Spinoza en Simon van der Stel (4): Las Simon van der Stel Spinoza?
Volgens de Zuid-Afrikaanse auteur Hymen Picard lag op Constantia, de beroemde wijnboerderij van gouverneur Simon van der Stel, de Ethica van Spinoza op tafel. Ook zou Van der Stel dagelijks een illustratie bij een hoofdstuk uit de Bijbel maken.
Waar haalde Picard zijn informatie vandaan? En hoe betrouwbaar waren zijn bronnen? In deze serie gaat Wim Goris op zoek naar het antwoord op die vragen. Daarbij maakt hij zelf gebruik van Spinoza’s ideeën over waarneming en kennis.i
1. Las Simon van der Stel Latijn? Las hij filosofie?
Wat las Simon eigenlijk? Picard zegt: “His primary and part of his secondary education Simon received at a school in Batavia but at 19 he was sent to Holland to finish his studies.” Picard noemt geen bron voor zijn specifieke veronderstelling (Picard 1996:41). Böeseken is meer specifiek en staaft haar gegevens: Simon zou leerling geweest zijn in de kostschool voor weeskinderen in Batavia. Hij zou in oktober 1659 toestemming hebben gekregen om met de volgende retourvloot naar Patria te vertrekken, “also genegen is de studie te vervolgen…” (Böeseken 1964:13). Weer lijkt Picard een opvullende conclusie te hebben getrokken zonder de grondslag daarvoor aan te geven.
In welke stad zou Simon van der Stel in 1660 zijn studie hebben willen vervolgen? Picard zegt: “This was the Amsterdam where Simon van der Stel studied and later lived with his wife, Johanna Six…” (Picard 1996:45). Böeseken zegt dat Simons vader geboren was in Dordrecht en dat Simon in oktober 1663, toen hij trouwde met Johanna Jacoba Six, “op de Fluweleburghwal” in Amsterdam woonde (Böeseken 1964:15,17). Picard noemt geen concrete grondslag voor zijn veronderstelling dat Simon in Amsterdam studeerde.
Ik ben in eerste instantie geneigd te gaan zoeken naar de plaats waar Simons grootouders en ooms en tantes woonden: Dordrecht (Böeseken 1964:16). Daar stond de oudste Latijnse School van Nederland, opgericht in 1253 (internet: Johan de Witt Gymnasium Dordrecht). Daar ook ging naar school Jan de Witt (1625-1672), veertien jaar ouder dan Simon van der Stel. Maar er is geen enkele aanduiding dat Simon in Dordrecht op school zou zijn geweest of dat hij andere Dordtse stadsgenoten heeft gekend. In het Regionaal Archief Dordrecht staan leerlinglijsten die teruggaan tot 1700, dat is dus net niet genoeg voor Van der Stel (internet: Dordrecht en Van der Stel). Hoe dan ook heb ik na dit zeer summier en onvolledig onderzoekje geen bewijs gevonden in Dordrecht. Karel Schoeman zocht al in 2010/2011 vergeefs naar informatie over de beweerde rol van de grootvader van Simon van der Stel in het stadsbestuur van Dordrecht (Schoeman 2011:346). Tot slot noem ik nog François Valentijn, in 1666 geboren in Dordrecht; zijn vader was conrector van dezelfde Latijnse School. Maar veelschrijver Valentijn noemt nergens een verband tussen zijn gastheren vader en zoon Van der Stel en zijn eigen geboortestadii (internet: Dordrecht en François Valentijn). Samengevat: het is niet bekend waar Simon van der Stel in Nederland heeft gestudeerd.
Ook is niet bekend wát Simon zou hebben gestudeerd. Picard zegt er niets over. Böeseken heeft onderzoek gedaan bij de Universiteiten van Leiden, Utrecht en Groningen, bij het Athenaeum in Deventer en het Athenaeum Illustre in Amsterdam: nergens komt zijn naam voor (Böeseken 1964:16).iii ivEn ook al was er een inschrijving aan de universiteit gevonden, dan nog zou dat geen bewijs van een academische studie zijn (Dudok van Heel 1987:19).
