In een tijd waarin talen onder druk staan en de nuance uit onze taal verdwijnt, is het goed als er toegankelijke boeken verschijnen die ons eraan herinneren hoe scherp, verrassend en speels taal kan zijn. Hoewel te veel luchtigheid gaat tegenstaan.
“Weet je”, zuchtte mijn promotor op een dag, “ik word hier een beetje mies van.” Tussen ons op tafel lag het proefschrift van een PhD-kandidaat die onlangs gepromoveerd was, uiteraard bij een andere hoogleraar. Mijn promotor wierp me een blik van verstandhouding toe en ik had de moed niet om te zeggen dat ik geen idee had wat “mies” betekende. Wat me vooral opviel, was dat het boek in kwestie zo dun was. Míjn proefschrift zou heel wat meer om het lijf hebben…
Het woord “mies”, zo lees ik op de website van Onze Taal, komt uit het Jiddisch en betekent “lelijk, ongunstig”. Het gaat terug op een Hebreeuws woord dat “lelijkheid, minderwaardigheid” betekent. En het kan ook “armetierig” of “bangelijk” betekenen, zoals in “een mies mannetje”.
Waarschijnlijk bedoelde mijn promotor dat het proefschrift in kwestie in zijn ogen gemakzuchtig en receptmatig in elkaar gezet was. Het boek was minderwaardig, of riep bij hem een gevoel van teleurstelling op.
Niet leuk
Ik moest hieraan denken bij het lezen van Leukerlands. Taalplezier in stukjes van lexicograaf Rob Tempelaars. Tempelaars was zesendertig jaar verbonden aan het Instituut voor Nederlandse Lexicologie en later het Instituut voor Nederlandse Taal in Leiden. Hier werkte hij als woordenboekmaker, eerst bij het Woordenboek der Nederlandsche Taal (WNT) en daarna bij het Algemeen Nederlands Woordenboek (ANW). Naast wetenschappelijke artikelen schreef hij ook “stukkies” over taal voor een breder publiek. Ter gelegenheid van zijn pensioen in november 2022 zijn ruim tweehonderd van deze “stukkies” van 1994 tot nu, soms in herziene vorm, verzameld in Leukerlands.
Uit de indeling van het boek blijkt al waar in al die jaren Tempelaars’ belangstelling naar uitging: krachttaal (informeel taalgebruik, scheldnamen, scheldwoorden, verwensingen en vloeken), namen (achternamen, bijnamen en spotnamen), neologismen (nieuwe betekenissen, nieuwe woorden en nieuw woordgebruik), taalspel (afkortingen, kindertaal, klankspel, spoonerismen, taalkundige misverstanden, woordspelingen en verkortingen), woordenboeken (betekenissen, definities, lexicografen, purismen en spookwoorden) en woordherkomst (etymologie, waarom iets heet zoals het heet en woordvorming).
..........
Tempelaars schat dat er in het Nederlands per jaar zo’n 3000 nieuwe woorden en uitdrukkingen bij komen.
..........
Vooral uit de afdeling over neologismen blijkt maar weer eens hoezeer lexicografen hun vinger aan de pols van de tijd hebben. Tempelaars schat dat er per jaar in het Nederlands zo’n 3000 nieuwe woorden en uitdrukkingen bij komen. Neem bijvoorbeeld dikketruiendag, borstvoedingsbank, botanisch stoepkrijten, gumcultuur, draaideurdocent, tepelgate en sjoemelsoftware. Gemiddeld zal volgens Tempelaars zo’n 95% van dit soort nieuwelingen het woordenboek uiteindelijk niet halen. Dat geldt zeker voor de vele corona-gerelateerde woorden die in de periode 2020-2022 opkwamen.
Terwijl het boekstaven van neologismen dus nog wel een zekere maatschappelijke relevantie heeft, roepen andere delen uit dit boek helaas een “mies” gevoel op. Tempelaars blijkt in zijn vrije tijd namelijk ook een enorme sportfanaat, en hij heeft door de jaren heen een schier onuitputtelijke verzameling bijnamen van sporters aangelegd. Sommige namen roepen herkenning op, andere zijn verrassend. Maar Tempelaars is hier echt té volledig. Bijnamen kunnen ook tenenkrommend zijn, en het enthousiasme van de woordenboekmaker wordt dan een beetje gênant.
Zoals de titel al aangeeft, hoopt Tempelaars de lezer er met dit boekje van te overtuigen hoe “leuk” taal kan zijn. (Het woord “Leukerlands” is natuurlijk een toespeling op een bekende voorloper in dit genre, Opperlandse taal- & letterkunde van Battus ofwel Hugo Brandt Corstius uit 1981.) Maar zelfs Tempelaars’ wens dat de lezer besmet zal raken met het “taalvirus” lijkt met de coronapandemie nog zo vers in het geheugen een ongelukkig gekozen grap. Vandaar dat het boekje, in al zijn bescheidenheid, bij deze lezer een “mies” gevoel oproept.
