Een "volkszaak" is de afschaffing van de slavernij in Nederland nooit geworden

  • 0

“Alles hijgt naar verandering, verbetering, opheffing”, schreef historicus Julien Wolbers in 1861 in Geschiedenis van Suriname. “Het lot der slaven te verbeteren geboden godsdienst en menschelijkheid en het waarachtig belang der kolonie vorderde het.” 

Op 1 juli 1863 was het zover: op die dag werd in Suriname en op de Nederlandse Antillen de slavernij formeel afgeschaft. Maar daar was een proces aan voorafgegaan dat lang had geduurd. Té lang. In Met Hollandse bedaardheid onderzoekt historicus Dirk J. Tang waarom het zo lang moest duren.   

“Nederland is een rijk land. Wandel tussen de Heeren- en Keizersgracht van Amsterdam, en bewonder de prachtige gebouwen, die hunne tinnen fier verheffen. Elke woning is een paleis – maar de schatten, waardoor die paleizen werden opgetrokken, zijn voor een deel uitgeperste levenssappen, het zweet en bloed van onder knellende geselslagen zich krommende slaven.”

Het Tweede Kamerlid W.R. van Hoëvell had het in 1854 in zijn Slaven en vrijen onder de Nederlandse wet goed gezien. Ook vandaag de dag nog getuigen de fraaie Amsterdamse grachtenpanden van rijkdommen die, althans ten dele, zijn verworven door de inspanningen en het lijden van tot slaaf gemaakten in de Nederlandsei koloniën. Het besef dat er verantwoording afgelegd moet worden – misschien zelfs excuses moeten worden gemaakt – neemt toe. Vandaar bijvoorbeeld de grote slavernijtentoonstelling in het Rijksmuseum (tot 29 augustus), en de publicaties van onderzoeken die zijn verricht in opdracht van de gemeentebesturen van Amsterdam, Rotterdam en Utrecht. Want vóórdat we kunnen zeggen dat we ergens spijt van hebben, moet we de feiten kennen. Het is belangrijk dat er draagvlak wordt gecreëerd: dat zo veel mogelijk mensen weten waarover het gaat en er op basis van betrouwbare informatie over kunnen meepraten. 

Toegankelijkheid voorop

Het thema slavernij staat dit jaar volop in de belangstelling. In deze context verscheen ook Met Hollandse bedaardheid. Hoe Nederland tussen 1800 en 1873 slavernij in de koloniën afschafte van historicus Dirk J. Tang. Tang (1947) werkte bij de gemeente Amsterdam, het Scheepvaartmuseum en de Koninklijke Bibliotheek, en publiceerde diverse boeken en tijdschriftartikelen over slavernij, slavenhandel, Suriname in de zeventiende eeuw, maritieme jeugdliteratuur en het zwarte kind in Nederlandstalige jeugdboeken. 

Met Hollandse bedaardheid is een bescheiden boekje geworden, een “journalistiek product” zonder notenapparaat maar met een uitgebreide literatuurlijst. In zijn voorwoord erkent Tang dat hij bij het schrijven “op de schouders van reuzen” heeft gestaan. Hij citeert met smaak uit teksten van  “contemporaine schrijvers, historici, professionele en amateuronderzoekers, van mannen en vrouwen die ooggetuigen waren, brievenschrijvers, romanciers, abolitionisten en strijders tegen onrecht”. Het is te merken dat Tang zijn boek voor een breed publiek bedoeld heeft en dat toegankelijkheid bij het schrijven voorop stond.

Nederland en koloniën: lichtgroen VOC, donkergroen WIC. / Beeld: red4tribe - Eigen werk, CC BY-SA 3.0, via Wikimedia Commons

Slavernij in Oost en West

Tang begint zijn relaas met een korte uiteenzetting over de verschillen tussen de slavernij in de koloniën in ‘de Oost’ en ‘de West’. In Azië kregen de Nederlanders te maken met een bestaande praktijk van slavernij en slavenhandel en konden ze handig gebruik maken van plaatselijke gewoontes. In Zuid-Amerika moesten Nederland en de andere Europese landen deze praktijken zelf vestigen en uitbouwen. Als gevolg van deze fundamentele verschillen zouden de afschaffing van de slavernij en het contemporaine debat hierover voor elk gebied een andere dynamiek hebben.