Ik ken van Simon van der Stel geen enkele verwijzing naar het Latijn, behalve de Latijnse naam Constantia en het citaat van Kolbe over Flavius Josephus. Een paar woorden Latijn kan Simon zo hebben opgepikt op straat, van gevelstenen bijvoorbeeld, of in oude kerken, dat kon je niet missen. Ook moet hij – als plantenliefhebber – Latijnse namen van planten hebben leren kennen. Ik schat in (zonder verdere bewijsvoering) dat Simon van der Stel verder nauwelijks Latijn en geen filosofie kende. Hij kan zijn vervolgstudie ook hebben gedaan in dienst van een koopman, bijvoorbeeld.v
In de logica van Spinoza kunnen beide vragen in de kop van deze paragraaf (“Las Simon van der Stel Latijn? Las hij filosofie?”) niet als Onmogelijk, niet als Noodzakelijk maar als mogelijk/niet mogelijk worden gedefinieerd (Spinoza 1986:80). Het onderzoek naar Van der Stels studie heeft wel relevante informatie over Simon van der Stel opgeleverd, maar geen zekerheid over de twee gestelde vragen.
2. Zou Simon van der Stel belangstelling hebben gehad voor de Koran, Flavius Josephus en Spinoza?
Ik noem vier (mogelijke) overeenkomsten tussen de drie genoemde boeken.
2.1 Alle drie boeken bevatten meldingen van Jezus en/of Christus
Gemeenschappelijk aan alle drie bronnen is dat zij melding maken van Jezus (Koran, Josephus) of de Christus (Josephus, Spinoza). Kolbe heeft dit verbindende gegeven niet gesignaleerd. Ook Böeseken en andere onderzoekers na haar niet.
In de Koran komt de naam van Jezus (Isa) 25 keer voor, meestal met toevoeging “zoon van Maria” (internet: Koran en Jezus). In Flavius Josephus’ boek Oude Geschiedenis van de Joden zijn twee passages waarin Jezus wordt genoemd, soms met Christus als nadere identificatie (internet: Flavius Josephus; Flavius Josephus over Jezus). In mijn uitgave van Spinoza’s Theologisch-politiek Traktaat (internet: Spinoza, Tractatus Theologico-Politicus (TTP)) komt “Christus” veelvuldig voor, verspreid over 30 pagina’s (Spinoza 1997: 540). In Spinoza’s Nagelaten geschriften is (Jezus) Christus ook, maar heel sporadisch, te vinden.vi
Als ik denk aan Simon van der Stel, dan zie ik iemand met aantoonbare interesse in de Bijbel en in politieke machtsverhoudingen, eerder dan een praktiserend filosoof. De gemeenschappelijke melding van de Koran, Spinoza en Josephus zou voor Simon van der Stel een mogelijk punt van interesse “hebben kunnen zijn”. Er is geen bewijs voor.
2.2 Alle drie boeken waren in het Nederlands beschikbaar
Kolbes verwijzing naar de Koran is verrassend, maar niet noodzakelijk malicieus en niet onmogelijk. De Nederlandse vertaling van Jan Hendrik Glazemaker (internet: Jan Hendrik Glazemaker) verscheen in 1657 bij Jan Riewertsz, Amsterdam en beleefde verschillende herdrukken. Dus het boek was vrij beschikbaar.
Josepho (Flavius Josephus) was een zeer gerespecteerd schrijver. Zijn boek verscheen in Nederlandse vertaling in 1552 en 1602. Spinoza citeert Flavius Josephus drie keer in zijn TPT – hij had Josephus’ boek in het Latijn (Antiquitatum Judaicarum) in zijn bibliotheek (Spinoza 1997:540). Ook dit boek was vrij beschikbaar.
Spinoza’s Tractatus theologico-politicus (TTP) is eerst uitgegeven in 1670 en pas in 1674 door de Republiek verboden. De bekendste vertaling in het Nederlands, Theologisch-Politiek Tractaat (TPT) was van Jan Hendrik Glazemaker, dezelfde als de vertaler van de Koran. TPT (de Nederlandse versie) verscheen anoniem in 1693 (internet: Spinoza bdespinozablogspot). TTP/TPT was niet vrij beschikbaar, maar wel verkrijgbaar voor hen die ernaar zochten. Ondanks – of juist dankzij – het verbod beleefde het boek diverse herdrukken.
Samengevat: er waren Nederlandstalige versies beschikbaar, hoewel TPT na drie jaar verschijning verboden werd. Dat bewijst niet dat Simon van der Stel ze heeft gelezen.
