is groot. Talle koppies koffie oor ’n lang tyd saam met personeel van die Koninklijke Bibliotheek (KB) in Den Haag het ook gelei tot die formele totstandkoming van die DBAT en die samewerking wat daar oor jare met die DBNL bestaan.
Om terug te kom op wat ek aan die begin gesê het: Niks gebeur sommer net nie. Dit is mense wat dit moet laat gebeur. En hier in die aandskemer van my loopbaan kyk ek met genoegdoening terug op die bydraes wat ek op my eie manier oor die jare kon lewer om vir Afrikaanse taal- en letterkundiges geleenthede te skep in die uitleef van hulle vak.
Dankie vir lekker saamdink en saamdoen die afgelope paar jaar.
Yves: Ik denk dat we kunnen terugblikken op een internationaal en interuniversitair initiatief, in 2022 ter tafel gelegd voor bespreking, dat zowel voor het academisch (taal)onderwijs als voor het wetenschappelijk onderzoek zijn nut al heeft bewezen. Omdat de leerstoelbekleders naast hun colleges publiekslezingen aanbieden voor culturele verenigingen en aanwezig zijn op publieke evenementen, zoals neerlandistiekdagen of literaire events (bijv. Tuin van Digters en Woordfees), gaat de impact verder dan alleen onderzoek en onderwijs. Er worden gesprekken georganiseerd, zodat sprake is van wat aan universiteiten “maatschappelijke valorisatie” wordt genoemd van wetenschappelijk onderzoek. In een Zuid-Afrikaanse sociale en culturele context, meertalig en sociaal bijzonder divers, is dat een interessante uitdaging. Ik denk dat de collega’s die tot op heden de posities invulden, daar ieder op hun manier schitterend in zijn geslaagd.
Lees ook:
Tweespraak met Wannie Carstens #1: Vraaggesprek ter gelegenheid van de Jan H Maraisprys 2024
Tweespraak met Wannie Carstens #2: Vraaggesprek ter gelegenheid van de Jan H Maraisprys 2024