Deze fundamentele verschillen uit het verleden werken ook in onze eigen tijd nog door. Via de trans-Atlantische slavenhandel brachten Nederlandse slavenhandelaren tussen 1630 en 1800 ongeveer 600.000 tot slaaf gemaakte Afrikanen naar Zuid-Amerika; bijna de helft (40%) belandde in Suriname. Het verdriet en de pijn over wat er destijds in Suriname en op de Antilliaanse eilanden is gebeurd, leeft nog sterk, ook binnen de Surinaams-Antilliaanse gemeenschap in Nederland. Dat is onder meer te zien in de herdenkingscultuur rond Keti Koti, de jaarlijkse herdenking van het formele einde van de slavernij op 1 juli 1863. Tijdens de nationale herdenkingsbijeenkomst bij het Slavernijmonument in het Oosterpark in Amsterdam wordt het Nederlandse slavernijverleden in Nederlands-Indië zelden genoemd en er zijn bij deze gelegenheid ook weinig nazaten van de slaven uit de Indische archipel aanwezig. Daarmee wil niet gezegd zijn dat de slavernij in de Oost voor de betrokkenen minder erg was dan in de West. 

Opmerkelijk is dat Tang nauwelijks melding maakt van de slavernij aan Kaap de Goede Hoop tussen de jaren 1658 (toen de eerste slaven naar de Kaap kwamen) en 1806 (toen Nederland Zuid-Afrika voorgoed afstonden aan de Britten). Dat is een veelgemaakte omissie, die ik bijvoorbeeld in 2017 al aanstipte in een artikel over de slavernijtentoonstelling in het Tropenmuseum.  Toch is het ontbreken van aandacht voor het Nederlandse slavernijverleden aan de Kaap binnen de opzet van Met Hollandse bedaardheid wel begrijpelijk. Het boek beperkt zich in hoofdzaak tot de maatschappelijke en politieke discussies die er in Nederland in de achttiende en negentiende eeuw over de afschaffing van de slavernij gevoerd werden. Toen aan de Kaap in 1834 de slavernij werd afgeschaft, was de Kaap al overgegaan in Britse handen; de Nederlanders hadden het er niet meer voor het zeggen.

Verzet van de tot slaaf gemaakten 

Misschien was het voor de slaafgemaakten aan de Kaap ook maar goed dat de Nederlanders in 1806 waren vertrokken. Want het besluitvormingsproces, vooral als het over de afschaffing over de slavernij in de West ging, sleepte zich decades lang voort, en had daarmee wel iets weg van een eenentwintigste-eeuwse kabinetsformatie. Voor die traagheid gebruikt Tang het prachtige woord “labberkoelte”, een verouderde scheepsterm die duidt op een situatie waar er weinig wind staat en zeilschepen nauwelijks vooruitkomen. Ook de titel Met Hollandse bedaardheid verwijst ernaar.

In zijn boek onderzoekt Tang dus welke factoren ertoe hebben bijgedragen dat Nederland in de negentiende eeuw in de koloniën eindelijk de slavernij afschafte. De eerste factor die hier genoemd moet worden, is het verzet van de slaafgemaakten zelf. Zij uitten hun onvrede onder meer door langzaamaanacties, het vernielen van gereedschap en bevelen negeren tijdens het werk, weglopen, marronage en gewelddadige opstand.

Ongetwijfeld zorgde het verzet van de slaafgemaakten voor spanningen onder de plantagehouders en de koloniale gemeenschap als geheel. De situatie was explosief! Maar dat was voor de Nederlandse regering nog geen reden om de slavernij dan maar af te schaffen. Suriname was een plantage-economie en slaafgemaakten waren onmisbaar om die draaiend te houden. Er stonden dus grote economische belangen op het spel. Op Haïti waren slaven erin geslaagd de Franse koloniale macht te verdrijven en was er een onafhankelijke staat ontstaan. Maar zolang de Nederlanders in hún stukjes “West” nog aan het bewind waren, moest de afschaffing van de slavernij gerealiseerd worden door parlementair besluit, en met een stempel van de koning erop.

