(vir Engel Remco Campert)
wat sou vlerke my tog help
nou die herinnering aan die liefde
se wondere en verwonding
te swaar word vir my lyf?
Breyten Breytenbach, op weg na kû
(Kaapstad: Human & Rousseau, 2019, p. 201)
Remco Campert (1929-2022) was samen met Breyten Breytenbach (1939-2024) op 10 januari 1997 te gast op het International Poetry Festival in Hong Kong. Een paar maanden later waren zij in het gezelschap van Hugo Claus en Homero Aridjis op het internationaal poëziefestival in Durban. Breytenbach had zijn dichters-vrienden hiervoor uitgenodigd. Veerle de Wit, weduwe van Claus, bezorgde mij foto’s van de ontmoeting in Zuid-Afrika (https://voertaal.nu/van-claus-tot-breytenbach-en-krog-voorstel-voor-een-transnationale-invloedenstudie/).
Campert schreef in Hong Kong een van zijn liefdesgedichten voor zijn echtgenote Deborah Wolf – de tekst is gedateerd 11 januari 1997. In zoverre ik het kon nagaan in de afzonderlijk uitgegeven dichtbundels en in De gedichten (2004) is deze ‘Voor Deborah’ door Campert niet gebundeld. De tekst is in manuscript overgeleverd. Ook Breytenbach schreef in Hong Kong een gedicht, waarin hij niet alleen verwijst naar zijn kompaan Campert maar ook de overleden vrienden Bert Schierbeek en Lucebert hulde brengt.
‘Voor Deborah’ van Remco Campert
In de Campert Catalogus van Antiquariaat Demian is een facsimile opgenomen van het handgeschreven gedicht met doorhalingen en tekstwijzigingen. Ik neem hier de transcriptie over van René Francken, de zaakvoerder-antiquaar van Demian in Antwerpen.
Voor Deborah
In Hong Kong
waar alles me vreemd is
denk ik aan jou
die me zo eigen is.
Ik mis Bert Schierbeek
met wie je nog eens lachen kon
soms tegen de klippen op
of je wilde of niet
maar het meeste mis ik jou
je duidelijke aanwezigheid
en soms je zachtheid
als je moe bent
je ogen die alles zien
het gedoe met je schoenen
je liefde voor mooiheid
je liefde punt uit.
In de bundel Theater (1979, p. 40) nam Campert als slotakkoord het gelijknamige gedicht ‘Voor Deborah’ op (met een echo van J.H. Leopolds bekende openingsregel ‘O als ik dood zal, dood zal zijn’):
Als ik doodga
hoop ik dat je erbij bent
dat ik je aankijk
dat je mij aankijkt
dat ik je hand nog voelen kan.
Dan zal ik rustig doodgaan
Dan hoeft niemand verdrietig te zijn
Dan ben ik gelukkig
In diezelfde bundel publiceerde Campert ook zijn gedichten ‘Aan Breyten’ (p. 33; De gedichten, 2004, p. 453) en ‘Voor Bert Schierbeek’ (p. 34-38; De gedichten, 2004, p. 454-458). Het hommagegedicht voor Breytenbach stond al eerder in de brochure aan breyten breytenbach (1976), aangevuld met bijdragen van de Poetry International-dichters J. Bernlef, Cees Buddingh’, Remco Campert, Wim de Vries, Gerrit Komrij, Michael Krüger, Sjoerd Kuyper, Jean-Clarence Lambert, Philip Levine, Adrian Mitchell, Vasko Popa, W. Rendra, Waldo Rojas en Jerome Rothenberg, Eddy van Vliet en Marcel Wauters. Het schrijfproject aan breyten breytenbach is opgezet door PI-directeur Martin Mooij en Adriaan van der Staay van de Rotterdamse Kunststichting. De brochure verscheen als uitgave van de Rotterdamse Kunststichting en het Bureau Poetry International. Het Steuncomité Breytenbach, waarbij Adriaan van Dis en Bert Schierbeek als bestuurders waren betrokken, is opgericht naar aanleiding van Breytenbachs veroordeling in 1975 en de opsluiting in de beruchte Pretoria Centraal Prison op beschuldiging van terrorisme.
De versie van ‘Aan Breyten’ in Theater bevat minieme tekstvarianten. Een fotografische reproductie van het handschrift (gedateerd 1975) is opgenomen in Remco Campert. Al die dromen al die jaren (2000, p. 60). (Zie verder de bronnenlijst).