2.3 Twee boeken hadden dezelfde vertaler en uitgever
Zoals gezegd verscheen de Koran in de vertaling van Glazemaker bij Jan Riewertsz in Amsterdam (Spinoza 1997:26).vii Spinoza’s TTP/TPT verscheen onder een schuilnaam, maar bij dezelfde uitgever. Meer recent onderzoek laat zien dat de mogelijke drukker van de TTP (in het Latijn) niet Riewertsz was (hij was vooral uitgever) maar Israel de Paul. De onderzoekers suggereren zelfs dat Riewertsz niet de uitgever was, maar Spinoza zelf (internet: Spinoza bdespinozablogspot; internet: Israel de Paul).
Een gemeenschappelijke vertaler of uitgever kan iets zeggen over de praktische beschikbaarheid van de boeken voor de geïnteresseerde koper. Van Willem Adriaan van der Stel (1664-1733, oudste zoon van Simon van der Stel en zijn opvolger als gouverneur in 1699) zijn titels bekend van twee zendingen boeken die hij liet verschepen naar de Kaap. Het waren zo te zien boeken die hij kon gebruiken voor onderwijs aan zijn kinderen of waarmee hij zijn intellectuele status als gouverneur kon laten zien. Schoeman spreekt van een verrassend groot aantal boeken en zegt daarover: “Die titels gee die indruk van ’n ontwikkelde en intelligente man wat kans gesien het vir ernstige leesstof oor ’n betreklik wye terrein.” (Schoeman 2013:361)
Geen van de hierboven genoemde vertalers of uitgevers komt in Willem Adriaans bestellingen voor (Böeseken: 157, 159). Uitgever Riewertsz (of Rieuwertsz) stond bekend als verzamelpunt voor Amsterdamse vrijdenkers (Hirtum: 2008: 72; internet: Spinoza bdespinoza.blogspot). De vrijdenkers rondom Riewertsz lijken een onwaarschijnlijke omgeving voor Willem Adriaan van der Stel. Maar ook de Koran in het Nederlands was bij Riewertsz te krijgen. Dit levert een potentieel verband op van Simon met Willem Adriaan, zie hierna onder 2.4.
2.4 Wijzen de drie boeken op een mogelijke gemeenschappelijke interesse tussen vader en zoon Van der Stel voor godsdienst, geschiedenis en politiek?
Schoeman zegt: “Anders dan in die geval van sy seun, W.A. van der Stel, is daar egter geen aanduiding van boekbesit of belangstelling in boeke, lees of letterkunde aan die kant van Simon van der Stel nie, afgesien van ’n interessante verwysing by Kolb” (volgt het citaat met Koran, Josephus en Spinoza) (Schoeman 2013: 45-6).
Beide Böeseken en Schoeman noemen het bezoek van Valentijn aan Vergelegen waar de koning van Tambora, een banneling, bezig was “om den Coraan of Alcoraan voor sijn Edelen zeer net uit te schrijven” terwijl zijn vrouw “zoo wat opzicht op dit huishouden” had (Böeseken 1964: 169, Schoeman 2013: 361). Ik ga ervan uit dat met “schrijven” was bedoeld het overschrijven in het Arabisch, misschien deeltjes in het Nederlands, maar niet een integrale vertaling in het Nederlands (die al beschikbaar was). Het blijft giswerk.
Van Simon is inderdaad geen enkel gegeven bekend over boekbezit. Böeseken meldt de verkoop van meubels, wijn en slaven en onbetaalde rekeningen voor twee schilderijen en twee spiegels. Zijn kinderen hadden nooit een behoorlijke beschrijving van de boedel ontvangen (Böeseken 1964: 221). Het gaat mij te ver om dan te concluderen, zoals Schoeman doet, dat er bij Simon van der Stel “geen aanduiding van boekbesit” is.
3. Er moeten meer boeken zijn geweest
3.1 Simon van der Stel, vader van opgroeiende kinderen, moet minimaal boeken voor zijn kinderen hebben gehad
Simon van der Stel kon zelf prima schrijven, Böeseken heeft het uitvoerig laten onderzoeken (Böeseken 1964: 225).
Maar Simon heeft ook zijn kinderen een goede opvoeding gegeven. In zijn Testament van 1672 was al aangegeven dat de langstlevende gehouden was “eerlick te onderhouden nae haeren staet ende gelegentheijt deselve ter schoole te laeten gaen ende eenige exercitie naer derselver bequaemheijt te laten leeren…” (Böeseken 1964: 245). Zijn kinderen konden al jong uitstekend schrijven. Dat gaat, naar mijn idee, eenvoudig niet zonder boeken.