De macht van het woord

Een tweede factor die door Tang uiteengezet wordt, zijn ontwikkelingen elders in de wereld.  Voor zover het om de afschaffing van de slavernij ging, waren de Nederlandse keuzes niet zelden een reactie op wat er in het buitenland gebeurde, zoals de Amerikaanse Onafhankelijkheidsoorlog en de Franse Revolutie. Al ging een ideaal als “vrijheid, gelijkheid en broederschap” voorlopig niet op voor de slaafgemaakten in de Nederlandse koloniën.

Een gebeurtenis die beslist als aanjager voor de Nederlandse besluitvorming heeft gewerkt, is de afschaffing van de slavernij door Groot-Brittannië in 1808. Groot-Brittannië oefende druk uit op andere landen om dit voorbeeld te volgen, en nadat de Britten prins Willem Frederik (de latere Willem I) in 1813 hadden geholpen bij zijn terugkeer naar Nederland ná de Bataafse Revolutie, hadden ze in Nederland het nodige krediet opgebouwd.

Tang volgt het juridische en politieke steekspel op de voet. Maar het boeiendst is zijn boek waar hij ingaat op geruchtmakende publicaties die het intellectuele en culturele klimaat rijp moesten maken om de finale stappen te zetten. Opmerkelijk is dat meerdere prominente vrouwelijke auteurs uit de achttiende en negentiende eeuw faliekant tégen slavernij waren en zich daar ook in hun werk over uitspraken. Elisabeth Maria Post (Reinhart, of natuur en godsdienst, een briefroman in drie delen, gepubliceerd in 1791-1792), Betje Wolff (Beemster-winter-buitenleven, 1778) en Petronella Moens (Aardenburg, of de onbekende Volksplanting in Zuid-Amerika, 1817) komen allemaal voorbij. Het boek dat internationaal de grootste invloed op het slavernijdebat zou hebben, was natuurlijk Uncle Tom’s Cabin, Or Life among the Lowly van Harriet Beecher-Stowe (1852). Het boek werd wereldwijd een besteller en zou al in 1853 in Nederlandse vertaling verschijnen.

De twee boeken die in dit verband in Nederland het meest invloedrijk waren, waren Kraspoekol, of de droevige gevolgen van een te verre gaande strengheid, jegens de slaaven (1780) van Willem van Hogendorp en Narrative of a Five Year’s Expedition against the Revolted Negroes of Surinam… (1796) van John Gabriël Stedman. Het voert te ver om hier dieper op deze boeken in te gaan. Wat Dirk Tang in Met Hollandse bekwaamheid over beide titels te vertellen heeft, is uiterst interessant. 

De bedaardheid voorbij

Uit alles blijkt dat de Nederlanders jarenlang niet echt gemotiveerd waren om de slavernij af te schaffen. De belangen van de plantagehouders in de koloniën en de rijke kooplieden in patria waren té groot. Als koning Willem I in 1815 onder Britse druk aankondigt dat slavenhandel voortaan verboden was, dan gaat het alleen over slavenschepen die uit Nederlandse havens vertrekken. Ondertussen varen de schepen tussen de Afrikaanse westkust en de Caraïben nog lustig heen en weer. In een volgende fase, wanneer de teugels een beetje strakker aangetrokken zijn, wordt er volop gesmokkeld en knijpen de lokale rechters een oogje dicht. Aanbevelingen verdwijnen in een la op een ministerie en blijven daar jarenlang stof vergaren. Telkens weer zijn er andere zaken die meer dringend aandacht vragen. Ondertussen gebeurt er niets, en dat was precies de bedoeling.