‘Waar julle jul ook bevind – mag dit in die goue stof / van rym en ritme (dit wil sê siel en liggaam) / en nikswees wees’
Ook Breytenbach schreef naar aanleiding van de poëziemanifestatie in Hong Kong een gedicht dat hij de titel ‘Poskaart vir Bert Schierbeek’ meegaf en in 1998 bundelde in Papierblom. In de Campert Catalogus van Antiquariaat Demian staat het manuscript vermeld als nummer 37.
In onderstaand gedicht refereert Breytenbach aan Camperts ‘Voor Deborah’ (niet gebundeld) en richt zijn ‘Poskaart’ aan de gemeenschappelijke en kort tevoren overleden vriend Bert Schierbeek (1918-1996). Campert zelf schreef naar aanleiding van Schierbeeks dood het ontroerende ‘Bert’ met de strofe: “Stevige aardman / nooit verlegen / om een speelwoord / of een tegenzin / een dichter die zijn gang ging / soms een kind / dat wilde weten / of het zo beviel / stond dicht / bij de mensen / gaf de aandacht / die hij vroeg”. Het gedicht is gebundeld in Ode aan mijn jas (1997, p. 23-24; De gedichten, 2004, p. 679-680). Eerder al nam Campert een gedicht tere ere van zijn vriend op in Collega’s (1986) (‘Bert Schierbeek’, De gedichten, 2004, p. 509)
‘(my mede-digters: ons luister)’
Het schrijversdriespan Breytenbach-Campert-Schierbeek kende elkaar vele jaren. De kennismaking moet dateren uit de tijd in Parijs in de vroege jaren zestig, kort nadat Breytenbach er neerstreek na zijn vertrek uit Zuid-Afrika. Enkele jaren voor het optreden in Hong Kong, in de oorspronkelijke bewoording van Ernest Hemingway en door Breytenbach geciteerd: een “moveable feast van poetry”, waren de schrijvers nog samen te gast op uitnodiging van Poetry International in Rotterdam. In 1993 en 1994 stonden zij geprogrammeerd op het evenement (meer bepaald de 24ste en 25ste editie van Poetry International Festival). Breytenbach verwijst in zijn gedicht ‘Poskaart’ niet alleen naar Campert en zijn gezicht “so rooi soos Chinese brokaat”. Andere “swerwervriende” te gast in Hong Kong, met name Homero Aridjis, Hans Magnus Enzensberger, Joachim Sartorius en Miroslav Holub, worden evenzeer begroet. In de missive voor Bert Schierbeek, die door Breytenbach en Campert node werd gemist daar in Hong Kong, laat hij in de slotstrofe ook Lucebert (1924-1994) groeten, een van de andere dierbare vrienden uit Amsterdam die twee jaar voor Schierbeek is overleden. Campert schreef het rouwgedicht ‘Bij de dood van Lucebert’ (‘Verspreide gedichten (1950-1994)’, De gedichten, 2004, p. 656-657). Breytenbach dichtte:
Bert, groete van jou swerwervriende Homero en Joachim
en Hans-Magnus en Miroslav. Ekstra spesiaal van Remco
wat sterk oorleef, dankie. En ook vir Lucebert.
Waar julle jul ook bevind – mag dit in die goue stof
van rym en ritme (dit wil sê siel en liggaam)
en nikswees wees.
In de verzamelde lyriek van Breytenbach, gebundeld in de omvangrijke auteursedities Ysterkoei-blues. Versamelde gedigte (1964-1975) (2001), Die ongedanste dans. Gevangenisgedigte (1975-1983) (2005) en Die singende hand. Versamelde gedigte (1984-2014) (2016), komen meermaals verwijzingen voor naar en opdrachten aan zijn Nederlandse kunstbroeders voor. In Die singende hand (DSH) noteer ik onder meer de volgende naamsvermeldingen: H.C. ten Berge ’22-12-07’, die beginsel van stof, DSH, p. 444-445), Tsjêbbe Hettinga (Oorblyfsel/Voice Over, DSH, p. 436), Rutger Kopland (de vierdelige ‘versetverse’ in Nege landskappe van ons tye bemaak aan ’n beminde, DSH, p. 129-131), Lucebert (‘kleinreis’, Katalekte, DSH, p. 567), Martin Mooij (citaat bij ‘eiland (2)’, Nege landskappe van ons tye bemaak aan ’n beminde, DSH, p. 161-163), Adriaan van Dis (’16 September 1995 in Amsterdam’, Papierblom, DSH, p. 286-287), Rob van Gennep (‘“betekenis val in nie-bestaan”’, Katalekte, DSH, p. 563) en Laurens van Krevelen (‘jaarbrief’, die beginsel van stof, DSH, p. 461-462).