Willem Adriaan (1664-1733) werkte al vroeg als kassier. Adriaan (1665-1720) werd door zijn vader op 14-jarige leeftijd “aan de penne” gebruikt en trad in 1685 als assistent in dienst van de VOC. Frans (1668-overlijdensjaar onbekend) werd ook al op 14-jarige leeftijd aangesteld en nam het in 1687 van hem over. Frans stond bekend om zijn sierlijk handschrift (Böeseken: 228-229, 233, 268). De jongste zoon Lodewijk / Lodevic (gegevens onbekend) trad in 1685 als boekhouder in dienst van de VOC (Böeseken 1964: 236-239; Hulshof 1941:noten).
Het is mijns inziens Noodzakelijk dat Simon van der Stel boeken in huis had, al was het maar voor zijn kinderen. En natuurlijk minimaal een Bijbel. Daarmee bedoel ik niet dat Simon een goed gevulde boekenkast had, maar er kunnen meer boeken geweest zijn dan waarvan wij weten.
3.2 Simon van der Stel, tuinier en plantenkenner, moet minimaal boeken over planten hebben gehad
Simon van der Stel staat bekend om zijn grote kennis van planten.
Gezicht op de Tafelbaai, Kaap de Goede Hoop, Vingboons-Atlas. Rijckloff van Goens bezocht de Kaap in 1628, 1655, 1657 en 1682.
VOC-Commissaris Hendrik van Reede van Drakestein (1636-1691) was een verwoed kenner en liefhebber van planten. Hij krijgt in 1684 in Amsterdam opdracht de corruptie en morshandel in VOC-factorijen in India aan te pakken. Hij brengt in 1685 zijn tweede bezoek aan de Kaap de Goede Hoop, op weg naar de Oost. Daar geeft hij Van der Stel uitgebreid instructie om de slaven in de Kaap in het algemeen en de VOC-slaven in het bijzonder beter te behandelen. Hij zet zich ook in voor verbetering van de vesting, uitbreiding van de productie van Kaapse wijnen, landbouw, veeteelt en mijnbouw. (Hulshof 1941)
Henrik Adriaan van Reede van Drakestein (1636-1691), gouverneur van Malabar (de Peperkust), 1670-1677
Op weg naar Indië moet Van Reede één of meerdere exemplaren van de juist verschenen delen 1 en 2 van de Hortus Indicus Malabaricus bij zich hebben gehad. In 1689 verschijnt hiervan de eerste Nederlandse vertaling, Malabaarse Kruidhof (internet: Hendrik van Reede van Drakestein).
Titelblad Hortus Malabaricus
Op 29 maart 1685 vraagt Van Reede de Heren XVII om in te stemmen met het verzoek van Commandeur Simon van der Stel om buiten het Kasteel te gaan wonen. Op 31 juli 1685 kent hij aan Simon van der Stel een stuk grond toe dat spoedig bekend zal staan als Constantia. Van Reede meent dat de Commandeur zijn talent het beste aan de landbouw kan besteden “want het schrijven valt sijn Ed. veel te lastig” (internet: Hendrik Adriaan van Reede tot Drakestein), (Böeseken 1964:206).
In 1688 stuurt Simon van der Stel zeventien kisten met plantmateriaal naar Nederland. Hij levert planten aan Joan Huydecooper (1675-1704) in Amsterdam (onder meer voor de Hortus Botanicus in Amsterdam) en aan Caspar Fagel (1634-1688) in Den Haag (voor de tuinen van stadhouder Willem III). Al eerder plantte Simon van der Stel voor Fagel kaneel-, kruidnagel- en kamferboompjes aan de Kaap. Deze werden in 1684 vernietigd door bezoekend Commissaris Rijcklof van Goens de Jonge (internet: Rijcklof van Goens de Jonge).
Van der Stel correspondeerde met verschillende plantenkenners (internet: Joan Huydecoper van Maarsseveen; Gaspar Fagel, Nicolaas Witsen). Op het gebied van planten viel het schrijven hem zo te zien minder zwaar dan schrijven voor de Compagnie.
Ik vind het Noodzakelijk dat Simon van der Stel minimaal moet hebben beschikt over één en waarschijnlijk meer boeken op plantengebied.