Rasverteller
Ook Wim Daniëls – schrijver, cabaretier en een veelgevraagd spreker over taal – wil zijn lezers laten ervaren hoe leuk taal kan zijn. Natuurlijk heeft taal ook negatieve kanten, geeft hij toe, bijvoorbeeld als die te moeilijk is, of agressief. “Dat is ‘het dun’ uit de uitdrukking ‘je moet het dun met het dik nemen’”, schrijft hij. “Ik negeer het dun van de taal in dit boek niet, maar ik doe vooral kond van het dik, van de mooie, plezierige, interessante en humoristische taalzaken. Vandaar de titel van dit boek: De Dikke Daniëls.”
De Dikke Daniëls (ook deze titel bevat een toespeling, namelijk op het woordenboek “de dikke Van Dale”) is omvangrijker en veelzijdiger dan Tempelaars’ Leukerlands. In korte hoofdstukjes waagt Daniëls zich onder meer op het terrein van de lexicografie, etymologie, morfologie, fonetiek, fonologie, syntaxis, spelling, naamkunde en taalsociologie. Hij pretendeert geen volledigheidi en mogelijk zullen wetenschappers het niet altijd met hem eens zijn. Maar hij schrijft levendig en toegankelijk en trakteert de lezer schijnbaar moeiteloos op duizenden wetenswaardigheden.
..........
“Mijn moeder taal is dialect.” – Wim Daniëls
..........
Daniëls weet de sympathie van de lezer te winnen door regelmatig te duiden op zijn eenvoudige afkomst: geboren in het Brabantse dorpje Aarle-Rixtel, ouders (zouden we nu zeggen) “laaggeletterd”, moeder werkte in de keuken van een rijke familie en vader als metaalarbeider op “het fabriek”. Zijn moedertaal, verklaart Daniëls strijdlustig, was dialect. Er zijn weinig aspecten van de werking van een taal die je niet vanuit zo’n achtergrond kunt verduidelijken.
Naast sigarenbandjes begon Daniëls als kind woorden te verzamelen; hij tekende ze op in zijn “taalgroeiboek”. Ook houdt hij een lijstje bij van “huppelwoorden”: woorden waar je blij van wordt, niet door hun inhoud, maar door hun klank en vorm. Daniëls overtuigt in zijn passie voor alles wat met taal te maken heeft. Zo ging hij op zoek naar mensen die hij nooit gezien had, maar van wie hij de stem zo mooi vond, zoals die meneer van het Polygoonjournaal of de nieuwslezeres van de radio.
Daniëls is een rasverteller. Zonder actuele onderwerpen als verengelsing of uitstervende talen uit de weg te gaan, weet hij constant een opgewekte en gemoedelijke toon vast te houden. De uitvoering van het boek – lekker dik, met een harde kaft, alleen het leeslint ontbreekt nog – past daarbij. Kritische lezers zullen het boek misschien een beetje oubollig vinden. Maar daar staat tegenover dat taalliefhebbers – zoals de leden van het Genootschap Onze Taal en luisteraars van het radioprogramma De Taalstaat – er vast en zeker van zullen genieten. En juist doordat dit boek geen mies gevoel oproept, kan het ook een nieuw publiek vervullen met verwondering over de rijkdom van de taal.
- Rob Tempelaars, Taalplezier in stukjes. Leiden: Instituut voor de Nederlandse Taal, 2023. Met een voorwoord door Nicoline van der Sijs. 225 pagina’s. ISBN 9789463192620, € 16,95.
- Wim Daniëls: De Dikke Daniëls. Het verhaal van onze taal volgens Wim Daniëls. Alfabet Uitgevers, 2022. Gebonden, 344 pagina’s. ISBN 978 90 213 4112 5, € 24,99; e-ISBN 978 90 213 4113 2, € 12,99.
***
i Af en toe verwijst Daniëls naar het Afrikaans, bijvoorbeeld in het hoofdstukje over pidgins en creooltalen of waar hij het verschil tussen “ei”, “ij” en “y” behandelt. Een gemiste kans is dat hij het Afrikaans níet betrekt in een hoofdstukje getiteld “Wat is je van?”. Het Afrikaanse woord voor “achternaam” is letterlijk “van”.
Lees ook:
Knuffelcontact & waterwappie: Het taaljaar 2021 in tien woorden
Frieda Steurs (INT): "Een taal die niet digitaal ondersteund wordt, gaat dood"
Buro: IG