‘Poskaart vir Bert Schierbeek’
Dag! Hier is ons in Hongkong
vir nog ’n moveable feast van poetry.
Uitgehol. Te veel gesuip, soos altyd
wanneer gebitte klap soos dié van geraamtes
om die wit rook van pyn af te byt.
Arme Remco se gesig is so rooi soos Chinese brokaat
of ’n vlag van annekserende hegemonie –
is die hart dan nie ’n sywurm nie?
Hy verlang na stilte en aartappels
en klein kanaalkafees wat stink na verkreukelde koerante
in ’n stad waar hy nie blind hoef te steier
deur ensiklopedieë en emporiums van rumoer nie.
Hier is straatskagte vlammend en bebloed
met flikkerende stanzas wat alles in jou gesig stoot
van seks tot slange tot ’n gewaarborgde geluk,
maar ons kan die tekens nie ontsyfer nie
en word tot die maak van gedigte gedryf
om onsself te herken of te onthou. Dis juis hý
wat wou hê ons moet hierdie wit sein vir jou skryf.
Ons mis jou. Ons kort die seemanswysheid
van jou hees humor. Hier sou jy kon sien
hoe lyk die toekoms: torings beton tot in die hemel
waar neondrome bloei en ’n onstuitbare metataal
van voertuie die aarde oorstroom, dag en nag
soomloos aaneen stik en stoom, terwyl ’n raserny
mier-mense in verbruikerswaansin alles nes toe sleep,
en in tonnels sing gefuikte voëltjies, gok grysaards
met die gode vir die wenperd se nommer.
Iewers bó die megapool in die vaagheid van besoedeling
of ’n toekoms van onsekerheid
troon bergkruine, moet daar selfs sterre wees,
dwaal onrustige geeste met verse op die lippe.
Bert, groete van jou swerwervriende Homero en Joachim
en Hans-Magnus en Miroslav. Ekstra spesiaal van Remco
wat sterk oorleef, dankie. En ook vir Lucebert.
Waar julle jul ook bevind – mag dit in die goue stof
van rym en ritme (dit wil sê siel en liggaam)
en nikswees wees.
Januarie 1997
(Papierblom, DSH, p. 246-247)
‘Swerwervriende’ in de Lage Landen
Over de amicale relaties van Breytenbach met schrijvers in Nederland tekende ik een en ander op in de openingsafdeling ‘Breyten Breytenbach en de Lage Landen’ van Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (2023, p. 21-144). Meer bepaald aan de vriendschap tussen Breytenbach en Campert is een afzonderlijk hoofdstuk gewijd (p. 125-144). Aan de huldebundel Vingermaan. Tekeningen uit Pretoria (1980), met gedichten van de Nederlandse vrienden H.C. ten Berge, Rutger Kopland, Gerrit Kouwenaar, Lucebert en Bert Schierbeek voor de in Zuid-Afrika gedetineerde Breytenbach, is in het boek uitgebreid aandacht besteed.
Breytenbach en Campert ontmoetten elkaar wellicht voor het laatst in het Zuid-Afrikahuis (Amsterdam) ter gelegenheid van de boekpresentatie van De zingende hand. Gedichten 2007-2016 (Amsterdam: Podium, 2017, vertaling Laurens van Krevelen). In de aanloop naar deze heuglijke en ook wel ontroerende gebeurtenis aan de Keizersgracht publiceerde ik dit stukje: https://www.litnet.co.za/remco-campert-en-breyten-breytenbach/. Guido van den Berg, voormalig directeur van het Zuid-Afrikahuis, schreef na het overlijden van Remco Campert een portret en eindigde zijn stukje met een korte verwijzing naar de ontmoeting in Amsterdam en het laatste gesprek tussen beide schrijvers: https://voertaal.nu/met-remco-campert-1929-2022-werd-literatuur-een-feestje/.