3.3 Ook Willem Adriaan van der Stel moet meer boeken hebben gehad
In de lijstjes van Willem Adriaan ontbreken boeken in het Latijn, die hij zeker nodig zou hebben voor het onderricht van zijn kinderen in het Latijn (Böeseken 1964:169). Zeker is dat Willem Adriaan meer boeken moet hebben meegenomen of geïmporteerd. In theorie kunnen dat ook de drie door Kolbe genoemde titels zijn. Maar ik vind het zelfs theoretisch vergezocht om deze boeken dan vervolgens bij Simon, de vader van Willem Adriaan, aan te moeten treffen.
Ik mis ook muziekboeken. In 1702 brengt de Beverwaart hem een bestelling aan pruiken, drinkglazen, “een paquet gesorteerde viool de gambassnaaren”, zwarte kousen en een flesje jasmijn naar de Kaap, bestemd voor de Gouverneur (Böeseken 1964: 158). Dat betekent dat iemand in de omgeving van de Gouverneur kennelijk in staat was – of althans geprobeerd heeft – om de viola da gamba te bespelen. Daarom moeten er ook muziekboeken of losse muziekuitgaven beschikbaar zijn geweest.
Tenslotte ontbreken titels van boeken over exotische planten. Willem Adriaan was een erkend specialist op dit gebied en zal beslist hierover al in Nederland meerdere boeken bezeten hebben.
Samengevat: in de logica van Spinoza vind ik het Noodzakelijk dat vader Simon en zoon Willem Adriaan van der Stel meerdere niet-genoemde boeken moeten hebben gehad. Maar er is geen bewijs dat de Koran en boeken van Spinoza of Flavius Josephus hieronder vielen.
Eindnoten
i Verantwoording van de gevolgde navorsingsmethodologie, door Wim Goris:
Het doel van mijn navorsing is om meer te weten te komen over Simon van der Stel (1639-1712), commandeur, gouverneur en vrijburger aan de Kaap de Goede Hoop. Mijn vertrekpunt is de Spinozahof in Den Haag. Het sleutelwoord voor mijn onderzoek is de verwijzing naar Spinoza door Peter Kolbe. De mogelijke opbrengst is een “handjevol grond” in de kennis over Simon van der Stel.
In het begin van dit navorsingsartikel ontmoet de lezer Hymen Picard, een journalist, auteur en historicus die tussen 1972 en 1996 enkele niet helemaal gesubstantieerde conclusies trekt uit zijn onderzoeksmateriaal. Zijn “ooggetuigen” zijn enerzijds Peter Kolbe (1675-1726), die door Picard wordt gekenschetst als “a man who mixed facts with fiction”, en anderzijds François Valentijn (1666-1727), die door zijn redacteur als “stubborn, with irritating self-esteem” wordt gezien.
Bij het doorspitten van de gegevens maak ik expliciet gebruik van de logica van Spinoza. Spinoza’s Tractatus de Intellectus Emendatione (TIE) is een niet voltooid en niet bij leven gepubliceerd jeugdwerk, opgenomen in Spinoza’s Korte Geschriften, p. 437-493. Ik hanteer twee gedeelten uit de vertaling van W.N.A. Klever, Verhandeling over de verbetering van het verstand (Spinoza 1986:67-8, 80):
Hoofdstuk II Het middel: de beste waarneming (perceptio)
I. Ten eerste is er de Waarneming, die wij hebben van horen zeggen of op grond van een of ander willekeurig teken;
II. Ten tweede is er de Waarneming die wij putten uit zwervende (vaga) ervaring…;
III. Ten derde is er de Waarneming waarin het wezen van de zaak, zij het inadequaat, uit een andere zaak wordt afgeleid (…). Abstracte kennis kan door de imaginatio in verwarring worden gebracht en leiden tot dwaling.
IV. In de vierde plaats is er Waarneming, waar een zaak aanschouwd wordt door zijn wezen alleen of door de kennis van zijn naaste oorzaak (…).Hoofdstuk IV De fictie
Ik noem een zaak onmogelijk als het contradictoir is dat zijn natuur bestaat, noodzakelijk als het contradictoir is dat zijn natuur niet bestaat, mogelijk als het bestaan of niet-bestaan in zijn natuur niet contradictoir is.
