Op zaterdag 16 november hield dichter Alfred Schaffer in het Trippenhuis in Amsterdam, het hoofdkwartier van de Koninklijke Akademie van Wetenschappen, de derde Hans Groenewegenlezing.
“Wat een kwetsbare lezing,” merkte collega Ellen Deckwitz op, die na afloop met hem in gesprek ging. Daarmee onderstreepte ze dat Schaffer als dichter, onder invloed van het leven in Zuid-Afrika, het persoonlijke heeft toegelaten in zijn poëzie.
Schaffer begint zijn lezing met een citaat van de Duitse dichter Rainer Maria Rilke: “Du mußt dein Leben ändern.” Een ervaring die zijn eigen leven – of tenminste zijn kijk op poëzie – veranderd heeft, vertelt Schaffer, was een bezoek aan de openbare bibliotheek in Delft.
Niet Delft in Nederland, bekend van het blauwe porselein, maar Delft in Zuid-Afrika, een woonbuurt op de Kaapse Vlakte geteisterd door armoede, werkeloosheid en bendegeweld. Schaffer bezocht Delft met een bescheiden dichterskaravaan onder leiding van Antjie Krog, met dichters uit Zuid-Afrika, Nederland, Indonesië, Suriname en de Antillen.
Tijdens de bijeenkomst in de bibliotheek wisselden professionele dichters en amateur-dichters elkaar af. Schaffer werd diep geraakt door het optreden van een vrouw uit de omgeving die een gedicht voordroeg over verkrachting – de verkrachting van haar dochter.
Een nieuwe rijrichting
Achteraf zou Schaffer zich blijven afvragen hoe het kwam dat het optreden van de vrouw hem zo raakte. Want als dichter probeert hij zelf het sentimentele te vermijden; van oudsher voelt hij zich meer aangetrokken tot hermetische poëzie waarin vorm en stijl voorop staan. Maar dát soort poëzie had plotseling, al was het ook tijdelijk, iets “potsierlijks” gekregen.
“In de bibliotheek van Delft werden mijn gedachten over de waarde en de betekenis van poëzie voor de eerste keer scherp bijgesteld”, aldus Schaffer.
............
“Schaffer betoonde zich met zijn lezing indrukwekkend genereus.”
............
Schaffer, opgegroeid in Nederland als kind van een Nederlandse vader en een Arubaanse moeder, beseft dat zijn visie op poëzie door zijn huidige Zuid-Afrikaanse leefomgeving veranderd is. In Nederland kon hij zich tevreden stellen met schoonheid, meerduidigheid en postmodern spel.
En die “aangeleerde” voorkeuren krijgt hij ook niet zomaar afgeschud. Maar in de Zuid-Afrikaanse context – gesymboliseerd als een plek zoals Delft op de Kaapse Vlakte – raakt de vraag of een dichter wel “echt” of “waarachtig” mag zijn, irrelevant.
Het evenwichtsnummer van de dichter
Aan de hand van de gedichten van Ronelda S. Kamfer, die door hem in het Nederlands zijn vertaald, probeert Schaffer erachter te komen welke eigenschappen Kamfers poëzie, die een onthutsend beeld geven van de Zuid-Afrikaanse werkelijkheid en die totaal verschillen van de abstracte gedichten die hij in Nederland heeft leren waarderen, dan toch tot literatuur maken.
Zelfs in haar meest persoonlijke bundel, Hammie (2016), geschreven na de dood van haar moeder, vervalt Kamfer nergens in sentimentaliteit. Dat komt, merkt Schaffer, onder meer door haar gebruik van humor en door haar ambachtelijke benadering van het schrijven – zelfs als haar gedichten de lezer tot tranen weten te roeren.
En Kamfer is niet de enige Zuid-Afrikaanse dichter die de grote thema’s niet uit de weg gaat. Zuid-Afrikaanse poëzie gáát ergens over. Dat geldt natuurlijk in de eerste plaats voor Antjie Krog, over wie een Nederlandse criticus ooit verwonderd opmerkte dat zij in haar poëzie nog zulke “gedateerde woorden als ‘medemenselijkheid’” durfde te gebruiken. Maar diezelfde “thematiek van medemenselijkheid” vind je volgens Schaffer bij meer Zuid-Afrikaanse dichters, onder wie ook dichters van een jonge generatie als Jolyn Phillips en Pieter Odendaal.