Ook de volgende verspreid gepubliceerde bijdragen handelen over Breytenbach en de literaire vrienden in de Lage Landen:
- https://www.litnet.co.za/remco-campert-en-breyten-breytenbach/
- https://voertaal.nu/hugo-claus-en-zuid-afrika-literaire-posture-in-afrikaans/
- https://voertaal.nu/van-claus-tot-breytenbach-en-krog-voorstel-voor-een-transnationale-invloedenstudie/
- https://voertaal.nu/breytenbach-notitie23-vandag-is-ek-belg-more-is-ek-n-engel-in-die-hemel-in-memoriam-breyten-breytenbach/
- https://www.humanistischverbond.be/blog/738/die-vroeg-gestorwe-blonde-jongeling-van-die-poesie/
“Remco, Remco, Remco!” Opdrachten van Breyten voor Remco
Na het overlijden van Campert zijn boeken met Nederlandse vertalingen van Breytenbachs werk aangeboden door Antiquariaat Klondyke (Almere, Nederland). De opdrachten die Breytenbach schreef voor zijn Nederlandse artistieke bloedbroeder spreken voor zich. In Intieme vreemde (Amsterdam: Podium 2006, vertaling Krijn Peter Hesselink): “Voor Remco: met vriendschap, zoals altijd en bewondering, Breyten Breytenbach A'dam, 16 Mei ’06”. In Woordvogel (Amsterdam: Podium, 2008, vertaling Krijn Peter Hesselink): “For Debbie and/en voor Remco – Thank you for the depth and the beauty of your company. En bedankt, lieve Remco, voor de [sic] voorbeeld van de gedichten. Breyten Breytenbach 22.08.08” en in De zingende hand (2017): “"Remco, Remco, Remco! Wat een voorrecht om met jou op één blad te mogen zijn - Groeten, mij[n] vriend en genoot en mentor. Breyten Breytenbach 18/4/2017” (citaten zijn overgenomen van de antiquariaatswebsite).
In het laatste publieke vraaggesprek met Breyten Breytenbach, op 19 maart 2022 in Kaapstad, sprak de schrijver ronduit over de vriendschapsbanden en zijn liefde voor de Nederlandse en ook Vlaamse “swerwervriende”. Het interview is getranscribeerd en wordt in vier delen gepubliceerd op Voertaal.
Amsterdam, 8 juli 2025
De foto’s zijn van Izak de Vries, de bijdrage is opgedragen aan Yolande en Daphnée Breytenbach.
Bronnen
Jan Afrika [Breyten Breytenbach], Papierblom (72 gedigte uit ’n swerfjoernaal). Kaapstad/Pretoria/Johannesburg: Human & Rousseau, 1998, p. 27-28.
Remco Campert. Al die dromen al die jaren. Schrijversprentenboek 46. Daan Carstens, Aad Meinderts en Erna Staal (red.). Amsterdam/Den Haag: De Bezige Bij/Letterkundig Museum, 2000.
Remco Campert, De gedichten. Amsterdam: De Bezige Bij, 2004.
Tatjana Ceuterick, ‘Kijk vriend’. Breyten Breytenbach in de poëzie van Bert Schierbeek. Een onderzoek naar de transnationale laterale bewegingen en ‘images’ van een Zuid-Afrikaanse schrijver, Universiteit Gent, academiejaar 2016-2017, p. 48-52.
https://libstore.ugent.be/fulltxt/RUG01/002/375/958/RUG01-002375958_2017_0001_AC.pdf
Recent is De ontdekking van het eiland. breytenbachiana (2025) uitgegeven. Met Breyvier. Over taal, burgerschap en Breytenbach (2023), het eerste werkschrift met Breytenbach-kronieken, flankeert de essaybundel de academische opstellen in Kwintet. Literaire dialogen tussen Afrikaans en Nederlands (2023). De Breytenbach-kronieken op Voertaal zijn in de lijn van de dichtbundel Die na-dood (2016) naschriften, de neerslag van mijn “Breyten schrijven”.
De veertiende editie van Tuin van Digters (Breytenbach Sentrum, Wellington, 12-13 september 2025) brengt een hommage aan de vorig jaar overleden Zuid-Afrikaanse dichters Johann de Lange en Breyten Breytenbach: https://www.netwerk24.com/netwerk24/kunste/boeke/de-lange-en-breytenbach-gehuldig-op-14de-tuin-van-digters-20250625.
Lees ook:
Breyten schrijven #1: 'Altyd Breyten'. Breytenbach’s dream en de Afrikaanse poëzie
Durende waardering en wedersydse betrokkenheid kenmerk Breytenbach se bande met Lae Lande