Ik stel mij voor dat de “vier vormen van waarneming (perceptio)” aldus “vier soorten van kennis (cognitio)” opleveren. Het merendeel van de informatie in de hoofdstukken over Hymen, Kolbe en Valentijn betreft waarnemingen van de eerste categorie (“van horen zeggen”). Ik schaar daaronder ook de kennis van anderen die door onderzoekers is geciteerd of opgeschreven (dat kan bij wijze van spreken ook de Ethica van Spinoza zijn). Voorlopige conclusies die “bijeengeharkt” zijn door associatie van twee gegevens rangschik ik als waarneming van de tweede categorie (“zwervende ervaring”).
Kees Schuyt grijpt met zijn nummering alvast vooruit naar de drie soorten kennis in de Ethica (Schuyt 2017: 41), maar dat is voor mij nog een stap te ver. Ik blijf schatplichtig aan W.N.A. Klever en houd vast aan “Vormen van waarneming” als letterlijke vertaling van Modi percipiendi (Spinoza 1986: 124):
1a. Kennis “van horen zeggen” of afgeleid uit tekens of woorden
1b. Kennis uit verspreide ervaring, ondervinding
2. Kennis uit redeneringen afgeleid en door het verstand gezuiverd
3. Kennis vanuit de essentie van een zaak; uit de naaste oorzaak
Een belangrijke rol ligt hier voor het “uitwieden” van fictie, ofwel het toetsen aan de drieslag Onmogelijk, Noodzakelijk en mogelijk. Als ik de beschikbare, onvolledige waarnemingen laat bewerken “door het verstand”, kan ik op die aldus bewerkte grond nadere kennis over Simon van der Stel laten groeien.
ii François Valentijn is op 17 april 1666 in Dordrecht geboren en op 22 april gedoopt als Franciscus Valentijn, de oudste van zeven kinderen van Abraham Valentijn (ca. 1645-1712), conrector van de Latijnse school te Dordrecht.
iii Nagevraagd bij een bevriende historica. Zij zegt: “Als twintigjarige rond 1659 ging je echt niet meer naar school. Universitaire opleidingen waren extreem kort. Zie b.v. de biografie van Johan de Witt (1625-1672), op zijn 16e ingeschreven aan de rechtenfaculteit van de Universiteit van Leiden, twee jaar af en toe college volgen en dan een grote reis maken naar Italië. Onderweg promoveren in Anger, Fr. (Johan deed dat in 1645).”
iv Vergelijk Rembrandt van Rijn. Hij volgde een aantal jaren de Latijnse School in Leiden en schreef zich in (of liet zich inschrijven) aan de Leidse universiteit in 1620. “Dit betekende nog niet dat hij daar ook colleges heeft gevolgd. Aan de inschrijving waren een aantal materiële voordelen verbonden, zoals vrijdom van belasting en vrijstelling van dienst bij de schutterij. Vaak was dit de reden van inschrijving.” (Dudok van Heel 1987: 19)
v Ter vergelijking: ook Spinoza bezocht geen Latijnse School en geen universiteit, hij kreeg privélessen en werd uiterst vaardig in het Latijn en in de filosofie.
vi Spinoza noemt Jezus Christus twee keer in zijn Brief 73 aan Oldenburg. In zijn Ethica komt de aanduiding Christus één keer voor: E4/68 “spiritu (s) Christi, hoc est Dei idea” (bron: https://bdespinoza.blogspot.com/2018/03/spinoza-vijfde-evangelist-of-toch.html#more, 20 juli 2018 geraadpleegd).
vii “Deze bekendste vertaling is die van Jan Hendriksz Glazemaker, die in 1693, toen de vertaler al niet meer leefde, anoniem is uitgegeven door Jan Rieuwerts Jr. in Amsterdam. Men neemt algemeen aan dat deze vertaling… al in 1670 was gemaakt”. Akkerman, F. Voorwoord. In: Spinoza. 1997. Theologisch-Politiek Traktaat. Amsterdam: Wereldbibliotheek.
Lees ook:
Spinoza en Simon van der Stel (1): Hymen Picard en de Orde van de Rozenkruisers
Spinoza en Simon van der Stel (2): De eerste ooggetuige, Peter Kolbe, "that learned liar"
Spinoza en Simon van der Stel (6): Land van Waveren, buitenplaatsen en landgoederen
Buro: IGSpinoza en Simon van der Stel (7): Las Simon van der Stel nu wel of niet Spinoza?