............
“In de Zuid-Afrikaanse context raakt de vraag of een dichter wel ‘echt’ of ‘waarachtig’ mag zijn, irrelevant.”
............
Overigens zijn het niet alleen jonge Zuid-Afrikaanse dichters die het nodig vinden om zich in klare taal over grote maatschappelijke thema’s uit te spreken, constateert Schaffer. Ook onder jonge Nederlandstalige dichters bespeurt hij een wending naar meer geëngageerde poëzie. In dit verband noemt hij onder meer Lieke Marsman, Simone Atanga Bekono, Dean Bowen, Radna Fabias en Mustafa Stitou.
Schaffer betoonde zich met zijn lezing indrukwekkend genereus. Hij gebruikte de gelegenheid om zowel de Afrikaanse poëzie (hoofdzakelijk van bruine dichters) als het werk van opkomende Nederlandse dichters voor het voetlicht te brengen.
Met zijn waardering voor deze auteurs is hij ver afgedwaald van de hermetische dichters waar hij in Nederland van heeft leren houden. Is die eerste liefde dan minder geldig geworden? Nee, dat niet. Schaffer heeft zijn lezing dan ook de ondertitel “Het evenwichtsnummer van de dichter” meegegeven. Die middag in de bibliotheek in Delft, Zuid-Afrika, heeft iets in hem wakker gemaakt dat niet meer zo makkelijk terug te dringen is. Esthetiek. Engagement. Misschien moet het niet óf-óf zijn, maar én-én.
Steeds persoonlijker
Uit de nabespreking, die buitengewoon goed en scherpzinnig geleid werd door Ellen Deckwitz, wordt duidelijk dat Schaffer in zijn eigen schrijfwerk – hij is op dit moment in Nederland om aan een nieuwe dichtbundel te werken die aangekondigd staat voor mei 2020 – ook steeds meer de richting van het persoonlijke en het engagement gaat.
Uiteraard wil Schaffer in dit stadium nog niet te veel loslaten over zijn nieuwe bundel. Maar hij laat wel doorschemeren dat hij bezig is om zijn eigen familieachtergrond te verkennen.
Schaffer wijst erop dat de waardering voor hermetische poëzie typisch West-Europees is. In grote delen van de wereld gelden heel andere normen. Bijvoorbeeld omdat de performance daar een meer prominente plaats inneemt dan hier. Maar ook bij ons treedt een verschuiving op door de opkomst van de spoken word-traditie. Zichzelf ziet Schaffer niet als een voordrachtkunstenaar. Hij houdt het maar bij mooi en rustig voorlezen. Gebaren erbij? Dat is niets voor hem.
Tussen daar en hier
Deckwitz merkt op dat isolement een terugkerend thema is in Schaffers werk. Schaffer geeft toe dat zijn gevoel van isolement door zijn vertrek naar Zuid-Afrika logischerwijs alleen maar is versterkt. Hij heeft bijvoorbeeld een rare band met zijn eigen werk gekregen.
............
“Esthetiek. Engagement. Misschien moet het niet óf-óf zijn, maar én-én.”
............
Want zijn boeken verschijnen bij een uitgever in Nederland en ze worden daar bekroond, “maar ik woon daar helemaal niet”. Hij herkent zichzelf ook niet in het beeld van de typische Nederlandse dichter, “corduroy blazer en een biertje in de hand”.
En hoewel hij het Nederlandse nieuws wel volgt, kijkt hij vanuit zijn Zuid-Afrikaanse referentiekader inmiddels met verbazing naar de uitgesponnen discussies die in Nederland gevoerd worden. Hoe is het mogelijke dat, als de maximum snelheid omlaag gaat van 130 naar 100 km per uur, daar in de media dagenlang over wordt doorgepraat? “En op de dag dat ik hier aankwam, was er op Schiphol bijna een vliegtuigkaping. Shame.”
Maar natuurlijk leeft hij nog altijd mee als het Nederlands elftal speelt. Hoewel hij onlangs, toen de Springbokke de wereldbeker rugby wonnen, voor het eerst óók zijn keel schor heeft geschreeuwd.
- Foto: Elize Zorgman
Lees ook
LitNet-archief: Persbericht: Charlotte Köhler Prijs voor poëzie naar Alfred Schaffer
Buro: IG