Toch wordt het geleidelijk duidelijk dat de situatie niet lang meer vol te houden is. In de West neemt de dreiging van een gewelddadige opstand toe. En in Nederland verandert langzaam het tij, vooral wanneer de Britse abolitionisme-beweging vanaf 1840 ook hier voet aan de grond krijgt. Eindelijk is de tijd van labberkoelte voorbij.

In de Oost wordt de slavernij op 1 januari 1860 afgeschaft. Het is – ook dan al – een gebeurtenis die nauwelijks aandacht krijgt. Maar het ging in de praktijk dan ook alleen om de slaafgemaakten op Java (een kleine 5000); op de andere eilanden van de archipel veranderde er voor de tienduizenden slaafgemaakten daar nog heel lang niets. In de West is het op 1 juli 1863 zo ver, al begint er in Suriname dan eerst nog een overgangsperiode van tien jaar, waarin de samenleving zich kon omschakelen naar een andere manier van functioneren. De werkelijke vrijheid begon voor de slaafgemaakten in Suriname pas op 1 juli 1873.

Met Hollandse bedaardheid is een boek zonder grote pretenties, dat deel uitmaakt van een hele stroom nieuwe publicaties over het Nederlandse slavernijverleden. De auteur, Dirk Tang, heeft er goed aan te gedaan te focussen op één thema: hoe de slavernij in de Nederlandse koloniën tot zijn einde kwam. Van alle aspecten van het Nederlands slavernijverleden die een schrijver kan kiezen, is dit zeker het vrolijkste en hoopgevendste. Al is enig cynisme over de “Hollandse bedaardheid” waarmee de afschaffing keer op keer omzeild, ondermijnd en uitgesteld werd, op zijn plek. (Alweer: net als bij de huidige kabinetsformatie.)

Het lijkt alsof Tang weinig nieuwe inzichten te berde brengt en vooral bekende feiten in een aangenaam nieuw verband bij elkaar gebracht heeft. Maar ongetwijfeld kan hij dit doen nadat hij zich een leven lang met dit en verwante onderwerpen heeft beziggehouden. Het boek kón zo vlot en luchtig geschreven worden omdat de schrijver kan putten uit een brede en diepe kennis van het onderwerp.

Terugblikkend constateert historica Johanna M. van Winter in 1952 dat de afschaffing van de slavernij in Nederland nooit een “volkszaak” zou worden, “een onderwerp van toegewijde belangstelling bij de hele natie”. Hetzelfde kan op dit moment ook gezegd worden voor de erkenning van het Nederlandse slavernijverleden. Ook dit is geen “volkszaak”. Maar hopelijk is ook hier sprake van een traag en geleidelijk proces, dat niettemin zal leiden tot een uitkomst die onvermijdelijk is, en dat de “labberkoelte” – mede dankzij tentoonstellingen en een boek als dit – ooit voorbij zal zijn. (Hopelijk hoeven we op een doorbraak in de kabinetsformatie minder lang te wachten.)

Keti Koti-herdenking bij het Nationaal monument slavernijverleden in het Oosterpark te Amsterdam, 1 juli 2017 (Foto: Elize Zorgman)

***

i Met “Nederland” wordt hier bedoeld: in de zeventiende en achttiende eeuw: de Republiek der Zeven Verenigde Provinciën; 1795-1806: de Bataafse Republiek; vanaf 1813: het Koninkrijk der Nederlanden.

Lees ook:

Het slavernijverleden is deel van het verleden van álle Amsterdammers

Conservatoren slavernijtentoonstelling Rijksmuseum (2020): "Het slavernijverleden is van ons allemaal"

Amsterdam biedt excuses aan voor rol in slavernijverleden

Amsterdam wil museum over Nederlands slavernijverleden

Keti Koti

Slavernij in Azië op de kaart

Op toekomstige expositie verdient ook Zuid-Afrikaans slavernijverleden een plaats

Het Nederlandse slavernijverleden nader verkend

Kleine schelpjes herinneren Nederland koppig aan het slavernijverleden

Buro: IG
  • 0
Verified by MonsterInsights
Top